Vechten tegen kolonialisme én fascisme
Karel Michielsen was een Indische jongen en daar was hij trots op. Hij zei eens: ‘Is het je ook opgevallen hoeveel mensen uit Indië actief zijn geweest in oorlog en verzet? Statistisch gezien zijn we sterk oververtegenwoordigd.’ En hij noemde een lange rij prominenten uit de periode die langzamerhand vaderlandse geschiedenis is geworden, om zijn stelling te onderbouwen. ‘Dat komt omdat we een bijzonder soort zijn.’
Deze passage komt uit een in memoriam voor Karel Michielsen, die tijdens de Tweede Wereldoorlog oorlogsvlieger en Engelandvaarder was. En hoewel hij als Indische jongen claimt dat juist ‘zijn’ Indische groep een speciale rol had gespeeld in het verzet tegen nazi-Duitsland, komen we deze oververtegenwoordiging eveneens tegen in het aandeel van strijders uit Suriname en de Antilliaanse eilanden, die in het Nederlandse verzet tegen de Duitse overheersing actief waren. Wat betekende de Duitse bezetting voor migranten uit de kolonies, wie kozen voor het verzet, waarom deden zij dit, en hoe liep het met hen af?
De mensen die voor de Tweede Wereldoorlog vanuit Nederlands-Indië en het Caribisch gebied naar Nederland migreerden, kwamen vooral voor scholing en studie. Het was een beperkte groep die zich dat kon permitteren; het betrof enkele duizenden mensen uit de midden- of hogere klasse. Witte migranten uit de Cariben stuitten hier aanvankelijk op weinig problemen. Maar zwarte migranten en mensen van kleur konden te maken krijgen met discriminatie in het doorlopen van hun studie, en in het vinden en behouden van werk op niveau en van huisvesting. Vanuit Nederlands-Indië arriveerden studenten die zowel van Nederlandse (totok) als van gemengd Indo-Europese en Indonesische komaf waren. Ook in dit geval waren het vooral de vermogende families die vooral hun zonen een opleiding in Nederland konden laten volgen; het aantal dochters dat overzee studeerde was aanzienlijk kleiner. Tijdens de Tweede Wereldoorlog woonden ongeveer tweehonderdvijftig Indonesische studenten in Den Haag, van wie een aantal van adellijke afkomst was.

Luchtstrijd om Den Haag
Den Haag werd tijdens de Tweede Wereldoorlog relatief zwaar getroffen omdat het op een strategisch punt lag: aan de Noordzee, tussen Londen en Duitsland. Nazi-Duitsland wilde de stad snel veroveren omdat de regering hier zetelde. De oorlog begon in de ochtend van 10 mei 1940 met bombardementen van Duitse vliegtuigen op de Alexanderkazerne aan de Oude Waalsdorperweg en de vliegvelden Ypenburg, Ockenburg en Valkenburg rond Den Haag. In de eerste oorlogsdagen van mei 1940 brak een grootschalige luchtstrijd om Den Haag uit met vele doden, gewonden en krijgsgevangenen aan beide zijden. Aan Nederlandse kant vielen in totaal 208 doden. Onder hen de Indo-Europese luitenant-vlieger Harry Pauw, gemobiliseerd op vliegveld Ypenburg. Hij trok in zijn Douglas D8 ten strijde tegen de Duitse overmacht en stierf op de eerste dag van de oorlog toen zijn D8 werd getroffen en neerstortte bij Vlaardingen. De Indo-Europese sergeant-vlieger Olaf Douwes Dekker, gymnasiast in Den Haag en vlieger op een Fokker T5-bommenwerper, stortte neer op 13 mei 1940 bij Ridderkerk. Hij ligt begraven op begraafplaats Oud Eik en Duinen te Den Haag. Dienstplichtig korporaal Jaap Hardeman, ook een ‘Indische jongen’, kwam om bij de aanhouding van twee Duitse parachutisten.
Nederland capituleerde op 15 mei 1940. Koningin Wilhelmina en een deel van de regering waren inmiddels naar Engeland gevlucht. Duitse troepen rukten via de Parklaan in Den Haag op tot aan Scheveningen en verschansten zich aan de kust. Het leven in de Hofstad veranderde drastisch. Den Haag werd onderdeel van de Duitse kustverdediging, de Atlantikwall, een reeks betonnen bunkers en een lange tankgracht, dwars door Haagse woonwijken gegraven. Voor sommige Haagse migranten is de Duitse bezetting aanleiding om terug naar huis te willen gaan. Nederlands-Indië en het Caribisch gebied waren niet bezet door het naziregime. Maar teruggaan in een wereld in oorlog blijkt vrijwel onmogelijk. Er is geen financieel verkeer meer mogelijk tussen Nederland en de kolonies, en toelages van families uit de kolonies stoppen. Misschien dat het een enkeling is gelukt om aan de oorlog in Nederland te ontkomen, maar veel zullen het er niet geweest zijn.

