Een onwrikbare oorlogssituatie
āOorlog wordt betaald met geld dat al is uitgegeven.ā – Carl von Clausewitz
Toen hij in december 1799 het hoogste gezag aanvaardde, nam Eerste Consul Bonaparte een in het algemeen explosieve situatie over waarvan de oorsprong tot in 1789 terugging. De militaire situatie was ten opzichte van mei 1798, toen hij naar Egypte vertrok, veel slechter geworden. Hij was trouwens vanwege de slechte berichten uit Frankrijk eerder naar huis teruggekomen.
De Tweede Coalitie tegen Frankrijk was op instigatie van de Britse eerste minister [William] Pitt tot stand gebracht en bestond uit Groot-Brittanniƫ, Oostenrijk, Zweden, het Koninkrijk der Beide Siciliƫn, Portugal en het fictieve Duitse Keizerrijk. De legers van het Directoire leden nederlaag op nederlaag en werden tot achter de landsgrenzen teruggedreven. Ze verloren daarmee alles wat Bonaparte bij de Vrede van Campo Formio had bereikt. Een totale invasie van Frankrijk dreigde.
Nadat ze Bonaparteās aanbod tot onderhandelen honend hadden afgewezen, werden de Coalitiegenoten opnieuw gewapenderhand gedwongen tot het tekenen van vredesverdragen: Oostenrijk in februari 1801 de Vrede van LunĆ©ville en Groot-BrittanniĆ« in maart 1802 de Vrede van Amiens. In het derde deel komen we terug op de gebeurtenissen in deze oorlog, met name op de legendarische overwinning bij de Slag van Marengo van 14 juni 1800 die door Bonaparte in eigen persoon werd behaald, en op het schitterende succes van generaal Jean Victor Marie Moreau tijdens de slag van Hohenlinden op 3 december van hetzelfde jaar.
De Vrede van Amiens betekende het einde van negen jaar onafgebroken oorlog tussen het nieuwe Frankrijk en de Europese vorstendommen en werd overal met enorm enthousiasme ontvangen. Men geloofde dat er eindelijk een blijvende vrede was bereikt. Maar helaas, dit bleek slechts een grootse hersenschim te zijn waarin zelfs Bonaparte enige tijd geloofde, zoals hij later op Sint-Helena bekende:
āIn Amiens geloofde ik volkomen te goedertrouw dat het lot van Frankrijk en het mijne waren bezegeld. Ik zou mijzelf uitsluitend aan het bestuur van Frankrijk gaan wijden en ik geloof dat ik grootse zaken voor elkaar zou hebben gebracht.ā
Een wat onnozel optimisme van de jonge Eerste Consul, maar in zijn geval niet onbegrijpelijk, verblind als hij was door roem en de aanbidding van het volk. Maar hij zou niet lang in hogere sferen verkeren. De onverbiddelijke internationale realiteit schudde hem op tijd ruw wakker. Drie sterk samenhangende en elkaar versterkende conflictpunten kwamen samen en vormden de voedingsbodem voor de onvermijdelijke oorlog die de geschiedenis van het Empire zou bepalen:
- de wrok van de verliezer;
- de starre monarchistische reactie op de ontluikende democratie;
- de onverzoenlijke Frans-Britse rivaliteit.
De wrok van de verliezer
De nederlagen die ze gedurende die jaren in de strijd tegen de Franse legers herhaaldelijk leden, hadden de verliezers veel pijn gedaan, in het bijzonder Oostenrijk. De nederlagen werden bestraft met een aanzienlijke inkrimping van het grondbezit. Het was dan ook niet verwonderlijk dat de verliezers door een onbedwingbare wrok werden geleid en slechts het juiste moment afwachtten om de smaad van hun bittere nederlagen uit te wissen en hun voormalige bezittingen terug te winnen.
Voor Oostenrijk waren de gebiedsverliezen aanzienlijk. Bij de Vrede van LunĆ©ville, dat het uit eigen naam ondertekende en daarnaast als vertegenwoordiger van het Duitse [Heilig Roomse] Keizerrijk, betaalde Oostenrijk duur voor de nederlagen die het geleden had in zijn voortdurende oorlogen in ItaliĆ« en Duitsland tegen Frankrijk. Het Heilig Roomse Keizerrijk moest de Rijn erkennen als de natuurlijke grens van het nieuwe Frankrijk. Frankrijk beleefde eindelijk de verwezenlijking van een oude droom die het eeuwenlang tevergeefs koesterde. Luidde het gezegde niet: āZodra Frankrijk uit de Rijn drinkt, heeft GalliĆ« zijn eindbestemming bereiktā? Het Heilig Roomse Keizerrijk bekrachtigde officieel dat het afstand deed van de Belgische provincies [Zuidelijke Nederlanden] en erkende de Bataafse Republiek (Nederland) en Zwitserland. Bovendien kreeg Frankrijk recht van controle over Duitse aangelegenheden, met als doel de dreiging vanuit het oosten weg te nemen. Als bewijs van zijn vredelievende bedoelingen deed Frankrijk afstand van zijn vestingsteden op de rechteroever van de Rijn.
