Mensen die praten als Brugman zou je ook kletsmajoor kunnen noemen. Een kletsmajoor is bekend als koekjesnaam, maar wordt ook gebruikt voor mensen die niet kunnen stoppen met praten. Het woord wordt vooral in negatieve zin gebruikt voor iemand die te veel kletst – gebruikt worden. Hoe komen we aan dit bijzondere woord?
Betekenis van kletsmajoor
Iemand die voortdurend aan het praten is en veel kletst, is dus een kletsmajoor. De naam wordt gebruikt voor mensen die veel en onbeduidend praten. Wat ze zeggen is (doorgaans) niet zo heel interessant.
Van het begrip zijn tal van aardige synoniemen in omloop, zoals kletskous, kletsmeier, zeurkous, kletskop, zwammer, leuterkous, lulkous, kakel, babbelaar, rivierdonderpad, gowie, kwektante, veelprater, kletskamizool, ratelkous, bavard, praatziek persoon, flapuit, kwek, wauwelaar, kletslustige, leuteraar, babbelachtige en zwetser.
Herkomst van het woord
Het woord kletsmajoor wordt volgens Etymologiebank.nl minstens sinds eind negentiende eeuw in de Nederlandse taal gebruikt. De volgende boektitel van Justus van Maurik kwam in 1883 voor:
Met z’n achten: “hij pruttelt in zichzelven … dat de Kamerleden kletsmajoors moesten heeten.”
Hier sloeg het woord dus op de Kamerleden in Den Haag, die blijkbaar veel praatten. In die tijd werd de term ook al gebruikt in het Nederlandse leger, voor soldaten met een hogere rang (vandaar: majoor). In de Java-bode van 7 juli 1888, zo leert ons Delpher, staat het volgende:
Ja, of ijg als bataillons-commandant gepensionneerd is of alleen maar non-actief, dat weet ik niet zegt er een, maar als kletsmajoor is hij zeker nog actief. In het circus.
De officier die bij de land- en luchtmacht een rang boven de kapitein staat, de majoor, gold ook als kletskous. En dan met name de in 1914 geïntroduceerde legerpredikanten of aalmoezeniers. Hun rang was die van majoor en natuurlijk hadden deze legerdominees veel te kletsen. Vanaf 1914 werd kletsmajoor dan ook voor geestelijke verzorgers in het leger gebruikt en niet alleen meer voor bijvoorbeeld politici of advocaten.
In De Groene Amsterdammer van 29 november 1914 is deze frase te lezen, die aanduidt dat het begrip vooral in pejoratieve (negatieve) zin werd gebruikt:
“Het woord Kletsmajoor heeft nu eenmaal een ongunstige beteekenis. Noch advocaat, noch predikant, noch iemand anders zal het vleiend vinden met dat woord aangesproken of betiteld te worden.”
Naast kletsmajoor werd begin twintigste eeuw ook kletsmeier gebruikt (meier was, naast benaming voor briefjes van honderd gulden, straattaal voor ‘man’), dat volgens sommige etymologen later is verbasterd tot kletsmajoor.
Boekenrubriek: Taalgeschiedenis
Bronnen â–¼
Internet
-https://ivdnt.org/onderzoek-a-onderwijs/webrubrieken/woordbaak-archief/1287-waarom-noemen-we-iemand-die-voortdurend-praat-een-kletsmajoor
-http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/kletsmajoor
-https://www.encyclo.nl/begrip/KLETSMAJOOR
-https://www.ensie.nl/scheldwoordenboek/kletsmajoor
-https://www.delpher.nl/nl/kranten/view?query=kletsmajoor&coll=ddd&sortfield=date&identifier=ddd%3A010487552%3Ampeg21%3Ap007&resultsidentifier=ddd%3A010487552%3Ampeg21%3Aa0050