Dark
Light

Een politieke geschiedenis van Myanmar en de Tatmadaw

24 minuten leestijd
Myanmar
Myanmar (CC0 - Pixabay - 12019)

Het was 1 februari 2021 toen de prille en broze democratie in Myanmar ineen stortte. Het Birmese leger – ook wel Tatmadaw genoemd – trok op bruuske manier het laken naar zich toe. Staatsadviseur, nobelprijslaureaat en de facto staatshoofd Aung San Suu Kyi werd door een kolonne legerjeeps opgepakt en achter de tralies gezet. De reactie van de Birmese bevolking liet niet op zich wachten. Al snel liepen de straten in Yangon, Mandalay en talloze steden vol met protestmarsen tegen de staatsgreep. Hoewel de aandacht vanwege internationale media stelselmatig taande, liep de dodentol sinds februari al op tot 700 en is er nog geen verbetering in zicht.

Gedurende de grillige, complexe en van intriges bulkende geschiedenis van het moderne Myanmar – het voormalige Birma – is er maar één constante: de Tatmadaw. Om de situatie van het huidige Myanmar te verstaan is kennis van de politieke geschiedenis van dit oppermachtige, bijna mystieke instituut onontbeerlijk. Een artikel in drie delen.


Deel I – De Onafhankelijkheidsstrijd

De oorsprong

Hoewel een onderdeel van de Britse kroon sinds 1885, ontzegden de Britten de Birmezen lange tijd het recht op een eigen leger en weigerden ze systematisch te rekruteren uit de etnische meerderheid van het land – de Bamar – uit wantrouwen tegen de plaatselijke bevolking. Etnische minderheden – zoals de Karen – hadden dit privilege wel.

Aung San in 1943
Aung San in 1943
Op deze ondervertegenwoordiging van de meerderheid van de bevolking van Birma werd ten tijde van de Tweede Wereldoorlog handig ingesprongen door het Japanse Keizerrijk. Met de hulp van de antikoloniale volksheld Bogyoke Aung San richtten de Japanners op 7 december 1941 het Birmese Onafhankelijke Leger op. Met de steun van het leger van generaal Aung San, wisten de Japanners de Britten uit Birma te verdrijven. Tegen 1943 werd de Birmese Staat uitgeroepen. Hoewel in se een onafhankelijke staat, fungeerde deze als een Japanse vazalstaat binnen de zogenoemde “Groot Oost-Aziatische Welvaartssfeer”, de Japanse invloedszone tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Het was deze periode waarin de fundamenten van de staat en strijdkrachten werden gevormd naar Japans fascistische model. “Eén bloed, één stem, één commando” werd het centrale motto van de Birmese strijdkrachten. Hier bleef het niet bij. De gehele Japanse commandostructuur werd overgenomen en een groot deel van de militaire opleiding werd gedurende deze periode in het Japans onderricht.

Vlag van het Birmese Onafhankelijke Leger
Vlag van het Birmese Onafhankelijke Leger (CC BY-SA 4.0 – Havsjö – wiki)

Onder de Birmezen groeide hierover ongenoegen. Dit was niet de onafhankelijkheid waarop men gehoopt had. Ook Aung San, Birmese vrijheidsstrijder van het eerste uur, zag zijn land liever niet teloor gaan aan een falend Keizerrijk dat de nederlagen in de Stille Oceaan ondertussen aan het opstapelen was. Gewiekst als hij was, legde hij contact met de primaire verzetsbeweging die zich verscholen hield in het onherbergzame hinterland: de Communistische Partij van Thakin Soe. Samen bouwden ze een clandestiene verzetsbeweging uit die ze de Anti-Fascistische Organisatie zouden dopen – in directe referentie naar hun ideologische grieven tegen de Japanse overheerser.

Het duurde tot 27 maart 1945 voor generaal Aung San het geweer openlijk van schouder wisselde en de Japanse bezetter de rug toekeerde. Tijdens een militaire parade door Rangoon, waarin de Birmezen troepen schouder aan schouder met Japanse officieren op veldtocht zouden vertrekken, gaf Aung San het teken aan zijn eigen troepen om de Japanners te verraden en de kant van het verzet te kiezen. Na deze muiterij bracht hij de Birmese weer onder de vleugels van de initiële gezworen vijand – de Britse kroon. Deze dag van nationale trots voor de dappere opstand tegen de Japanse troepen zou later geboekstaafd staan als Weerstandsdag, een benaming die het leger zou veranderen naar “Tatmadawdag”.

Van een harde breuk met de nationalistische fascistische oorsprong van de Tatmadaw bleek echter geen sprake te zijn.

De Tatmadawdag wordt nog altijd gehouden. Bovenstaande foto werd gemaakt in 2021
De Tatmadawdag wordt nog altijd gehouden. Bovenstaande foto werd gemaakt in 2021 (CC BY 4.0 – Mil.ru – wiki)

Brits Opperbevelhebber Lord Louis Mountbattten nodigde Aung San uit in Kandy, in het huidige Sri Lanka, om een overeenkomst aan te gaan met de Birmese strijdkrachten. Tegen de verwachtingen en het advies van de gouverneur van koloniaal Birma in ballingschap, Dorman Smith, in, vergaf Lord Mountbatten Aung San z’n collaboratieverleden en incorporeerde hij het Birmese leger binnen het Brits-Birmese Leger in wat later gekend zou staan als de Kandy Overeenkomst (1945).