De Oostenrijkse verliezen in Italiƫ werden bij de Vrede van LunƩville op 30 november 1797 door het Congres van Rastatt geratificeerd. De Oostenrijkse grens liep nu tot de rivier Adige. Oostenrijk moest de Cisalpijnse en Ligurische Republiek erkennen en toestaan dat het Groothertogdom Toscane tegen het prinsaartsbisdom Salzburg werd ingeruild. Kortom, het moreel gekwetste en aanzienlijk geamputeerde Oostenrijk kwam boordevol wraaklustige rancune uit de oorlog.
De Vrede van Amiens maakte een einde aan de oorlog tussen Frankrijk en Groot-Brittanniƫ. Spanje en Nederland waren ook bij deze vrede betrokken. Groot-Brittanniƫ gaf de Antillen en de handelshavens van India terug aan Frankrijk. Groot-Brittanniƫ behield het van Spanje afgepakte Trinidad, en het van Nederland afgenomen Ceylon (Sri Lanka). Daarnaast gaf het Kaap de Goede Hoop terug aan de Nederlanders. Verder beloofde Groot-Brittanniƫ zich binnen drie maanden uit Egypte terug te trekken en Malta aan zijn ridderorde terug te geven. Deze laatste clausule zou een twistappel vormen die uiteindelijk voor de vrede noodlottig bleek.
Groot-BrittanniĆ« aanvaardde de vrede slechts omdat het in Europa tijdelijk alleen stond en vooral omdat de druk van de zakenwereld van de City te groot werd, bang als die was voor een ernstige economische crisis. Toch bestond er geen enkele twijfel dat Groot-BrittanniĆ«, zodra de bordjes weer waren verhangen, alles in het werk zou stellen om zijn geschonden blazoen op te poetsen, zeker omdat het Frankrijk de beslissende steun aan de āopstandelingenā uit de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog nooit had vergeven. De andere grote Europese mogendheden, met name Pruisen en Rusland, waren nog niet betrokken bij een territoriaal geschil. Maar ze deelden in wisselende mate met de andere monarchieĆ«n hun vijandschap tegenover het republikeinse Frankrijk dat was voortgekomen uit de Revolutie.
De starre monarchistische reactie op de ontluikende democratie
āDe vorsten van Europa hebben afgesproken om gezamenlijk rond mijn graf te zullen staan, maar ze zijn bang om elkaar tegen te komen.ā – Napoleon in 1809
Het territoriale conflict werd nog heviger door een meedogenloze ideologische confrontatie. Bij zijn machtsovername op 18 Brumaire, erfde Bonaparte een nieuw Frankrijk dat was verdronken in het bloed van de monarchie van de Bourbons. De besmettelijke politieke aardschok had alle vorsten grote schrik aangejaagd omdat ze terecht voor hun troon vreesden. De ābevrijdingsā-oorlogen van de Revolutie waren voor hen een bevestiging van de ernst van het gevaar. Na de Eerste Coalitie hadden de monarchieĆ«n een starre leer uitgedacht, die tijdens de conferentie van Antwerpen op 6 april 1793 werd geratificeerd. De vertegenwoordigers van Groot-BrittanniĆ«, Oostenrijk, Pruisen en Rusland wilden het revolutionaire Frankrijk vernietigen, niets meer en niets minder.
