Als doctor in de natuur- en botanische wetenschappen genoot Léo Errera al tijdens zijn leven grote internationale faam. Zijn baanbrekende publicaties over de glycogenese in de mycologie1 en de moleculaire fysiologie2 gelden tot op de dag van vandaag binnen wetenschappelijke kringen nog steeds als referentiewerken. Een kijk op het leven van een bijzonder man.
Errera’s jonge jaren en studieparcours
Léo Abram Errera, zoals hij voluit heette, werd als oudste zoon van Giacomo Errera (1834-1880) en Marie Oppenheim (1836-1918) geboren op 4 september 1858 te Laken. Samen met zijn broer Paul groeide de jonge Léo op in een welgesteld gezin. Vader Giacomo was een uit Venetië afkomstig bankier die uit een Sefardisch Joodse familie stamde. In 1861 werd Giacomo tevens de eerste consul-generaal in België van de pas één geworden Italiaanse Staat. Léo’s moeder Marie was de dochter van Joseph Oppenheim die samen met zijn broer Adolphe één van de grootste Duitse bankconsortia bestuurde.
Léo liep een tweetal jaar school aan het atheneum van Brussel maar bleef toen thuis en kreeg er les van privéleraren. In 1868 nam het gezin zijn intrek in een laat achttiende-eeuws pand3 in de Koningsstraat te Brussel, dat indertijd als refugehuis was gebouwd op last van Nicolas-Joseph Maras, de toenmalige abt van de Norbertijnenabdij te Grimbergen. Op amper zeventienjarige leeftijd schreef de jonge Errera zich in aan de ‘Université Libre de Bruxelles’ (ULB) waar hij eerst de kandidatuur Letteren en Wijsbegeerte volgde. Die richting interesseerde hem echter maar matig en al vlug schakelde hij over naar de faculteit Wetenschappen. Hij promoveerde er in 1877 als doctor in de wetenschappen. Twee jaar later behaalde hij er zijn tweede bul, ditmaal als doctor in de botanische wetenschappen. In die periode kwam Errera in contact met Charles Darwin (1809-1882) wiens evolutietheorie hij als één der eerste openlijk verdedigde en met wie hij langdurig een uitvoerige correspondentie onderhield.
Aan de universiteit van Straatsburg specialiseerde Errera zich vervolgens verder bij arts en mycoloog Anton de Bary (1831-1888) en biochemicus Felix Hoppe-Seyler (1825-1895). Daarnaast studeerde hij er histologie4 bij Heinrich Waldeyer (1836-1921) die een grote reputatie genoot voor zijn innoverend onderzoekswerk op gebied van lympheweefsel. Nadien volgde hij plantenfysiologie aan het Botanisch Instituut te Würzburg, bij Julius von Sachs (1832-1897).
Wetenschappelijk werk en realisaties
Errera verwierf al snel grote naambekendheid met zijn onderzoek naar de verdedigingsmechanismen bij planten tegen herbivoren. In 1884 werd hij door de Universiteit van Brussel aangezocht om er aan doctorandi een cursus ‘Anatomie et physiologie végétales spécialement appliquées à l’étude des Cryptogames’5 te doceren. Later zou hij er de leerstoel botanica van Jean-Edouard Bommer (1829-1895) overnemen.
Enige tijd nadien trad hij toe tot de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België. Kort daarna richtte hij een onderzoekslaboratorium op in de gebouwen van de Kruidtuin. Het labo bleek evenwel algauw te klein. Errera vatte daarom het plan op een instituut voor botanische research te creëren dat nauw zou samenwerken met de ULB. Toen hij in Sint-Joost-ten-Node een woning kon aankopen vlakbij de Kruidtuin, vestigde hij er zijn ‘Laboratoire d’Anatomie et de Physiologie Végétales’. Hij deed er onder meer onderzoek naar de aanwezigheid van alkaloïden bij planten. Errera bundelde minutieus zijn bevindingen die hij regelmatig publiceerde in zijn ‘Recueil de l’Institut Botanique de Bruxelles’.