Sinds de Kandy Overeenkomst vormde Aung Sans leger – hernoemd tot de “Patriottische Birmatroepen” – de ruggengraat van de moderne Birmese strijdkrachten, aangesterkt met enkele etnische georiënteerde regimenten die al aan Britse zijde stonden. Hoewel de gewiekste Aung San z’n slag thuishaalde door de legitimatie van het eerste, moderne nationale leger, weigerde hij zelf te dienen in dit leger, omdat hij zijn politieke taken dan moest neerleggen – conform de koloniale scheiding tussen militair en politiek gezag. Aung San opteerde voor een verdere carrière als politicus.

Aung San ondertekent het Verdrag van Panglong, 12 februari 1947
Aung San ondertekent het Verdrag van Panglong, 12 februari 1947
Als laatste voorbereiding van de onafhankelijke Unie van Birma, tekende Aung San in Panglong een vredesverdrag met vertegenwoordigers van de grensvolkeren – de Chin, de Kachin, de Shan. In dit Verdrag van Panglong (1947) verkregen de grensvolkeren “volledige autonomie” in het beheren van de grensgebieden in ruil voor het toetreden tot de eengemaakte staat van Birma.

De oprichter van de Tatmadaw, architect van de Birmese staat en Vader van de Natie zou de onafhankelijkheid nooit meemaken. Aung San werd op 19 juli 1947 vermoord in een dramatische aanslag beraamd door zijn politieke tegenstanders. Hoewel hij had afgezien van een militaire rol, zou hij tot lang na zijn gruwelijke dood bekend staan onder zijn militaire titel Bogyoke – het Birmese equivalent van opperbevelhebber. Stervend op 32-jarige leeftijd, zou hij een vrouw en vier kinderen achterlaten. Eén ervan, de toen nog amper twee jaar oude Suu Kyi, zou de bekendheid van haar vader later bijna evenaren.

Vuurdoop

Toen Birma in 1948 de onafhankelijkheid verwierf bekleedden Britsgetrainde officieren de hoogste rangen binnen de Tatmadaw. Een toonbeeld hiervoor was de aanstelling van generaal Smith Dun, een in Brits-Indië opgeleide Karen, als eerste opperbevelhebber van het onafhankelijke leger. Hij zou al direct zijn handen vol hebben met dreigingen uit verschillende hoeken die land deden daveren.

Smith Dun
Smith Dun
Ten eerste was er de communistische dreiging. Hoewel de communisten nog aan de zijde van Aung San streden binnen het verzet, weigerden ze tegemoet te komen aan de wensen van de Britse ex-overheerser. Ze wilden een antikoloniale communistische staat oprichten. Deze communistische revolutionairen bezorgden de nieuwgevormde staat kopzorgen met talloze opstanden en quasi-revoluties.

Daarnaast was er de Chinese Kuomintang (KMT), gevormd door Chinese nationalisten die zich in de nasleep van de Chinese communistische revolutie in het noorden van Birma schuilhielden en de economie van de Shanheuvels in het noorden van het land omgebouwd hadden tot een internationale hub van de opiumhandel. De Tatmadaw, bevreesd voor een interventie van het communistische China, deed er alles aan om de KMT van haar grondgebied te verdrijven, met een serie veldslagen tot gevolg. Onderbemand en onderbewapend, waren de Birmese strijdkrachten lange tijd simpelweg niet opgewassen tegen de Chinese Nationalisten, die logistiek werd bevoorraad door de Republiek China (Taiwan) en de Amerikaanse geheime inlichtingendienst.

Tegelijkertijd keerden de Karen zich tegen de centrale staat omdat ze onder Britse heerschappij grondgebied en privileges waren verloren. Voeg hierbij nog eens de opstoten van Mujahedinfacties die Noord-Arakan (het huidige Rakhine) aandeden en men bekwam een kluwen aan conflict dat neigde richting een totale burgeroorlog.

Binnen deze context van aanslepende opstanden en guerrillaoorlogen, zouden het vooral de Japansgetrainde officieren – hun strepen verdiend onder de Japanse verovering en bezetting van het land – het best gedijen. Generaal Smith Dun daarentegen werd na een Karenopstand in 1949 al ontheven uit zijn functie, gewantrouwd vanwege zijn afkomst – ondanks trouwe dienst aan de nationale zaak.

Ne Win
Ne Win
Duns opvolger was niemand minder dan generaal Ne Win. Geboren als Shu Maung in een Sino-Birmese familie, nam hij tijdens zijn Japanse militaire training in Hainan de naam “Ne Win” aan (Birmees voor Stralende Zon).

In 1958 bereikte het politieke bestel haar kookpunt. Door een interne twist binnen de heersende politieke coalitie, spatte deze uit elkaar. Deze politieke crisis bedreigde de broze stabiliteit van het gehele land. Premier U Nu gaf het leger daarom zijn zegen om de macht over te nemen voor een periode van twee jaar. Hier trad Ne Win voor twee jaar op het voorplan, wanneer hij de hoogste functie bekleedde als Interim-Premier om orde op zaken te stellen.


Deel II – De Zon

Het leger grijpt de macht

In 1960 werd het democratische gezag hersteld en werd U Nu opnieuw premier. Met beloftes tot federalisering, verdiepende democratisering en de verheffing van boeddhisme tot de officiële staatsreligie, joeg de premier gedurende dit korte interregnum de Tatmadaw in het harnas. Het bleken vooral de federaliseringsambities te zijn, die de macht van het centrale gezag zouden overhevelen aan plaatselijke leiders, die het leger ertoe aanzette om opnieuw de macht te grijpen in een coup d’état. Ne Win trad hierna weer aan als politiek leider.

