21 juni heeft de langste dag en kortste nacht. Op vele plaatsen worden op deze dag midzomerfeesten georganiseerd. De oorsprong daarvan is heel oud.
De Germanen, de eerste bewoners van ons land, vierden het Midzomerfeest uitbundig. Ze maakten grote vuren om de kracht van de zon te eren. De langste dag kondigde de oogsttijd aan en de zon was belangrijk om het graan nog even goed te laten groeien. De zonnevuren hadden voor de Germanen een genezende en magische kracht, en hielpen bijvoorbeeld bij vruchtbaarheid. Verliefde paartjes sprongen over het vuur om hun liefde sterker te maken. Zieken zouden beter worden en kinderloze paren zouden snel kinderen krijgen. De as van het vuur werd de volgende dag over de akkers verspreid.
Sint-Jans dag
Zoals zoveel heidense feesten probeerde de kerk dit feest onder te brengen in een kerkelijke feestdag: Sint-Jans dag. Toch lukte het de kerk nooit om de Germaanse wortels van dit feest uit te roeien. Ook op Sint-Jansdag maakten de mensen grote vuren en was de oogst belangrijk. Het was vooral een boerenfeest. Paartjes die over de akkers rollebolden en naakte meisjes die over de velden renden, waren gebruikelijke taferelen.
Door een verandering in de kalender in 1582 kwam Sint-Jansdag op 24 juni te liggen en niet meer op de 21ste, de astronomisch langste dag. Daarom zijn er twee dagen zijn waarop Midzomerfeesten gevierd worden. De boerenfeesten zijn sinds de splitsing langzaam verdwenen. Hoewel? Er zijn begin 21e eeuw nog genoeg Nederlanders die in de kortste nacht een vuurtje stoken en een oud ritueel laten voortbestaan.