In de vroege ochtend van 10 mei 1940 vielen Duitse troepen onverwacht Nederland binnen en overrompelden ons land. Binnen vijf dagen moest Nederland zich overgeven. De schok was groot maar werd misschien wat verzacht door het feit dat landen als Polen, Noorwegen, België en vooral Frankrijk al net zo snel werden opgerold en evenmin in staat bleken de Blitzkrieg van het schijnbaar superieure Duitse leger te weerstaan. Zelfs de machtige Sovjet-Unie zou in 1941 en ’42 wankelen en maar net overeind blijven.
In Blitzkrieg onder vuur – analyse en facetten van een historisch debat proberen de historici Ruud Bruijns, Allert Goossens, Martijn Lak en Perry Pierik met een frisse blik te kijken naar het verschijnsel Blitzkrieg, de Duitse overvaltechniek die door tanks, gemotoriseerde eenheden en vliegtuigen verrassend en geconcentreerd in te zetten, zo succesvol uitpakte. De snelheid van die eerste Duitse overwinningen maakten zoals gezegd diepe indruk. Het woord Blitzkrieg ging een eigen leven leiden. Hadden de Nederlandse, Belgische, Franse en Russische legerstaven gelijk toen ze achteraf wezen op die onverwachte Duitse succesformule als verklaring voor hun eigen snelle nederlaag? Of was het niet meer dan een slap excuus van generaals die voorbereid hadden moeten en kunnen zijn maar het niet waren?
Hard oordeel
Om maar met de deur in huis te vallen, de vier krijgshistorici laten in dit boek niet veel heel van het opperbevel in de genoemde landen. Het lange en gedetailleerde betoog van Goossens over de oorlogsvoorbereidingen van Nederland in 1940 is er het sterkste voorbeeld van. Het mondt uit in een lange tirade tegen de politieke en militaire leiding van het Nederlandse leger. Tegenover de Duitse ‘Blitzkrieg’ stelde Nederland een ‘Witzkrieg’, aldus Goossens, de verdediging was een slechte grap, waar alleen Hitler om kon lachen. Mutatis mutandis gold dit ook voor de Poolse en de Russische verdediging, zij het dat de Sovjet-Unie zich na maandenlang geblunder kon herstellen. Hoe komen Goossens c.s. tot dat harde oordeel en hebben ze gelijk?
Aanleiding voor het boek is een door hen bespeurde trend in de historiografie waarin het verschijnsel ‘Blitzkrieg’ wordt gerelativeerd. Van superioriteit van het Duitse leger was helemaal geen sprake, aldus een aantal historici, van verrassing evenmin. Voor dat standpunt valt wel wat te zeggen. In de eerste plaats was dit soort overdonderende offensieven helemaal niet onbekend, integendeel. Het begrip Blitzkrieg werd al 1867 gemunt door de Franse journalist Alfred de la Guéronnière. De successen van het Pruisische leger tussen 1864 en 1871 lieten immers al zien hoe harde eerste klappen daalders waard bleken te zijn. Maar feitelijk was het Blitzkrieg-concept veel ouder en kon je het terugvoeren op de beruchte Slag bij Cannae in 216 voor Christus, toen het Carthaagse leger onder leiding van Hannibal met een omsingelingstechniek het Romeinse verpletterde. Dergelijke omvattingsoperaties, in het latere nazi-jargon, Kesselschlachten genoemd, waren dus allesbehalve nieuw en moeten toch al tijden aan de militaire academies bestudeerd zijn. Het Von Schlieffen plan dat in uitgeklede vorm in 1914 bijna succesvol was en in de jaren ’30 opnieuw werd bestudeerd, was er toch het schoolvoorbeeld van?