Logo van de Birmese Socialistische Programmapartij
Logo van de Birmese Socialistische Programmapartij (wiki)
Het was gedurende deze periode onder Ne Win, tussen 1962 en 1988, dat Birma institutioneel gevormd zou worden als een etnocentristische staat waarin het leger de centrale functie vervulde in alle aspecten van het politieke wezen en de uitvoerende macht bijna uitsluitend bezet werd door legerofficieren. De eerste twaalf jaren na 1962 (1962-1974) werden gekenmerkt door een directe militaire dictatuur. De twaalf jaren erna (1974-1988) zouden dan weer gekarakteriseerd worden door een autoritair één-partijbestel, geleid door de Birmese Socialistische Programmapartij (BSPP) die openlijk door de Tatmadaw werd gesteund. De ideologie achter dit bewind was “de Birmese weg naar Socialisme”, de facto een vaag uitgelijnd hersenspinsel waarin revolutionair, antiwesters, nationalistisch onafhankelijkheidsdenken werd ontdaan van alle democratische ambities.

De oneindige oorlog

In deze nieuwe constitutionele orde van 1974 werd geen duimbreed toegegeven aan etnische minderheden, die steeds meer in opstand kwamen tegen het dictatoriale bewind van Ne Win. Met het wegtrekken van de Chinese KMT, doken etnische rebellengroeperingen in het economische vacuüm om zo hun gewapende opstand te financieren. Tegen 1960 was de gehele Birmese opiumhandel in handen van rebellen. Oog-in-oog met tot de tand bewapende, door opiumhandel gefinancierde rebellengroeperingen werd anti-oproer een steeds grotere prioriteit van het Ne Win-regime.

Hierdoor zou de Tatmadaw de komende decennia meer en meer verstrengeld raken in een eindeloze burgeroorlog – haar eigen raison d’être paradoxaal bevestigend: alleen de Tatmadaw kon het land beschermen van totale desintegratie.

Ook Beijing kwam zich moeien. Door een spill-over van de Culturele Revolutie die in China hevig woedde, werd Birma hevig geplaagd door Chinees-gelieerde communistische revoltes – steeds zonder succes, maar de latente sinofobie binnen de dictatuur aanwakkerend. Communistische opstandelingen werden verdrongen naar het noordoosten van het land, waar ze hun lot verbonden met plaatselijke rebellerende etnische milities.

Birmees socialisme

Economisch gezien was het bewind van Ne Win een ramp. Het land, sinds haar onafhankelijkheid al sterk onderontwikkeld, verpauperde door nationalistisch economisch beleid dat zich veeleer focuste op xenofobie dan op economische theorie. Onder het motto “Birma voor Birmezen”, speelde Ne Win in op racistische sentimenten jegens Birmezen van Indische origine die als een ongewenst reliek van het koloniale verleden werden gezien. Bezit van de Indische gemeenschap, in 1962 nog voor 60 procent van de handel verantwoordelijk, werd geconfisqueerd en genationaliseerd. Ook tegen Westerse en Chinese invloed was het Ne Win-regime sterk gekant, met een haastige nationalisering en verdere economische isolatie tot gevolg.

8-8-88

Weerstand tegen de BSPP culmineerde in protestbewegingen in 1965, 1969, 1970, 1974 en 1988 die telkens bloedig werden neergeslagen. De situatie werd in 1988 zo precair voor Ne Win dat hij zich gedwongen voelde om op een uitzonderlijk partijcongres in juli 1988 ontslag te nemen. In zijn karakteristiek contradictorische stijl sprak hij zijn steun uit voor een meerpartijenstelsel én gaf hij onverholen toestemming aan het leger om op protestanten te schieten – “als het leger schiet, mist het niet.”

Vol vertrouwen in hun overwinning gingen de protesten door en op 8 augustus 1988 (8-8-88) blies de studentenopstand in de toenmalige hoofdstad Yangon schokgolven door heel Birma. Honderdduizenden Birmezen – studenten, monniken, ambtenaren – gingen de straat op om te pleitten voor democratie en economische hervormingen. Ze eisten een vertrek van het totalitaire regime. Inspelend op de populariteit van haar vader verscheen Aung San Suu Kyi ten tonele. Ze wierp zich op als het gezicht van de revolutie.

Wat volgde was een bloedige repressie waarbij duizenden Birmezen om het leven kwamen.

Op 18 september ondernam de Tatmadaw nogmaals een coup en vanaf deze datum werd het land geleid door wat initieel gekend stond als de “State Law and Order Restoration Council” (SLORC). De SLORC maakte naast komaf met de ontluikende democratie ook een einde aan de Birmese Weg naar Socialisme. Door het inroepen van de halve eeuw oude Noodprovisiewet, eigende de SLORC zich volledige macht toe om politieke dissidenten voor jaren achter de tralies te stoppen. Een militair bewind werd geïnstalleerd met als primaire doel iedere publieke tegenspraak in de kiem te smoren. Dit doel was drieledig:

“…non-desintegratie van de unie, non-desintegratie van de nationale solidariteit en de voortzetting van solidariteit”.

Ondanks beloftes van de toenmalige juntaleider Saw Maung, dat de SLORC na verkiezingen in 1990 de macht zou overlaten aan een democratische regering – gewonnen door de NLD van Aung San Suu Kyi –, werden deze niet gelegitimeerd en volgde er harde repressie. Opnieuw werd de Tatmadaw centraal gesteld als de zelfverklaarde “beschermer van de natie”. Voor een kwarteeuw fungeerde het leger hierna als een de facto “staat binnen een staat” die met loze leuzen als “gedisciplineerde democratie” het volk onder de knoet hield.

