Op 11 november 2018 is het exact 100 jaar geleden dat er een einde kwam aan de Eerste Wereldoorlog. Ter gelegenheid hiervan is in Museum Huis Doorn tot en met 27 januari 2019 de tijdelijke expositie ‘Verzet en verdriet in beeld’ te bezichtigen, die op 24 augustus geopend werd door prinses Beatrix. Aan de hand van het werk van Nederlandse en Duitse beeldhouwers wordt getoond hoe in beide landen gedurende de periode 1918-1970 de wereldoorlogen in de vorm van kunst werden herdacht.
Oorlogen vormen al eeuwenlang een inspiratiebron voor kunstenaars. Zegenrijke veldslagen werden op doek voor het nageslacht vastgelegd en belangrijke veldheren vereeuwigd met imposante standbeelden. In de vorige eeuw kwam de nadruk vaker te liggen op de gruwelen van de oorlog en slachtofferschap met Picasso’s Guernica als misschien wel de bekendste exponent van de antioorlogskunst.
In Duitsland drukte Käthe Kollwitz (1867-1945) een belangrijk stempel op de pacifistische kunst. Een vergrote kopie van haar Piëta (of: moeder met haar dode zoon) bevindt zich in de Neue Wache in Berlijn, de centrale gedenkplaats van de Bondsrepubliek Duitsland voor de slachtoffers van oorlog en tirannie. De sculptuur toont een zittende moeder met geborgen tussen haar knieën haar dode zoon. Eén van haar eigen twee eigen zoons, Peter, stierf op 23 oktober 1914 op 17-jarige leeftijd bij een aanval op Diksmuide aan het front in Vlaanderen.
Sociaal bewogen Käthe Kollwitz
Verspreid over twee zalen in Huis Doorn bevinden zich verschillende sculpturen, tekeningen en reliëfs van Kollwitz, afkomstig uit het Käthe Kollwitz Museum in Keulen. De locatie is bijzonder, aangezien de laatste bewoner van het landhuis, de verbannen Duitse Keizer Wilhelm II, bepaald geen liefhebber was van het werk van de kunstenares. Hij was meer een man van militarisme en heldenmoed en kon het sociaal bewogen werk van zijn landgenote niet waarderen. Voor de Eerste Wereldoorlog ontwierp ze bijvoorbeeld een affiche dat ageerde tegen het grote gebrek aan goede woonruimte in Berlijn. Een exemplaar ervan is in Doorn te zien. Het werd in 1912 door de politie verwijderd uit het straatbeeld omdat het zou aansporen tot klassenhaat.
Naast dit affiche en haar Piëta uit 1937-1939 bevat de tentoonstelling onder andere ook een sculptuur uit 1937-1938 die vrouwen en kinderen toont tijdens hun pijnlijke afscheid van mannen die naar het front vertrekken. Moeders en hun kinderen zijn ook een centraal element in veel van haar andere tentoongestelde werk.
Schaamte en ontreddering
Kollwitz’ kunstwerken zijn aangevuld met sculpturen van andere Duitse beeldhouwers. Opvallend is het levensgrote beeld dat Gustav Seitz in 1958 van Käthe Kollwitz maakte. Een groot gietsel hiervan werd begin jaren zestig geplaatst op het huidige Kollwitzplatz in Berlijn, vlakbij de vroegere woning van de kunstenares.
Enkele andere te bewonderen sculpturen zijn van Georg Kolbe. Mensen die herrijzen of ineenstorten zijn een terugkerend thema in zijn werk. Te zien is zijn eerste werk na het einde van de Tweede Wereldoorlog, ‘Befreitrer’ uit 1945. Een met zijn handen voor zijn ogen en gehurkte manfiguur beeldt de schaamte en ontreddering uit van het Duitse volk na het einde van het nazitijdperk. Veel strijdbaarder is het eveneens geëxposeerde ‘Feinde ringsum, 1915’ van Franz von Stuck: een naakte manfiguur heft zijn zwaard tegen de vijand om hem heen, symbolisch voor de situatie waarin Duitsland zich volgens keizer Wilhelm II in 1914 bevond.
Voorstudies
De expositie wordt vervolgd in het paviljoen Nederland en de Eerste Wereldoorlog in het voormalige garagegebouw. Hier bevinden zich voorstudies van verschillende Nederlandse beelden waarvan in de meeste gevallen de originelen fungeren als oorlogsmonument. Zo zijn er bijvoorbeeld fragmenten te zien van het Nationaal Monument op de Dam van John Rädecker. Even herkenbaar is het model voor ‘De Dokwerker’ van oud-verzetsman Mari Andriessen, waarvan het origineel zich in Amsterdam bevindt. De havenarbeiders symboliseert het verzet dat Nederlanders boden tijdens de door de communistische partij aangevoerde Februaristaking op 25 en 26 februari 1941, een uniek protest tegen de Jodenvervolging.
Een door Pieter d’Hont gemaakt beeld van Anne Frank, waarvan een grotere versie zich bevindt in Utrecht, constateert sterk met het eveneens te bewonderen beeld van Koningin Wilhelmina, dat net als ‘De Dokwerker’ gemaakt werd door Mari Andriessen en waarvan een exemplaar in Utrecht en bij paleis Het Loo staat. De grove en plompe beeltenis van de vorstin toont onverzettelijkheid, terwijl het gedetailleerde en lieflijke beeld van Anne Frank onschuld laat zien. Het is indrukwekkend om deze diverse werken bij elkaar te zien.
Extra tijd
Tijdens de opening van de expositie door prinses Beatrix was het de bedoeling dat ze alleen de tentoonstelling in het Huis Doorn zelf zou bezichtigen. De voormalige koningin was blijkbaar zo onder de indruk van de tentoonstelling dat ze extra tijd inruimde om ook het paviljoen te bezoeken. Met ‘Verzet en verdriet in beeld’ heeft Museum Huis Doorn dan ook een expositie samengesteld van internationale allure.
Het boekje bij de tentoonstelling bevat bondige, informatieve uitleg bij elk kunstwerk dat dankzij de nummering gemakkelijk terug te vinden is. Hoe kunstwerken in Duitsland en Nederland bijdroegen aan oorlogsverwerking maakt deze expositie op treffende wijze zichtbaar. Zowel de Duitse als de Nederlandse tentoongestelde herdenkingssculpturen vertellen stuk voor stuk een eigen verhaal en vertegenwoordigen een periode uit de geschiedenis die mede dankzij deze beelden niet vergeten wordt. De expositie is afzonderlijk of in combinatie met een rondleiding door Huis Doorn te bezoeken.
Ook interessant: Dromen van een betere wereld na de Eerste Wereldoorlog
…en: Huis Doorn – Huis van de Duitse keizer
Boek: Kathe Kollwitz and the Women of War