Een magiër haalt een vrouw in trance die boven een tafel zweeft door een hoepel. Even verderop staat een aapje achter een fornuis te koken, wijn uit een fles drinkend en een deftige heer laat zijn voet pedicuren, ondertussen genietend van een sigaar. Deze bonte verzameling kleine ‘automaten’ komt tot leven als je voor oplichtende vitrines gaat staan in een Frans museum in Souillac aan de Dordogne. Ze werden eind negentiende eeuw onder andere op kermissen getoond, in een tijd van wereldtentoonstellingen, koloniën en belangstelling voor het exotische.
Iedereen kent ze wel, speelgoedfiguurtjes die bewegen, zoals het Duracell konijntje dat maar blijft door trommelen. Het is een voorbeeld van een automaat, op batterijen of netstroom werkend of die in het verleden, met een stalen veer en een sleutel, werd opgewonden.
Al in het oude Griekenland en Rome werden simpele automaten gemaakt. Ze werkten op waterkracht of met gewichten. In de veertiende eeuw kwamen torenuurwerken op, zoals in Straatsburg en Venetië, waarbij op het hele uur mens- en dierfiguren begonnen te bewegen. Later die eeuw gingen zelfs automatische carillons meespelen. De hertog van Artois verraste zijn bezoekers met muzikale robots, metalen vogels en plotseling werkende fonteinen die het gezelschap nat spoten.
Er kwamen steeds complexere speelwerken op, waarbij drie elementen werden verenigd: een klok, muziek en bewegende figuren, vormgegeven als opwindbare tafelklokken en -automaten. Zo bezat keizer Rudolf II eind zestiende eeuw een zilveren schip van Hans Schlottheim uit Augsburg met een kanon dat echt afgeschoten werd. Een Weihnachtskrippe van dezelfde Schlottheim bestaat uit een mechaniek waarbij kleine figuurtjes ronddraaiend een buiging voor het kindeke Jezus maken. Boven hen schuift de hemel (in de vorm van twee halve bollen) open en drie engelen met gespreide vleugels dalen neer, begeleid door orgelmuziek. Orgelpijpen en blaasbalgen waren onderin dit speelwerk ingebouwd en brachten ‘Uit de hemel daal ik neer’ ten gehore.
Voor de meeste mensen, die geen elektriciteit of opgenomen muziek kenden, moeten het ware wonderen zijn geweest als dergelijke automaten (soms middels een tijdmechanisme onverwacht) begonnen te spelen. Componisten als Mozart, Haydn en Händel componeerden speciale muziekstukken, waarbij de melodie op een cilinder met pinnen werd geprogrammeerd.
Het waren kostbare speeltjes, unica, alleen betaalbaar voor de bourgeoisie en bijvoorbeeld stadsvorsten in steden als Dresden en Florence. Ze werden trots getoond in verzamelkabinetten of tijdens feesten en diners. De poppenfiguren werden steeds verfijnder gemaakt, met opslaande ogen en zo bewegend, dat het leek alsof ze bijvoorbeeld een instrument bespeelden.
Uit de achttiende eeuw dateert de cimbaal spelende La Joueuse de Tympanon, zo precies gemaakt, dat de geprogrammeerde pop zelf op een mini cimbaal acht melodieën speelde. De Zwitserse Pierre Jaquet-Droz maakte een automaat in de vorm van een zelf schrijvend jongetje.
La Joueuse de Tympanon
Mechanische Turk
Zeer beroemd werd de Mechanische Turk, een schaakspelende ‘automaat’. Hij werd in 1769 gemaakt door de Hongaarse ingenieur baron Wolfgang von Kempelen, in opdracht van koningin Maria Theresia. Deze automaat met een levensgrote pop achter een schaakbord reisde onder grote publieke belangstelling door Europa en Amerika, won het schaakspel meestal en nam het zelfs op tegen Napoleon en de oervader van de computer, Charles Babbage.
De Mechanische Turk werd vernietigd tijdens een brand, maar op een gravure is hij nog te zien: een halfhoge kast met openslaande deurtjes, zodat het mechanisme getoond kon worden aan het publiek. Achter het schaakbord zat een Turkse figuur met een tulband op. Deze ‘computer avant la lettre’ leidde destijds al tot discussies over artificiële intelligentie. Achteraf kwam aan het licht dat er een schaakspeler verborgen zat in de kast. Toch was de creatie zeer ingenieus: de verborgen speler kon via een verkleind schaakbord, spiegels en een mechanisme in de kast zetten van de tegenstander observeren en de juiste tegenzetten doen.