Snel werd duidelijk dat de SLORC noch voor eeuwig aan de macht zou blijven, noch dat ze de macht zomaar uit handen zou geven. Om op dit slappe koord te balanceren, werd een nieuwe strategie aangehouden. In 1993 kwam een Nationale Conventie, samengesteld met vertegenwoordigers van politieke partijen en erkende etnische organisaties, voor het eerst bij elkaar. Deze Conventie zou de transitie voorbereiden door een grondwet uit te tekenen – onder toeziend oog van de Tatmadaw – die op haar beurt dan weer door middel van een volksraadpleging voorgelegd zou worden aan de bevolking.

Een belangrijke kanttekening hierbij is dat dit enkel kon gebeuren door de versplintering van de Communistische Partij in 1989, die voorheen een belangrijke rol speelde als gewapend verzet tegen de Tatmadaw. Gedesintegreerd en opgegaan in ontelbare afgezwakte etnische splinterorganisaties, tekenden deze groeperingen maar al te graag wapenstilstandsverdragen met de Tatmadaw in aanloop naar de Nationale Conventie, vandaar hun terugkeer op het representatieve politieke toneel.

De Nationale Conventie mondde uit in een bevestiging van de divergerende ambities van partijen, etnische groeperingen en de Tatmadaw. Wat een essentiële stap ging worden in de transitieperiode, draaide op niets uit.

Militaire modernisering

Het leger zelf was hopeloos verouderd en bezat niet de capaciteit om de bevolking en het gehele land manu militari te blijven bezetten. Daarom werd er een militaire moderniserings- en rekruteringscampagne opgezet. De Tatmadaw groeide van 198.681 soldaten in 1988 naar het dubbele tegen het einde van de jaren ’00. Ook materieel zette de Tatmadaw, tot dan grotendeels bewapend met materieel uit de koloniale tijd, in op modernisatie en kocht het vliegtuigen, artillerie en fregatten aan.

Om aan deze kostbare vernieuwingen tegemoet te komen, manifesteerde de Tatmadaw zich in deze periode ook als een prominente commerciële macht. Zo werd in 1990 de UMEHL (Union of Myanmar Economic Holding Ltd.) opgericht. Dit militair-beheerd conglomeraat heeft een voet tussen de deur in edelstenen, textiel, hout, voedsel, bier, supermarkten, banken en talloze andere industrieën en behartigt vooral de welvaartsbelangen van de militairen en veteranen zelf.

Myanmar Economic Corporation
Myanmar Economic Corporation
Nog geheimzinniger is de Myanmar Economic Corporation (MEC), opgericht in 1997 door de SLORC. Edelstenen, visserij telecommunicatie, infrastructuur, verzekeringen, banken, gas en olie zitten in het portfolio van dit conglomeraat. Hoewel er weinig bekend is over de MEC, kunnen we ervan uitgaan dat dit conglomeraat vooral de institutionele belangen van de Tatmadaw dient. Zodoende helpt de MEC ook om de technologische en industriële basis van het leger verder uit te bouwen.

Een sector waarin beide holdings een grote vinger in de pap hebben is jade, een industrie die in 2014 geschat werd verantwoordelijk te zijn voor de helft van het officiële BNP van Myanmar. Dit geld bereikte mede door MEC en UMEHL amper de Myanmarese staatskas, die handig omzeild werd door een illegale handelsroute naar China – gecontroleerd door de Tatmadaw. Gezien de lucratieve aard van jade en het financiële belang van de Tatmadaw via de vernoemde conglomeraten, zijn de jademijnen een speelbal geworden in het conflict met het Kachin Onafhankelijkheidsleger (KIA).

Met UMEHL en MEC versterkte de Tatmadaw gestaag hun greep op de economie en kon de politieke macht worden omgezet in een militair-commercieel complex, op maat van eigen gewin voor de hoogste officieren.

Than Shwe

Than Shwe
Than Shwe (CC BY 2.0 – Government of Thailand – wiki)
Toen generaal Saw Maung in 1992 kenmerken van waanzinnigheid begon te vertonen (hij geloofde een reïncarnatie te zijn van een elfde-eeuwse Birmese koning), werd hij als voorzitter van de SLORC vervangen door generaal Than Shwe, een protegé van de ondertussen tachtigjarige, maar nog steeds zeer betrokken Ne Win. generaal Than Shwe staat alom bekend als een man zonder talenten of enige ideologie, een pluimstrijker die zich enkel laat leiden door opportunisme. Hij ging dan ook toepasselijk de geschiedenis in als de leider die de hoofdstad van het land liet verplaatsen naar Naypyitaw en de naam van de SLORC wijzigde naar SPDC (State Peace and Development Council). Beide beslissingen zouden zich vooral laten kenmerken door symboliek en weinig inhoudelijke argumentatie, een centraal element in het beleid van de bijgelovige Than Shwe.

Onder impuls van de net aangestelde Premier generaal Khin Nyunt werd in 2003 een zevenledig stappenplan voorgelegd om de democratie te “herstellen” waarin de wetgevende macht (Hluttaw) hersteld zou worden en een nieuwe grondwet zou worden voorgesteld aan de bevolking – zonder specifieke data vrij te geven. Khin Nyunt werd echter een jaar later gearresteerd en uit zijn ambt gezet door Than Shwe, waardoor een derde poging om de democratie te herstellen sinds de debacles van de jaren negentig de kop werd ingedrukt.