In het verzet
Is de uitspraak van Michielsen over de oververtegenwoordiging van mensen uit Indië actief in oorlog en verzet te staven? Historicus Herman Keppy schrijft dat er in de luchtmacht van het Verenigd Koninkrijk, de Royal Air Force (RAF), van de 900 Nederlanders die meestreden, 207 werden geboren in Nederlands-Indië. Dat is opmerkelijk veel. Maar buiten de institutionele wereld, in het verzet, is het moeilijk om cijfers te verzamelen over aantallen Nederlanders en mensen met een koloniale achtergrond. Of het klopt dat zij oververtegenwoordigd waren, is dus niet vast te stellen, maar dát zij zeer actief waren, is wel te verklaren. Om te beginnen bevonden zich onder deze groep veel studenten: onder hen is relatief veel verzet gepleegd. Zo hieven studentenverenigingen zich op omdat zij weigerden hun Joodse leden te royeren. Maar liefst 85 procent van de studenten weigerde in 1943 bovendien het tekenen van de verplichte verklaring van loyaliteit aan het Duitse Rijk. Omdat studenten meestal nog geen gezin of betrekking hadden, waren zij minder gebonden. Daarnaast waren zij jong, sterk, vaak tijdens hun studie getraind in autonoom denken, en konden zij terugvallen op onderlinge verbondenheid, ook na de opheffing van de studentenverenigingen.

Voor migranten uit de kolonies is nog een aantal andere motieven denkbaar. Opgegroeid in Nederlands-Indië en het Caribisch gebied, beschikten zij ten eerste over een bredere kijk op zaken in het leven:
‘Ik had net als andere Indische mensen een kosmopolitische geest. Je verplaatst je gemakkelijk, je bent minder honkvast.

Ten slotte waren migranten al decennia actief in de antikoloniale strijd tegen Nederland, onder meer via de Communistische Partij Nederland. Zij beschouwden hun verzetsdeelname als een voortzetting van hun strijd tegen imperialistische, koloniale machthebbers, die tijdelijk werd opgeschort in het kader van de wereldwijde bestrijding van het fascisme en het behoud van democratische principes.
Antikoloniaal
In Den Haag zijn er twee Indonesische studentenverenigingen die een cruciale basis vormen voor het verzet tegen de Duitse bezetter, waarin niet alleen jonge mannen maar ook jonge vrouwen actief zijn. ‘Eerst Nederland, dan Indonesië bevrijden’ is de gedachte onder de studentenverenigingen Perhimpoenan Indonesia (PI, Indonesische Vereeniging, opgericht in 1908 onder de naam Indische Vereeniging) en Roekoen Peladjar Indonesia (Roepi, Bond van Indonesische studerenden). Zij gaan ervan uit dat Nederland, nu het land is bezet door een vreemde mogendheid, zou moeten begrijpen hoe het is om onvrij te zijn en Indonesië daarom ná de overwinning op nazi-Duitsland onafhankelijkheid zou geven. Dit zou een illusie blijken. In Den Haag (evenals in Amsterdam en Leiden) komen PI-verzetsgroepen tot stand die onderling met elkaar in contact staan en verzetsacties beramen. PI-student Raden Mas Djageng Pratomo wordt op 18 januari 1943 in Den Haag gearresteerd door de Sicherheitsdienst (SD) tijdens een huiszoeking in een woning van Indonesiërs. Hij is betrokken bij het verspreiden van illegale bladen. Via Kamp Vught komt Pratomo in juni 1944 in concentratiekamp Dachau terecht, dat hij weet te overleven.

Gepubliceerd op 21 november 2022