Toegankelijker
Door de technische vooruitgang van de industriële en maatschappelijke veranderingen na de Franse revolutie konden automaten in oplagen goedkoper vervaardigd worden. Daardoor werden ze bereikbaar voor een breder publiek. Franse bedrijven als Lambert, Vichy, Houdin (die met zijn automaten optrad en de beroemde illusionist Houdini inspireerde), Decamps en Phalibois vervaardigden ze (de laatste veelal onder glazen stolpen).
Automaat van Jean-Eugène Robert-Houdin
Toch kostte een balalaika spelende Mephistofeles eind negentiende eeuw bij Lambert nog 550 franc (voor een overnachting in een luxueus hotel betaalde je destijds vier franc). Gaston Decamps hield het vol tot het einde van de twintigste eeuw. Het atelier sloot in 1995 haar deuren.
Waren de automaten aanvankelijk klokken, speeldozen van hout en metaal, de latere, zeer verfijnde robot-figuren werden gemaakt met onderdelen van talloze materialen, dankzij een samenwerking van vele vakmensen: ontwerpers die bepaalden wat een automaat moest kunnen (roken, buigen, balanceren), klokkenmakers die het mechanische gedeelte uitwerkten, modelleerders (veelal werkend met klei, gips, hout en was) en mallenmakers voor onderdelen van porselein, karton en papier-maché. Kleermakers vervaardigden de zijden minikostuums met lovertjes, borduursels, kraaltjes en decorateurs zorgden voor de goed lijkende huidoppervlakken (vaak gemaakt met zacht leer), lichaamskleuren en krullende oogwimpers. Ook waren er (glazen) ogenmakers en decorbouwers betrokken bij deze ‘Gesamtkunstwerken’. De thema’s waren ontleend aan de wereld der magiërs, het circus met zijn clowns en de theaterwereld (Folies Bergère). Tongen werden uitgestoken, goocheltrucs geëvoceerd en acrobatiekacts nagebootst.
Zo is er bijvoorbeeld een clown die met zijn hoofd achter een opgehouden waaier verdwijnt. Het hoofd komt vervolgens uit een doos ernaast, in de vorm van een dobbelsteen, weer tevoorschijn.
Utrecht
In het Utrechtse Museum Speelklok is een grote collectie zelfspelende muziekinstrumenten te zien: klokken, een dioramaschilderij met bewegende delen, gemaakt in Groningen, speeldozen, orchestrions, straat-, kermis- en dansorgels, waaronder van de firma Decap uit België, evenals pianola’s met voor iedere melodie een geperforeerde papieren rol, die via voetpedalen wordt aangedreven. Vlakbij een koperen spijltjeskooi met een nachtegaal komt een klein wit konijntje omhoog uit een kool. Het spitst de oren, kijkt schichtig rond, wil aan een blaadje kauwen, maar schrikt en duikt snel weer weg. Dit alles begeleid door ijle muziekklanken.
Een zwartgelakte snuifdoos is getooid met een vogeltje op het deksel dat kwetterend zingt en op een zwarte klok staat een goudkleurige Apollo met harp en speer. Deze orgelklok is in 1750 gemaakt door de Engelse George Pyke. Op de wijzerplaat is achter glas een symbolische schildering over de vergankelijkheid: in een arcadisch landschap komt een vrolijke stoet voorbij, maar op de voorgrond timmeren drie mannen een doodskist, begeleid door muziek van een klein orgeltje in de klok.
Bijzonder en kwetsbaar zijn marottes: bolle poppenfiguren met porseleinen hoofdjes op een houten handvat. Als je ze ronddraait, klinkt er muziek, maar als je de verkeerde kant opdraait, gaat het speelwerk kapot.
Enkele jaren geleden was in het Utrechtse museum de tentoonstelling ‘Moving Magic’ te zien met automaten uit de negentiende en begin twintigste eeuw, evenals een foto van de destijds beroemde Le patissier du Palais Royal van Houdin met bewegende poppetjes die broodbakken. Hij reisde er destijds mee rond en het publiek mocht een te bakken broodje uitkiezen. De zoon van Houdin zat verborgen achter deze minibakkerij. Hij hoorde welke keuze gemaakt werd en even later kwam een bakkertje met het juiste broodje tevoorschijn. Een andere automaat uit die periode bestaat uit een (echt) rokende man met bril die rook inhaleert, terwijl een clown naast hem deze even later weer uitblaast.
Rond 1900 waren er nieuwe rollen weggelegd voor automaten; als reclamedisplays in etalages en op toonbanken; prachtig gedetailleerd, met simpel bewegende onderdelen. Door de komst van elektriciteit konden figuren met elektromotortjes onafgebroken bewegen.