Beelden van het huwelijk van Than Shwe’s dochter:

De wereldvreemdheid van Than Shwe, die afrekende met alle interne tegenstand, vierde hoogtij bij het trouwfeest van diens dochter, waarin het bruidspaar overladen werd met extravagante giften die opliepen tot een waarde van 50 miljoen dollar. Beelden van dit overdadige festijn werden gelekt naar de bevolking. Oneens met de weelde van de militaire klasse, in schril contrast met de verpauperde omstandigheden waarin de bevolking leefde, gingen de Yangonezen in 2007 opnieuw de straat op. Deze opstand kwam bekend te staan als de Saffraanrevolutie – een referentie naar de rood-oranje kleur van de gewaden van de monniken, die prominent aanwezig waren tijdens deze protesten. De protesten zwollen aan toen de junta petroleumsubsidies elimineerde, waardoor de nationale olieprijs vervijfvoudigde.

Ook in 2007 werd de opstand hardhandig neergeslagen. Het internet werd afgesloten, honderden mensen werden gearresteerd en er vielen tussen de 13 en 31 doden. Als reactie op deze repressie, kondigde toenmalige president George W. Bush een nieuwe ronde van sancties aan richting de junta.

Protesten tijdens de Saffraanrevolutie van 2007
Protesten tijdens de Saffraanrevolutie van 2007 (CC BY 2.0 – rakoles – wiki)

De Zondvloed

De situatie verergerde bijna aansluitend op de neergeslagen Saffraanrevolutie toen in mei 2008 cycloon Nargis Myanmar hard trof, met 138.000 doden tot gevolg. Vooral de Irrawaddydelta werd hard getroffen, maar de junta – iedere externe actor argwanend – weigerde aanvankelijk iedere buitenlandse hulp. Het duurde meer dan twee weken totdat Than Shwe internationale noodhulp toeliet, waarbij kostbare tijd verloren ging om mensenlevens te redden.

Enkele dagen na de verwoestende cycloon Nargis rolde de SPDC een referendum uit waarin gestemd kon worden voor een grondwet waarin de schijn werd hooggehouden van democratische hervormingen. Volgens deze vernieuwde grondwet zou een tweekamerstelsel worden ingesteld – een Hogerhuis (Amyotha Hluttaw) en een Lagerhuis (Pyithu Hluttaw) – waarbinnen de Tatmadaw zich een kwart van de zetels zou toe-eigenen na een verkiezing die twee jaar later zou worden georganiseerd. Op deze manier konden grondwetswijzigingen steeds worden tegengehouden door de legerbonzen in de Hluttaws (het wetgevend orgaan). Ook bleven defensie, grenszaken en nationale veiligheid stevig in de greep van het leger. Zodoende bleef de Tatmadaw vrijgesteld van democratische checks and balances.

Cycloon Nargis op 1 mei
Cycloon Nargis op 1 mei (NASA)

Maar voor een naïef optimisme bleek het te vroeg te zijn. De grondwet van 2008, die ontegensprekelijk een stap voorwaarts leek en een sterke mate van economische en politieke liberalisering voor etnische minderheden beloofde, zou een keerzijde hebben. Zo werden er ministers voor Etnische Zaken aangesteld binnen de regering en voerde het leger een verbredingsoperatie uit naar vrouwen en etnische minderheden. De vorming van dit identitaire bestel creëerde een systeem waarin relatief grote minderheden meer privileges kregen, vaak ten koste van de kleinere minderheidsgroepen. Als gevolg hiervan werd de steun voor de grotere minderheidsgroepen voor de grondwetswijziging aangewakkerd, maar bouwden er zich tegelijkertijd frustraties op binnen talloze kleinere minderheidsgroepen.

Mede als gevolg hiervan zou ook de burgeroorlog tussen de Tatmadaw en de etnische gewapende organisaties onverkort voortduren. Zo brak er in 2009 nog onrust uit toen het Myanmar Nationaaldemocratische Alliantieleger – één van de splintergroeperingen na het uiteenvallen van de Communistische Partij – een legerpost aanviel in Laukkai, Kokang (Noord-Shan). De Tatmadaw opteerde ervoor om de situatie te laten escaleren met een overweldigende raid en bombardementen die een exodus veroorzaakten waarbij 10.000 vluchtelingen naar China vluchtten.


Deel III – The Lady & de Kattenstront

De heruitgevonden grondwet

De grondwet van 2008 werd na een volksraadpleging goedgekeurd en in 2010 gingen de Myanmarezen opnieuw naar de stembus, maar het zou naïef geweest zijn te geloven dat de Tatmadaw deze verkiezingen volledig vrij zou laten verlopen. In de aanloop naar de verkiezingen toverde de SPDC nog twee konijnen uit haar hoed: de Verkiezingscommissie en de Partijregistratiewet.

Aung San Suu Kyi in 2013
Aung San Suu Kyi in 2013 (CC BY-SA 3.0 – Claude TRUONG-NGOC – wiki)
Een Verkiezingscommissie – met leden benoemd door de heersende partij en de Tatmadaw – zou het recht krijgen om de uitslag van een verkiezing teniet te doen indien ze hier onregelmatigheden in zagen. De Partijregistratiewet verhinderde dan weer deelname van personen die noch lid waren van een “opstandige organisatie” of een buitenlandse nationaliteit hadden. Vooral laatstgenoemde clausule werd gezien als een directe uitsluiting van het gezicht van de democratische beweging – Aung San Suu Kyi – die door haar huwelijk en kinderen met Michael Aris als Brits staatsburger werd beschouwd – althans volgens de Birmese wet. Bijgevolg weigerde de NLD deel te nemen aan de verkiezingen en won de Tatmadaw-gelieerde Union Solidarity and Development Party (USDP) de verkiezingen makkelijk.