Antisemitisme
Gedurende heel zijn leven stelde Errera als overtuigde humanist de mens centraal waarbij hij waarden zoals rede en rechtvaardigheid hoog in het vaandel droeg. Door zijn Joodse achtergrond trok hij vaak hard van leer tegen alle vormen van antisemitisme. Toen er in Rusland naar aanleiding van de moord op tsaar Alexander II verscheidene opéénvolgende anti-joodse pogroms uitbraken, ageerde hij daar fel tegen. Als reactie op de aanhoudende Jodenvervolgingen in het tsaristische Rusland publiceerde hij zijn boekwerk: ‘Les Juifs russes: extermination ou émancipation?’.
Bloedende hosties
Errera besloot ook om het verhaal van de bloedende hosties dat in Brussel op het einde van de veertiende eeuw een golf van antisemitisme had veroorzaakt, nader onder de loep te nemen. Volgens de kronieken hadden Joden op Goede Vrijdag 1370 zogezegd gewijde hosties gestolen en ze met dolken doorstoken tot deze op wonderbaarlijke wijze begonnen te bloeden. De profanatie en het onverklaarbare bloeden van de hosties werd in 1402 door de Kerk als een heus mirakel bestempeld. Errera ontzenuwde echter het mirakelverhaal door aan te tonen dat op hostiedeeg roodachtige vlekken kunnen voorkomen als gevolg van blootstelling aan bepaalde bacteriën.
Mecenas
Minder bekend is de belangrijke rol die hij als mecenas speelde. Zo financierde hij een aanzienlijk deel van de expeditie van Adrien de Gerlache (1866-1934) naar Antarctica. Het laatste continent dat op het einde van de negentiende eeuw nog steeds grotendeels ‘terra incognita’ was, prikkelde immers Errera’s kennishonger. Zelf nam hij aan de avontuurlijke onderneming geen deel, maar liet het wetenschappelijk onderzoek over aan onder andere de Poolse oceanograaf Henryk Arctowski (1871-1958) en de Franse biologen Jules Bonnier (1859-1908) en Charles Pérez (1873-1952).
Bij terugkeer van de poolexpeditie in 1899 werden de meegebrachte wetenschappelijke data en stalen door een voor dat doel speciaal opgerichte onderzoekscommissie nauwgezet geanalyseerd. Deze ‘Commission de la Belgica’ zoals ze genoemd werd, bestond uit wetenschappers en experten van verschillende disciplines. Errera die er als botanicus deel van uitmaakte, hielp mee de wetenschappelijke gegevens te verwerken. De eerste bevindingen werden al in 1900 gepubliceerd onder de titel: ‘Expédition antarctique belge sous le Commandement de Adrien de Gerlache, 1897-1899’.
Verder schonk Errera per legaat het Botanisch Instituut dat hij oprichtte aan de ULB en bepaalde dat na zijn dood een bedrag van 25.000 frank – nu vergelijkbaar met ongeveer 100.000 euro – moest overgemaakt worden aan de ‘Académie royale de Belgique’. Met die som wilde Errera dat de werken van jonge wetenschappers in het domein van de biologie werden gestimuleerd.
Huldebetoon aan een veelzijdig wetenschapper
Errera kwam op 6 augustus 1905 op zesenveertigjarige leeftijd geheel onverwachts te overlijden in Ukkel aan de gevolgen van een herseninfarct. Hij werd bijgezet in het familiegraf op het Joods perceel van de begraafplaats van Dieweg. Naast een laan die naar hem werd vernoemd, werd er in 1913 aan de Churchill-rotonde in Ukkel een geëmailleerde gedenkplaat ter zijne nagedachtenis ingehuldigd. Verder reikte de Koninklijke Belgische Botanische Vereniging een driejaarlijkse prijs uit die zijn naam draagt waardoor hij blijvend zal worden herinnerd…
Gerelateerd: Het Errerahuis, ambtswoning van de Vlaamse minister-president
2 – In de moleculaire fysiologie wordt voornamelijk onderzoek verricht naar de stofwisseling bij cellen op het kleinst functionele niveau.
3 – Het statige herenhuis bleef drie generaties het eigendom van de Errera’s. Na een grondige restauratie werd het pand in 1998 de ambtswoning van de Vlaamse minister-president.
4 – De histologie is de wetenschap die onderzoek doet naar de bouw en eigenschappen van eenzelfde celweefselgroep.
5 – Cryptogamen zijn in de wetenschap de verzamelnaam voor sporenplanten zoals varens en korstmossen.