Mohammed Reza Pahlavi (1919–1980) was de laatste sjah van Iran, die regeerde van 1941 tot 1979 en ten val kwam tijdens de Iraanse Revolutie, waarna het land veranderde in een islamitische republiek onder Ayatollah Khomeini.
Pahlavi wordt in 1919 geboren als zoon van Reza Pahlavi (1878-1944). Die komt in 1921 na een staatsgreep aan de macht in Perzië, dat hij omdoopt tot Iran (land van de Ariërs). Hij voert een dictatoriaal bewind, waarbij hij veel inspiratie haalt uit de pre-islamitische tijd. Net als zijn Turkse buurman Atatürk streeft Reze Pahlavi naar een seculiere staat. Als hij tijdens de Tweede Wereldoorlog de kant van Nazi-Duitsland kiest wordt hij door de Russen en Britten afgezet en naar Zuid-Afrika verbannen.
Westerse hulp
Pahlavi besteedt aanvankelijk veel zaken uit aan het leger en aan zijn ministers. In 1953 wil premier Mossadeq de olie nationaliseren, dat tot op dat moment in handen is van de Engelsen. De sjah ontslaat hem daarom op aandringen van de Amerikanen en Britten. Dit leidt tot grote onrusten en demonstraties onder het volk, waardoor de sjah zelfs het land uitvlucht. De Amerikaanse veiligheidsdienst CIA probeert het tij te keren door pro-sjah demonstranten te financieren en dat heeft effect. De sfeer slaat om, Mossadeq wordt in de gevangenis gegooid en de sjah keert terug. Hij staat ondertussen onder grote invloed van het westen.
Pahlavi trouwt drie keer. Zijn tweede huwelijk strandt omdat zijn vrouw geen kinderen kan krijgen. Zijn laatste huwelijk is in 1959 met Farah Diba, de dochter van een leger kapitein, die zich sterk inzet voor de emancipatie van de Iraanse vrouwen. Met haar krijgt hij zijn eerste zoon, Reza Cyrus Pahlavi, die zich de laatste jaren inzet voor de mensenrechten in Iran.
Onvrede
Mede door de gebeurtenissen in 1953 zoekt de sjah steeds meer steun van het westen. Dat leidt in 1963 tot de ‘witte revolutie’. Die revolutie voorziet in landhervormingen, vrouwenemancipatie en algemeen kiesrecht. Deze hervormingen worden weinig enthousiast ontvangen door de geestelijken van Iran, die veel grond bezitten. Bovendien verbiedt de sjah religieuze scholen en worden veel Iraanse geestelijken gemarteld, gedood en verbannen. Als Pahlavi zichzelf in 1967 tot ‘Koning der koningen’ doopt (een titel die zijn vader zichzelf eerder had gegeven), krijgt hij behalve de geestelijken ook de studenten tegen zich, die wachten op democratische hervormingen.
Na de vlucht van de sjah wordt in 1979 per referendum door de bevolking gekozen voor een Islamitische republiek en is de Iraanse of Islamitische revolutie een feit. Ayatollah Khomeini wordt de nieuwe Iraanse leider.