Namens Groot-BrittanniĆ« liet lord William Auckland weten āFrankrijk politiek te willen vernietigenā. De Oostenrijker Florimond Claude Mercy-Argenteau deed er nog een schepje bovenop en wilde…
āFrankrijk verpletteren door middel van terreur en het uitroeien van een groot deel van de activistische partij, plus van vrijwel iedereen die tot de regerende partij behoort.ā
Voor minder deed hij het niet! Zijn landgenoot Johann Amadeus Thugut stelde een verbijsterende verdeling van de buit voor: Groot-Brittanniƫ kreeg Duinkerken en de koloniƫn, Oostenrijk kreeg Vlaanderen en Artesiƫ, en Pruisen kreeg Elzas en Lotharingen. Een vreemde variant hierop bestond eruit dat de hertog van Beieren Elzas en Lotharingen kreeg en in ruil daarvoor zijn eigen hertogdom onder het bestuur van Oostenrijk bracht. De diepgewortelde haat van de Oostenrijkse vertegenwoordigers had veel te maken met het feit dat Marie-Antoinette tijdens de Revolutie was onthoofd, een Oostenrijkse aartshertogin. Rusland bedacht zichzelf met Polen. Zijn gevolmachtigde Markov vatte zeer goed het doel samen dat de Coalitie met een onverbiddelijke vastberadenheid tot aan Waterloo in de oorlogen zou najagen:
āAlle acties tegen Frankrijk zijn geoorloofd. We moeten de anarchie vernietigen. We moeten voorkomen dat Frankrijk ooit nog haar vroegere dominantie terugkrijgt. Het lijkt erop dat we deze twee doelen heel goed in Ć©Ć©n keer kunnen verwezenlijken. Laten we de Franse provincies innemen die ons het beste uitkomen […] Daarna zullen we in goed overleg met elkaar het resterende Frankrijk een stabiel en duurzaam monarchaal bestuur geven. Het zal een tweederangs mogendheid worden die niet langer een bedreiging voor anderen vormt en we zullen dit broeinest van de democratie uitroeien voordat het Europa in vuur en vlam kan zetten.ā
Zulke stoere praatjes mogen wel uitgebreid worden geciteerd.
Het klopt dat het tsarisme meer dan de andere monarchieƫn te vrezen had van de besmettelijke mensenrechten. Zijn sociale stelsel was een belediging voor de menselijke waardigheid. Een arrogante aristocratie bezat heerlijke rechten en hield de boeren als lijfeigenen, een situatie die zeer dicht tegen de slavernij aanleunde.
De keizer Napoleon bestond in die tijd nog niet. Deze despoten logen later schaamteloos door huichelachtig te beweren dat ze alleen Napoleon als individu wilden bestrijden en niet Frankrijk.
Tien jaar na hun eerste conferentie was de haat van de Europese vorsten absoluut niet minder geworden, integendeel zelfs. De gemakkelijke overwinningen van de Franse revolutionaire legers waren in niet geringe mate toe te schrijven aan de enthousiaste ontvangst door de betrokken volken, waardoor de vijandelijke soldaten die de ābevrijdersā moesten bestrijden zich lieten tegenhouden.
De gammele tronen van de door God gegeven alleenheersers wankelden meer dan ooit. Om hun regimes te redden dienden ze koste wat het kost āhet Franse onheilā met wortel en tak uit te roeien, de Revolutie voor eens en altijd te onderdrukken en het Franse volk zodanig op zijn plaats te zetten dat andere volkeren de lust tot navolging verging. Een ervaren diplomaat, de graaf van Hauterive, drukte destijds perfect de onverbiddelijke aard uit van de confrontatie tussen het monarchale Europa en het nieuwe Frankrijk:
āDe een moet de ander doden. Of Frankrijk moet verdwijnen, of het moet voldoende koningen van hun troon stoten om te voorkomen dat de overgeblevenen een coalitie kunnen vormen. De Coalitie zal het [Franse] Empire vernietigen op de dag dat de Fransen zich terug moeten trekken, want tijdens onze mars zal er niet gestopt worden.ā
Voorspellende woorden…
Van 1789 tot 1815 verminderde het barbaarse verlangen van de Europese vorsten om het Frankrijk van de Revolutie te slopen geen seconde en groeide ten slotte uit tot een obsessieve haat. Ook de stichting van het Franse Empire doorbrak op geen enkele manier deze diepe vijandigheid, ondanks de monarchale pracht en praal en de huwelijksalliantie met de Habsburgers; gebeurtenissen die, maar dit terzijde, het grootste republikeinse huldebetoon aan een keizerlijke regime vormden. Begin 1813 overtuigden de ministers Alexander Roumiantzov en Karl Robert von Nesselrode de overwinnende tsaar ervan dat het āHeilige Ruslandā zijn ziel moest leggen in de goddelijke missie om Europa van Napoleon te bevrijden. Een fanatisme dat in grote mate door de andere hoven werd gedeeld.