Ondanks het democratische fiasco en de daaropvolgende vorming van een regering waarin oudgedienden van de Tatmadaw de lakens uitdeelden, ontpopte USDP President Thein Sein zich tot een hervormingsgezinde president en liet het leger de teugels zowaar wat vieren – weliswaar zonder ze ooit door te knippen. De militaire doctrine van de Tatmadaw werd aangepast van anti-oproer naar een “standaard leger” – althans in strategische retoriek.

Wissel van de macht

Deze Tatmadaw zou voortaan geleid worden door een grijs figuur. Gestaag zijn carrière opgebouwd in de woelige jaren onder het BSSP en de SLORC/SPDC, liet hij lang nergens enige memorabele indruk na. Zijn onopvallende persoonlijkheid leverde hem onder medesoldaten in zijn jonge jaren de bijnaam “kattenstront” op – in alle stilte gelegd, maar een sterke stank nalatend. Hier zou verandering in komen toen hij als Veldheer van het Noordoostelijke Commando in 2009 de aandacht naar zich toe trok bij de onrust in Kokang. In 2011 zou de wereld hem leren kennen als opperbevelhebber Min Aung Hlaing.

Min Aung Hlaing in 2019
Min Aung Hlaing in 2019 (CC BY 4.0 – Mil.ru – wiki)

Het was van meet af aan duidelijk dat generaal Min Aung Hlaing niet de liberale hervormer zou zijn die de macht zou overdragen aan een burgerlijke macht. Eén doel, toevertrouwd aan de Braziliaanse ambassadeur in Myanmar, zou zijn heerschappij onderschrijven “we gaan in Myanmar géén fiasco als de Arabische Lente toelaten”.

Toen duidelijk werd dat de NLD alsnog mocht deelnemen aan de tussentijdse verkiezingen van 2012, brak in Myanmar desondanks een jaar van wijdverspreid optimisme aan. De partij van Aung San Suu Kyi, de NLD, won de verkiezingen, de EU hief sancties tegen het land op en de toenmalige Amerikaanse president Obama koos ervoor om van de liberalisatie van Myanmar een stapsteen te maken voor zijn Pivot to Asia.

Myanmar leek de pagina om te slaan en klaar voor een betere, democratische toekomst.

Opnieuw onrust

Het was binnen deze context, in de schaduw van de internationale goednieuwsshow dat zich in 2012 een humanitaire tragedie in de zuidwestelijke deelstaat Rakhine ontvouwde. Een geschil tussen Arakanezen en de Rohingyagemeenschap escaleerde. Toen de Tatmadaw tussenbeide kwam, koos het resoluut de kant van de boeddhistische Arakangemeenschap. Er werden honderden Rohingya’s vermoord en meer dan 125.000 moslims in Rakhine werd gedwongen andere oorden op te zoeken.

Ashin Wirathu
Ashin Wirathu (CC BY-SA 4.0 – wiki)
President Thein Sein weigerde deze vluchtelingen binnen Myanmar op te nemen, zich beroepend op de Burgerschapswet van 1982, die de Rohingya niet erkende als rechtmatige Myanmarezen. De situatie werd nog verder opgezweept door onder andere de boeddhistisch-nationalistische 969-beweging. Onder leiding van de monnik Ashin Wirathu verspreidde deze beweging talloze islamofobe complottheorieën via sociale media die het ontvolkingsbeleid ondersteunden.

Ondanks de beloftes om het leger te hervormen tot een modern standaardleger, verviel de Tatmadaw in de oude gewoonte om op de meest gewelddadige wijze anti-oproer uit te voeren.

Ook in Kachin ging het na een zeventienjarig staakt-het-vuren van kwaad naar erger toen de Tatmadaw in 2011 een offensief lanceerde, gericht op het rebellerende Kachin Onafhankelijkheidsleger (Kachin Independence Army – KIA). Nogmaals lonkte een humanitaire crisis waar 75.000 personen hun huis moesten ontvluchten, ditmaal aan de grens met China.

Desondanks werden er ook positieve stappen genomen in het vredesoverleg. Zo werd in 2015 een wapenstilstand gesloten tussen de Tatmadaw en acht etnische gewapende organisaties.

In november 2015 werden er weer verkiezingen gehouden. Thein Sein stond er garant voor dat deze eerste democratische parlementaire verkiezingen vrij, gelijk en inclusief zouden verlopen. Hoewel dit niet verliep zonder slag of stoot, werd het resultaat – een klinkende overwinning voor Aung San Suu Kyis NLD – goedgekeurd door de Verkiezingscommissie en leek Myanmar op weg naar een eerste verkozen regering.

In 2016 hief de Obama-administratie alle resterende economische sancties tegen Myanmar op.

U Ko Ni

Hoewel Aung San Suu Kyi grondwettelijk nog steeds geen officieel ambt kon bekleden, kwam haar juridisch adviseur U Ko Ni op de proppen met een constitutioneel hoogstandje. In plaats van Suu Kyi de functie te laten vervullen van presidente of premier – wat verboden werd –, vond hij een nieuwe functie uit van “staatsadviseur” (State Counsellor). Binnen deze functie zou ze als de facto staatshoofd fungeren. De Tatmadaw liet het knarsetandend gebeuren en op 6 april 2016 legde Aung San Suu Kyi de eed af als eerste Staatsadviseur van Myanmar.

