Een Ierse priester, een Britse butler, een Italiaanse graaf en een Britse militair. Het was geen alledaags viertal dat tezamen “de Raad van Vier” vormde. Met het Vaticaan als uitvalsbasis hielp de verzetsgroep in Rome enkele duizenden geallieerde krijgsgevangenen en Joden ontsnappen aan de nazi’s.
In De monsignore en de nazi vertellen de Duitse journalisten Arne Molfenter en Rüdiger Strempel het verhaal van deze verzetsorganisatie en haar grondlegger, monseigneur Hugh O’Flaherty, die in het Vaticaan onderdeel uitmaakte van de curie. Met zijn hulpwerk begon deze van oorsprong Ierse priester in 1941 als secretaris en tolk van de pauselijke nuntius in Italië, die zorg droeg voor het welzijn van geallieerde krijgsgevangenen in Italiaanse krijgsgevangenenkampen. Als zijn baas zijn werkdag alweer afgerond had, ging O‘Flaherty door met het welzijnswerk. Hij verzamelde namen van krijgsgevangenen die via Radio Vaticaan aan familie doorgegeven konden worden, zorgde dat hulppakketten van het Rode Kruis de kampen bereikten en regelde dat dokters gewonde of zieke krijgsgevangenen konden bezoeken. Zijn inspanningen gingen zo ver dat de Ierse gezant in Rome vreesde dat de Ierse neutraliteit in gevaar gebracht werd.
Omdat ook het Vaticaan zijn neutraliteit niet op het spel wilde zette, werd O’Flaherty van zijn post ontheven. Voortaan hield hij zich bezig met het inlichten van Italiaanse families over het lot van hun verwanten aan het Middellandse Zee-front of in geallieerde krijgsgevangenenkampen. Maar de Ier trok zich van politieke gevoeligheden niets aan en bleef hulp bieden aan iedereen die dat nodig had. Het aantal hulpbehoevenden nam rap toe toen Italië in 1943 de kant van de geallieerden koos en Duitsland het land van zijn voormalige bondgenoot binnenviel. Geallieerde krijgsgevangenen ontsnapten in grote aantallen toen hun Italiaanse bewakers het bijltje erbij neerlegden. Velen vluchtten naar Rome, waar O’Flaherty hun onderduik organiseerde, samen met John May (de butler van de Britse ambassadeur bij de Heilige Stoel), graaf Sarsfield Salazar (van het Zwitserse gezantschap in Rome) en uiteindelijk ook de Britse majoor John Derry, die zelf ook uit krijgsgevangenschap ontsnapt was.
De prominente verzetsrol van O’Flaherty bleef bij de nazibezetters niet onopgemerkt, maar zolang hij zich binnen het neutrale Vaticaan bevond konden ze hem niet arresteren. Sluwe pogingen om hem hiervandaan te ontvoeren of om hem op te pakken als hij zich waagde buiten het Vaticaan faalden. Eens wisten leden van de Zwitserse Garde hem op het nippertje te redden uit handen van Gestapo-agenten die Vaticaanstad waren binnengeglipt. De Ierse priester werd vijand nummer één van SS-Obersturmbannführer Herbert Kappler, de chef van de Sicherheitsdienst in Rome van wie in het boek ook een portret geschetst wordt. Behalve dat O’Flaherty hem tegenwerkte door geallieerde krijgsgevangenen te helpen onderduiken, dwarsboomde hij tevens de deportatie van Romeinse Joden. Ook Joodse vluchtelingen werden door de priester en zijn medestanders namelijk op veilige locaties in het Vaticaan en Rome ondergebracht, in kloosters en kerken en bij Italiaanse gezinnen thuis.
Het auteursduo beschrijft het kat-en-muis-spel dat zich ontspon tussen Kappler en O’Flaherty. Die laatste nam soms grote risico’s enkel om de nazi’s een loer te draaien, overigens tot afkeuring van de veel voorzichtiger opererende majoor Derry. Zo nam de geestelijke eens de hoogste geallieerde militair in Rome, de Britse Major General Michael Gambier-Parry, vanuit zijn onderduikplek mee naar het Duitse gezantschap in het Vaticaan. Daar introduceerde hij hem als een “bevriende Ierse dokter” aan de Duitse ambassadeur in Italië, Otto Christian von Bismarck. Deze fervente nationaalsocialist amuseerde zich nietsvermoedend met de Brit en nodigde hem zelfs uit om eens bij hem op bezoek te komen.
Maar zo luchtig ging het er zelden aan toe in bezet Italië, zo blijkt ook uit de in het boek beschreven executie van 335 gijzelaars in de Ardeatijnse grotten vlakbij Rome op 24 maart 1944. Onder de slachtoffers waren ook vijf Italiaanse medestanders van O’Flaherty. Deze massamoord werd uitgevoerd onder leiding van Kappler. Het was een represaille voor een aanslag die een dag eerder door Italiaanse partizanen gepleegd was op een Duitse politiecolonne in de Via Rasella in Rome, waarbij 32 doden gevallen waren. Hitler persoonlijk had vanuit zijn residentie in de Beierse Alpen geëist dat voor elke omgekomen Duitser 30 tot 50 gijzelaars gedood moesten worden, wat uiteindelijk teruggebracht werd tot 10. De slachtoffers werden door Kappler en zijn ondergeschikten vermoord met een nekschot. Toen er een eind gekomen was aan het bloedvergieten werden de ingangen van de grot opgeblazen. Zo hoefde men geen moeite te doen om de lichamen te begraven.
De monsignore en de nazi is geen diepgaande studie naar de verzetsactiviteiten van O’Flaherty en zijn medestanders, maar een in verhalende stijl geschreven, toegankelijke kennismaking met deze buiten Ierland vrijwel onbekende held en zijn daden. Voor de patriottische Ier was het geen enkel bezwaar om Britten te helpen, ondanks de politieke problemen tussen zijn land en het Verenigd Koninkrijk. Na de oorlog bood hij geestelijke steun aan de in Italië voor oorlogsmisdaden veroordeelde Herbert Kappler, die tijdens de oorlog de priester zonder pardon naar een concentratiekamp had willen sturen of erger. Dit boek vormt een verdiend eerbetoon aan de vergevingsgezinde en menslievende monseigneur O’Flaherty. Daarnaast is het een welkome nuance op de veelgehoorde stellingname dat het Vaticaan tijdens de oorlog passief of zelfs pro-Duits is geweest. De 6.500 personen die gered werden door de Ierse priester en zijn vele medestanders binnen en buiten de Heilige Stoel zijn de getuigen van een andere kant van de geschiedenis.
Boek: De monsignore en de Nazi – Arne Molfenter & Rüdiger Strempel