Murat II (1404-1451) wordt op achttienjarige leeftijd sultan van het beginnende Ottomaanse Rijk als zijn vader Mehmed I komt te overlijden.
Direct na zijn aantreden, staat Murat II vor een probleem. Zijn oudere broer Düzmece Mustafa Çelebi die eerder in opstand was gekomen tegen zijn vader en gevlucht was naar Constantinopel, eist de macht op. Met de hulp van de Byzantijnen slaagt hij erin een groot deel van het Europese deel van het Ottomaanse Rijk te veroveren. Murat II verslaat zijn broer uiteindelijk na een belegering bij Gallipoli. Zijn broer komt tijdens deze strijd om het leven.
Nadat Murat geen last meer heeft van zijn broer, trekt hij ten strijde tegen de Byzantijnen. Hij belegert de belangrijke plaats Constantinopel twee jaar lang (1422-1424), maar sluit dan een vredesverdrag met Johannes VIII. Hierna trekt hij naar de Balkan. Thessaloniki wordt door hem veroverd en van Albanië maakt hij een vazalstaat.
Ook vecht hij langdurig tegen de Serven en Hongaren. De Hongaarse generaal János Hunyadi weet de Turken echter tussen 1441 en 1444 te verdrijven uit Servië en enkele delen van Bulgarije.
In 1444 kan hij niet anders dan een verdrag ondertekenen waarin hij George Brancović als koning van Servië erkent. Murat II trekt zich hierna terug als sultan om zich bezig te houden met religieuze studie en geeft de leiding over aan zijn dan twaalfjarige zoon Mehmed II. Deze roept hem twee jaar later echter al terug als enkele christelijke volkeren proberen definitief af te rekenen met de Turken.
In 1448 verslaat Murat II de coalitie tijdens de Tweede Slag van Kosovo. Zijn overgrootvader Murat I won in 1389 de Eerste Slag van Kosovo. Drie jaar later wordt Murat II ziek en overlijdt hij. Zijn zoon Mehmed II wordt dan opnieuw sultan.