U Ko Ni in 2015
U Ko Ni in 2015 (CC BY-SA 4.0 – Kryptonova Z – wiki)
Geïnspireerd door zijn succes om de grondwet te omzeilen, stelde U Ko Ni, een doorwinterd advocaat en moslim, zichzelf een nieuw doel: een democratische grondwet voor Myanmar schrijven. Nog geen jaar later zou hij bij het verlaten van de luchthaven van Yangon, op klaarlichte dag, worden vermoord door een samenzwering van Tatmadaw-gelieerden. De moord op U Ko Ni bleek een waarschuwing voor komend onheil.

De situatie in Rakhine escaleerde opnieuw in augustus 2017, ditmaal geïnstigeerd door een gecoördineerde aanslag op politiekantoren. Deze terroristische aanslag werd uitgevoerd door een organisatie die zichzelf het Arakan Rohingya Heilsleger (Arakan Rohingya Salvation Army – ARSA) noemde. De Tatmadaw, versterkt door plaatselijke milities reageerde op deze aanslag in een operatie die door VN Hoge Commissaris voor Mensenrechten Zeid Raad Al Hussein werd beschreven als “een schoolvoorbeeld van etnische zuivering”. In de directe nasleep van deze episode vluchtten meer dan 300.000 Rohingyas naar Bangladesh.

Hoewel de Tatmadaw in dit hele gebeuren de grootste boosdoener was, richtte de wereldgemeenschap haar beschuldigende blik niet op het leger maar op de democratisch verkozen Aung San Suu Kyi. De Nobelprijswinnares van 1991, naar een reactie op de situatie gevraagd, gaf echter geen krimp en ontkende alle aantijgingen van etnische zuivering.

Noordelijke Alliantie

Ook in het noorden en oosten van het land ontstond onrust. Eind 2016 bundelden vier etnische gewapende organisaties – het Arakanleger, het Kachin Onafhankelijkheidsleger, het Myanmar Nationaaldemocratische Alliantieleger en het Ta’ang Vrijheidsleger – hun krachten in een coalitie die ze zelf de “Noordelijke Alliantie” zouden noemen. Hun eerste wapenfeit was een reeks aanvallen op konvooien van de Tatmadaw in verschillende noordelijke steden. Clashes tussen de Noordelijke Alliantie en de Tatmadaw werden schering en inslag.

Opererend binnen de Noordelijke Alliantie vanuit Kachin als uitvalsbasis, strijdt het Arakanleger in de eerste plaats om Rakhine, waar het een onafhankelijke staat wil uitbouwen. Na in het voorgaande decennium een figurantenrol te hebben gespeeld in clashes met zowel Rohingya als de Tatmadaw, heeft het boeddhistische Arakanleger vanaf eind 2018 een sleutelrol in de conflicten in West-Myanmar. Geholpen door de politiek-economische instabiliteit in de regio en geïnspireerd door de rijke geschiedenis van het Arakan Koninkrijk, heeft het Arakanleger een sterke aantrekkingskracht op de plaatselijke bevolking. Begin 2019 voerde het Arakanleger een gecoördineerde aanval uit op politieposten waarbij dertien politieagenten om het leven kwamen. De Tatmadaw reageerde hierop in haar gekende stijl: brute repressie.

Snel bleek dat de Tatmadaw haar tanden stukbeet op het sterk georganiseerde en lokaal sterk ingebedde Arakanleger. Het werd duidelijk dat traditionele repressie niet zou volstaan om de Arakanezen tegen te houden. Het Arakanleger is een eenentwinitgte-eeuwse, moderne, jonge militie die op alle sociale mediaplatformen haar aanwezigheid heeft – zelfs op twitter. Om deze sterke online organisatie tegen te gaan, verbood de overheid – op aanvraag van de Tatmadaw – mobiel dataverkeer vanaf juni 2019 in regio. Het zou tot 2 februari 2021 duren tot de achttien maanden durende internetshutdown – de langste ooit in de wereld – werd opgeheven.

De politicus

Ondertussen leek Aung San Suu Kyi te volharden in haar faustiaanse overeenkomst met de Tatmadaw door in 2019 naar Den Haag af te reizen om de acties van het Myanmarese leger in Rakhine met hand en tand te verdedigen voor het Internationale Gerechtshof van de Verenigde Naties. Het zou simplistisch zijn deze onderneming af te doen als opportunistische hofmakerij naar de Tatmadaw. Zoals de staatsadviseur in een interview in 2017 aangaf, zag ze zichzelf altijd in de eerste plaats als een politicus. En hoewel haar trip naar Den Haag haar zou brandmerken als een internationale paria, werd haar stevige verdediging van de acties in Rakhine aan het nationalistische thuisfront uiterst positief onthaald.

International Court of Justice: Aung San Suu Kyi defends Myanmar from accusations of genocide

Nadat de NLD een kleine tik uitgedeeld kreeg bij de tussentijdse verkiezingen van 2018, leek haar passage bij het Internationale Gerechtshof Aung San Suu Kyi geen windeieren te leggen toen ze in de daaropvolgende verkiezingen in 2020 alweer een klinkende overwinning behaalde.

De resultaten van deze stembusgang werden goedgekeurd door de Verkiezingscommissie en op 2 februari zou het nieuwe parlement ingezworen worden.