Geluksfactoren
In de tweede plaats was dat Duitse leger inderdaad niet zo oppermachtig als in 1940/41 na de nederlagen werd gedacht. Integendeel, het succes zou volgens de Duitse historicus Karl Heinz Frieser weinig te maken hebben met een “superieure Duitse tactiek en bewapening” maar eerder te danken zijn aan “gelukfactoren, politieke beslissingen, falende bondgenoten en stomme pech”, kortom toeval of vermijdbaar zijn geweest.
Net als de geallieerde legers was het Duitse leger hoofdzakelijk op paardenkracht en marcherende infanteristen aangewezen. In Spanje hadden Duitse tanks en vliegtuigen het moeten afleggen tegen de Russische. Ook in Duitse militaire kringen bestond verzet tegen de Blitzkrieg-idee. Nog in ’38 was er de strijd onbeslist tussen voorstanders van diepe aanvallen met tanks in het vijandelijke achterland en aloude opvattingen over voorrang van de infanterie. Wel zouden Heinz Guderian, de grote promotor van het tankwapen en in ’38 schrijver van de bestseller ‘Achtung Panzer’, en zijn medestanders hun gelijk op het Poolse slagveld bewijzen door, weliswaar ten koste van zware verliezen, diep in het achterland door te stoten en zo een georganiseerde terugtrekking en verdediging van het Poolse leger onmogelijk te maken.
En in de derde plaats was die nadruk op Blitzkrieg ook de enige strategische optie die de Duitsers open stond. Al in ’14-’18 was gebleken dat hun economie het op de lange termijn niet kon bolwerken tegen de geallieerde, de blokkade door de Britse vloot was uiteindelijk zeer efficiënt. Ook in ’40-‘45 was de afhankelijkheid van het Duitse leger van olie en andere buitenlandse energiebronnen groot. Voor een langdurige oorlog ontbraken de middelen. Ook dat was voor de oorlog allang opgemerkt en opgeschreven, onder andere in 1939 door de Hongaarse hoogleraar Ivan Lajos. Vijftig jaar later wees de Amerikaanse historicus Paul Kennedy in zijn boek The Rise and Fall of the Great Powers op wat hij noemde de ‘imperial overstretch’, waaraan grote imperia ten onder plegen te gaan: het onhoudbare verschil tussen de economische mogelijkheden en de militaire appetijt. Op den duur moesten de nazi’s de oorlog dus verliezen. Vanuit hun perspectief gezien moest het daarom snel!
Geen superieur leger dus en ook weinig verrassing? Of is dat toch teveel wijsheid achteraf?
Momentum
In zijn bijdrage over de Poolse veldtocht relativeert Perry Pierik op zijn beurt de neiging de Blitzkrieg te bagatelliseren: de Duitse tanks waren niet zozeer verouderd, wel waren de eenheden onervaren. Het Duits succes zat hem in de samenballing, de concentratie van eenheden, in de motivatie en het leervermogen van hun (onder)officieren en hun relatieve handelingsvrijheid op het slagveld. De Duitsers hadden als aanvallers bovendien het momentum aan hun zijde. Dat de Fransen en Britten meer tanks hadden dan de Duitsers en bovendien betere maakte niet uit als je ze verkeerd – namelijk gespreid over de troepen – gebruikte. De Duitse strategie was weliswaar riskant, de verliezen hoog, tot soms wel 50 procent, maar de kern was, aldus Pierik:
“De Duitsers hadden een plan… het werd uitgevoerd en leidde tot resultaten, alle verliezen en tegenslagen ten spijt.” (12)
Polen was met zijn (5000 km!) lange grenzen, zijn ligging, zijn veel kleinere economie en zijn voorwaartse verdediging, gewoon geen partij. Door het pakt met de Sovjet Unie stond Duitsland vooraf ook al met 5-0 voor: op 17 september viel het Russische leger Polen in de rug aan.