Dit was geen coalitie meer, maar een kruistocht tegen Frankrijk, waar de publieke opinie met gelijke munt reageerde. Het āChant du dĆ©partā [āLied van Vertrekā], het populairste lied van dat tijdperk, heeft de algemene haat ten aanzien van de monarchie onsterfelijk gemaakt:
āBeef, vijanden van Frankrijk, koningen dronken van bloed en verwaandheid, het soevereine volk komt eraan, tirannen zullen sterven. De Republiek roept ons…ā
Er was nu slechts een onontwarbare religieuze kwestie nodig om de algemene haat tegen het Frankrijk onder het Consulaat naar haar tumultueuze hoogtepunt te voeren. Onder de buitensporigheden die in naam van de teugelloze Revolutie waren begaan, waren ook een afschuwelijke vervolging van katholieken en de ontkerstening van het land, dit tot grote afschuw van de paus en van iedereen in Europa die zich als gelovig beschouwde. Het ene exces lokte het andere uit. Bonaparte werd als persoon en als erfgenaam van de Revolutie, bijna als een āantichristā gezien van wie de mensheid zich zo snel mogelijk en met alle middelen moest zien te verlossen. Later, nadat hij tot keizer was gekroond, zou zijn moedige emancipatie van de Joden deze katholieke vijandigheid alleen maar versterken, een vijandigheid die qua intensiteit kon wedijveren met die van de Heilige Synode van Moskou en met de afkeer van Groot-BrittanniĆ«.
De onverzoenlijke Frans-Britse rivaliteit
De felle rivaliteit tussen Frankrijk en Groot-Brittanniƫ dateerde duidelijk van voor het Consulaat, de hele geschiedenis tussen de twee landen was ermee doorspekt. We hoeven maar te denken aan de Honderdjarige Oorlog. Preciezer is het om het te hebben over een conflict dat al duizend jaar oud is en zelfs tegenwoordig nog een rol speelt, zij het gelukkig niet in militair opzicht.
Groot-Brittanniƫ had heimelijk de ongeregeldheden onder de Revolutie aangewakkerd met als doel Frankrijk te verzwakken. In de archieven van een Russische diplomaat stond de volgende ontboezeming:
āDe Britse agenten Clark en Oswald zijn lid van de Jakobijnen. Het zou eervoller geweest zijn om oorlog tegen Frankrijk te voeren dan de onlusten en slachtingen aan te wakkeren die in Frankrijk tot schande van de menselijkheid worden begaan.ā
Ten tijde van het Consulaat stimuleerden drie nauw met elkaar in verband staande conflicten de vijandschap tussen de twee mogendheden: het reeds lang bestaande territoriale twistpunt in Europa, een meedogenloze economische rivaliteit, en de onverbiddelijke wedloop om de wereldhegemonie.
Het territoriale twistpunt in Europa
Het Frans-Britse territoriale conflict in Europa was zo oud als de twee landen zelf, maar door de expansie van het revolutionaire Frankrijk werd het heviger. De veroveringen van de Revolutie botsten op twee essentiƫle principes van de Britse diplomatie.
Het eerste principe was dat van het āEuropese evenwichtā, de onwrikbare grondslag van het Britse buitenlandse beleid die zelfs in onze tijd niets van zijn geldigheid heeft verloren. Albion heeft nooit geduld dat welke Europese mogendheid dan ook het continent te zeer overheerst en zal dat ook nooit dulden. Dit vanwege de eigen veiligheid en welvaart. Telkens als een land op het punt stond om een dergelijke dominantie te bereiken, mobiliseerde Groot-BrittanniĆ« al zijn krachten en hulpmiddelen om dat land met militaire coalities te bestrijden. Dat was in 1800 precies de situatie met betrekking tot het Consulaat.
Het tweede principe, een logisch gevolg van het eerste, was het postulaat dat Groot-BrittanniĆ« van mening was dat zijn veiligheid niet samenging met de bezetting van de Noordzeekust door een grote mogendheid, het vermaarde āpistool gericht op het hart van Groot-BrittanniĆ«ā. Groot-BrittanniĆ« wist nog heel goed dat het in zijn geschiedenis tweemaal vanaf deze kust was bezet, door Julius Caesar [tijdelijk, definitieve Romeinse verovering vanaf 43 na Christus] en door Willem de Veroveraar. Welnu, de Nationale Conventie had BelgiĆ« in 1795 ingelijfd en met de Vrede van LunĆ©ville was Nederland in feite onder Frans gezag geplaatst. Frankrijk en Groot-BrittanniĆ« stonden daarom bij de machtsovername van Bonaparte al aan het begin van een oorlog.
Daarenboven zorgde de Franse aanwezigheid in dit strategisch belangrijke gebied voor het gevaar dat de bloeiende Britse handel met Europa werd geblokkeerd.