De Coup

De eerste tekenen aan de wand doken op januari dit jaar, toen de Tatmadaw en de USDP claims uitvaardigden bij het Myanmarese Hooggerechtshof dat er massale onregelmatigheden zouden hebben plaatsgevonden bij zowel de stemming als de daarop aansluitende goedkeuring van de Verkiezingscommissie. Deze geruchten zouden de kop worden ingedrukt door NLD-lid U Myo Nyunt, die de vermeende dreiging afdeed als onmogelijk, gezien de ongrondwettelijke aard ervan.

Hij had het mis.

Maandagochtend 1 februari, voor dag en dauw mobiliseerde de Tatmadaw tanks, helikopters en soldaten om in luttele uren bezit te nemen van alle democratische staatsinstellingen en prominente verkozenen – waaronder Aung San Suu Kyi en president Win Myint – te arresteren. Tegen het einde van de dag was de gehele Myanmarese staat weer in handen van het leger. De daaropvolgende dag, toen de nieuwe Hluttaw zou worden ingezworen, stelde opperbevelhebber Min Aung Hlaing de Staatsbestuursraad samen, bestaande uit hoge officieren die het land zullen leiden. Hiervoor beriep Min Aung Hlaing zich op de Noodtoestandprovisie uit de grondwet van 2008, die specifieke meldt dat bij een noodtoestand het leger voor één jaar de macht mag grijpen. Deze noodtoestand kan echter grondwettelijk enkel worden afgekondigd door de president van Myanmar, die op dat moment – zoals reeds vermeld – zelf vastgehouden werd.

Protesten na de staatsgreep in Myanmar, februari 2021
Protesten na de staatsgreep in Myanmar, februari 2021 (Publiek Domein – wiki)

Met eenzelfde snelheid mobiliseerden de Myanmarese burgers straatprotesten, stakingen en boycots gericht tegen producten die geproduceerd worden door bedrijven die eigendom zijn van MEC en UMEHL. Hoewel de politie en het leger hierop eerst reageerden met enige terughoudendheid, zeker in de grootsteden Yangon en Mandalay, duurde het niet lang voordat de Tatmadaw dezelfde regimenten, tactieken en instrumenten inzette tegen ongewapende protestanten die het decennialang voorbehield voor het etnische conflict in de periferie van het land. Zo werden er scherpschutters in de straten gespot tijdens protesten en werd mobiele data afgesloten voor de bevolking.

Ook het etnische conflict laait op, maar deze keer zijn het de etnische gewapende organisaties die op steun van een groot deel van de bevolking kunnen rekenen – voor het eerst in de geschiedenis.

Waarom

De ongeloofwaardige verklaring over verkiezingsfraude achterwege gelaten, is het gissen naar de ware reden achter deze coup d’état. Er zijn echter drie terugkerende redeneringen die de noodzaak voor een coup vanuit het oogpunt van de Tatmadaw kunnen verklaren.

De meest voor de hand liggende persoonlijke motivatie achter de coup van Min Aung Hlaing zou zijn dat de 64-jarige opperbevelhebber in juli de verplichte pensioenleeftijd van 65 zou bereiken, waardoor hij überhaupt gedwongen zou worden om af te treden. Het probleem met deze piste is dat de pensioenleeftijd van de Tatmadaw vijf jaar geleden nog 60 was en dit toen geen probleem bleek om aangepast te worden voor diezelfde Min Aung Hlaing om langer aan de macht te blijven.

Een tweede theorie die naar voren kan worden geschoven is dat de Tatmadaw, in verlegenheid gebracht door het relatieve verlies van de USDP, de coup pleegde om verdere volte-face te vermijden. Dit lijkt de minst geloofwaardige verklaring, gezien het feit dat de USDP al in 2015 gedegradeerd werd tot een kleine partij en geen enkele politiek analist zou hebben gemeend dat hier verandering in zou komen. Hoewel in een negatieve electorale spiraal, zou een relatief verlies van enkele procentpunten daarenboven geen noemenswaardig verschil maken in het legislatieve proces.

De meest geloofwaardig optie is echter dat Min Aung Hlaing de berekening maakte dat er een kantelmoment binnen de nationale machtsdynamiek zat aan te komen. Hoewel de Tatmadaw een kwart van de wetgevende macht in handen had en iedere grondwetswijziging die inging tegen haar belangen geblokkeerd kon worden, bestond er een sentiment bij de bevolking dat de toekomst van het land zou worden uitgezet door een democratisch bewind. Het ongeloof en bijkomend anti-Tatmadaw-sentiment dat zich op de straten onder de bevolking openbaarde was in deze optiek dus géén misrekening van Min Aung Hlaing, maar een argument om net nu een coup te plegen.

De Tatmadaw zag en ziet zich zowel als de beschermer en verpersoonlijking van de natie. Een toekomst waarin zij zelf niet de lakens zou uitdelen, zou volgens hen leiden tot een complete desintegratie van het land – die alleen de Tatmadaw voorkomen kan. Het is deze paradox die de hervormingen en grondwet van 2008 onderbouwde alsook de nationale geschiedenis heeft gedetermineerd sinds haar onafhankelijkheid tot de coup eerder dit jaar en het land doet afglijden in de richting van een complete ineenstorting.

~ Victor De Decker

Gratis nieuwsbrief

Meld u aan voor onze wekelijkse nieuwsbrief (51.323 actieve abonnees)


Mede dankzij onze donateurs zijn al onze artikelen gratis te lezen. Op Historiek vindt u dus geen PREMIUM artikelen of 'slotjes'.

Steun ons ook

×