Zo tilt een Zouaaf een oversized pakje Zig Zag tabaksvloetjes boven zijn hoofd en een glimlachende baby komt tevoorschijn uit een blikje Lait Mont Blanc. Aanstekelijke publiekslieveling is Le Rieur, een dik, kaalhoofdig mannetje dat, zodra je voor hem gaat staan, lachend en vooroverbuigend schuddebuikt. Het is een reclame voor een middel tegen maagzuur; het mannetje is opgelucht, omdat zijn maagproblemen zijn opgelost. Ook merken die nu nog bekend zijn maakten vroeger op deze wijze reclame, zoals Gillette, Johnnie Walker, Michelin en Philips. Dat ze uit een voorbije tijd stammen, blijkt uit een scandaleuze zeepreclame, waarbij een mollige dienstmeid met kanten muts een zwart jongetje in schuimend water wast: eerst haren en gezicht, vervolgens kantelt het figuurtje om zijn as (een metalen draadje) in bad; daarna wordt zijn omhoog stekende achterwerk met een borstel schoon geschrobd….
Tegelijkertijd gingen (vooral Parijse) warenhuizen, zoals Lafayette, hun etalages rond de Kerst prachtig decoreren. Hierbij werden automaatfiguren opgeblazen tot soms wel menselijke proporties in sfeervol landschaps- of sprookjesdecors. In het Musée de l’Automate in Souillac staan de bandleden in een verstarde houding achter glas, totdat het licht aangaat, er jazzmuziek opklinkt en drie levensgrote zwarte poppen beginnen te spelen: een pianist met flessen drank op de piano, een violist en een goedlachse drummer, alle drie gekleed in rode jasjes met gouden revers. Het sfeervolle tafereel werd in 1920 gemaakt door Gaston Decamps.
Even verderop buigt een kleinere Charlie Chaplin zich bij een gaslantaarnpaal naar voren, daarbij met zijn schoen tegen de vitrineruit tikkend om aandacht te vragen. Bij een stationstafereel met zeventig centimeter grote poppen komt een ouderwetse locomotief aanrijden. Liggend op het perron lokt een jongetje een uit de mand van een boerenvrouw ontsnapte gans met stukjes brood weg van de rails. Het dier probeert op te fladderen voor de aanstormende locomotief. Een spoorwegbeambte zwaait zijn vlag om de trein te waarschuwen, terwijl een wachtende deftige heer met een dame, die haar lorgnet naar haar ogen brengt, toekijken vanaf het perron.
In enkele vitrines wordt getoond hoe de poppen werden gemaakt. Bij sommige zie je ledematen in de vorm van ijzerdraadjes, bijeengehouden met touwtjes, elastiekjes en bewegend met katrolletjes en spiraalveertjes. De dieren zijn bedekt met echte veren en pelzen. Zo kreeg ‘de sluipende panter’ bijvoorbeeld de beschilderde pels van een gazelle en de ijsbeer in een winterlandschap een witte vossenpels. In het Normandische Falaise loop je in museum ‘Automates Avenue’ door geënsceneerde straten met etalages vol fantasielandschappen, zoals een wintertafereel met een prinses in een koets. Een ander tafereel is geënt op de humoristische anekdote van een dronken man, die ooit een richtingwijzer met plaatsnamen verdraaide. Hierdoor werden wielrenners tijdens de Tour de France door een dorpje geleid en drie van hen worden vlak voor een café rollebollend over de weg geschept door overstekende varkens. De etalage heeft een prachtige, bijna stripachtige vormgeving.
Ook in andere landen, zoals Engeland, werden automaten gemaakt, in de achttiende eeuw vooral op de Oosterse markt gericht. Veel minder bekend is er over automaten die ook al honderden jaren geleden in China en Japan zijn vervaardigd.
200 jaar oud Japans automaat
Beroemd is een tweehonderdjarige Japanse automaat met een zittend figuurtje in een lang gewaad, dat onder het ratelende geluid van de aandrijfkettinkjes van het mechanisme pijlen uit een foedraal haalt, een boog spant en vervolgens de pijlen een voor een werkelijk afschiet. Muziekautomaten die nu nog deel uitmaken van het openbare leven, zijn in Nederland draaiorgels op straat, veelal met bewegende muzikantjes; in België staan Decap dansorgels vooral in cafés (bijvoorbeeld Van Beveren in Antwerpen) en in Kempense danstenten (zoals Heideroosje langs de Turnhoutsebaan).