Voor operatie Barbarossa tegen de Sovjet Unie gold in de zomer van 1941 aanvankelijk hetzelfde. Het Russische leger was weliswaar in de jaren ’30 oppermachtig maar werd geknakt door de massieve zuivering van het officierskorps in de late jaren ’30. In de stuntelige campagne tegen het Finse leger in ’39 werd dat pijnlijk duidelijk. De Duitse aanval kwam ondanks allerlei waarschuwingen voor Stalin onverwacht, rolde over de offensieve voorwaartse opstelling van het Rode Leger heen en leek binnen een paar maanden – blitzartig – het karwei te klaren. Maar, zoals we weten, dat was in dit geval niet genoeg. Uiteindelijk liep de aanval stuk op de strategische diepte van het Russische land, het eigen gebrek aan voorraden en manschappen van het Duitse leger, de kou en modder van de Russische winter en uiteindelijk het feit dat, en ik citeer:
“Nazi-Duitsland in feite slechts een middelgrote macht was, wiens mankracht, industriële basis en hoeveelheid grondstoffen ver achter bleven bij die van zijn tegenstanders.” (237)
Het Duitse leger was operationeel en tactisch misschien wel superieur, maar het strategisch denken was zwak ontwikkeld.
Tenslotte, het Nederlandse zijtoneel
Wie was verantwoordelijk voor de Nederlandse wanprestatie in mei ’40? Laat zich dat wel excuseren door te wijzen op de onverwachte Blitzkrieg? In zijn felle, soms emotionele bijdrage legt Allert Goossens de zwarte piet bij de politieke en militaire leiding die eigenlijk alles fout deed wat verkeerd gedaan kon worden. De politici wilden de verkeerde oorlog voeren, namelijk totaal geïsoleerd waardoor het totaal ontbrak aan afstemming op de geallieerde (lees Franse) oorlogsinspanning. Het militaire opperbevel weigerde Brabant – en daarmee een gezamenlijke linie met de Fransen – te verdedigen en verzuimde het initiatief rond de al snel bedreigde Moerdijkbruggen ten zuiden van Rotterdam terug te krijgen.
Het enige waartoe het leger te velde in staat leek was, als je het verhaal goed tot je laat doordringen, het in de mist terugtrekken naar een achterliggende linie. Er was te weinig mankracht, veel te weinig munitie, het operationele, tactische en vooral strategische optreden was zwak, uiteindelijk lag dat aan het “gebrek aan fundamentele kwaliteiten van de legerleiding”. De enige reële uitweg, samenwerking met de Fransen, bleef onbenut, al het andere was eigenlijk gerommel in de marge. Het Nederlandse leger trok zich terug op de vesting Holland en probeerde de vestingpoort op te halen om daarna te wachten op ontzetting door de bondgenoten. Nederland vroeg wel, maar droeg zelf niets bij aan de geallieerde oorlogsvoering, is het harde oordeel.
Kaartmateriaal
Een boek dus dat de militaire aspecten van de oorlogsvoering rond 1940 op een overtuigende manier en met grote bevlogenheid in kaart brengt. In kaart? Daar ligt wel een probleem, want waaraan het in dit boek volstrekt ontbreekt is kaartmateriaal. Wie de redenaties wil volgen en wil weten waar zich alles afspeelde, moet maar op internet kijken! Ander minpunt is de detaillering en de overdaad aan voetnoten. Natuurlijk hoef je die niet te lezen, maar wie tachtig pagina’s nodig heeft voor 397 voetnoten terwijl het hoofdverhaal 75 pagina’s telt, die wil misschien iets te veel van de lezer. Schrijven is ook schrappen. Laatste puntje: was het voor dit boek ook niet interessant geweest om eens van perspectief te wisselen? Nederland maakte in Indië in ’47 en ’48 militair de blits toen het mobiele gevechtstroepen inzette om de opstandelingen te verrassen, te desorganiseren en te demoraliseren, in te sluiten en daarna te ‘zuiveren’. Het had zijn lessen geleerd.
Boek: Blitzkrieg onder vuur – Analyse en facetten van een historisch debat
Ook interessant: 10 mei 1940 – Een geschiedenis