De meedogenloze economische rivaliteit
De commerciƫle concurrentie met Frankrijk was voor de Britse handel-drijvende middenklasse een grote zorg geworden. Groot-Brittanniƫ was van alle landen koploper in de industriƫle revolutie en aan het begin van de negentiende eeuw de belangrijkste economische macht in wording van de wereld. Maar postrevolutionair Frankrijk maakte een snelle groei door. Het liep de achterstand in en stak de Britse export in Europa de loef af. Het Frans-Britse vrijhandelsverdrag van 1786 was al vervangen door een meer protectionistisch systeem dat de Franse industrie tegen buitenlandse concurrentie wilde beschermen en de bevoorrading van grondstoffen en tropische producten veilig wilde stellen. In 1793 veranderde deze commerciƫle concurrentie in een economische oorlogvoering door de uitvoer van graan naar vijandelijke landen en de import van alle producten afkomstig uit die landen te verbieden.
Het Directoire had de gewoonte dat de nationaliteitsvlag de koopwaar aan boord beschermde, geschonden. De Britse producten die in neutrale schepen werden vervoerd, waren tot oorlogsbuit voor de bevoegde kapers uitgeroepen. Een draconische wet uit oktober 1798 had de voorkeursbehandeling van Franse goederen nog verder versterkt.
Om kort te gaan, de economische oorlog liep ten slotte hand in hand met een militaire oorlog. De escalatie zou pas stoppen met de instelling van het rampzalige continentaal stelsel.
De wedloop om de wereldhegemonie
Al enige tijd eerder was de Frans-Britse rivaliteit aan de andere kant van de zeeƫn en oceanen beland en speelde zich nu op wereldschaal af. Van nu af aan zou die het karakter van een race om de wereldhegemonie aannemen, met als doel het bemachtigen van goedkope grondstoffen, veilige afzetmarkten en strategische posities die elkaar beschermden. Semjon Vorontsov, in 1803 de Russische ambassadeur in Londen, liet als ervaren diplomaat in duidelijke bewoordingen deze getuigenis na:
āDe werkwijze van het Britse kabinet zal er altijd op gericht zijn om Frankrijk als zijn enige mededinger te verpletteren, om daarna despotisch over de hele wereld te heersen.ā
Ten tijde van Bonaparteās ambtsaanvaarding, deed Groot-BrittanniĆ« nauwelijks moeite om die ambitie om de wereld te domineren te verbergen. Het was bezig zich volop met nieuwe kolonies uit te breiden. Bij dit streven botste het met Spanje en Nederland, maar bovenal met Frankrijk, dat het van zijn laatste kolonies wilde beroven om een immens rijk op te bouwen. Groot-BrittanniĆ« had de Fransen vlak daarvoor uit Canada verdreven. Frankrijk had wraak genomen door mee te werken aan de onafhankelijkheid van de Verenigde Staten van Amerika. Nu had Albion zijn zinnen gezet op Martinique en Guadeloupe. Het streed met Frankrijk om de controle over de handel op India, de Seychellen, Mauritius en La RĆ©union. Bij deze overzeese confrontatie trok Groot-BrittanniĆ« beslissend voordeel uit haar maritieme superioriteit, terwijl Frankrijk alleen op het Europese continent een sterke positie genoot. In feite was er een nieuwe Punische oorlog op wereldschaal aan de gang.
Groot-Brittanniƫ opereerde in de Middellandse Zee het agressiefst. De controle over deze uiterst belangrijke waterweg was een voorwaarde voor de zeggenschap over de verbindingswegen naar het Britse imperium in India. Op een gegeven moment bezette Groot-Brittanniƫ Toulon, de enige Franse marinebasis in de Middellandse Zee, en al gauw daarna Corsica, dat het onder het gezag van de Britse kroon probeerde te brengen. Als tegenzet bedreigde Frankrijk van 1798 tot 1801 Groot-Brittanniƫ in Egypte, toen al op initiatief van Bonaparte. Sinds de Vrede van Utrecht in 1713 oppermachtig in Gibraltar, had Groot-Brittanniƫ ook op de Balearen en Malta, in Napels, Siciliƫ en tot aan Livorno landstrijdkrachten en marine-eenheden die het voortdurend versterkte.
Deze uitdagende overheersing van een vreemde verre mogendheid over het Middellandse Zeegebied vormde een vernederende aantasting van de legitieme aanwezigheid van Frankrijk op een zee die langsheen vele honderden kilometers van haar continentale kust lag en Corsica omspoelde. Dit kon zo niet langer doorgaan…
De situatie in Europa was dus bij de aanvang van het Consulaat al uiterst explosief. De Europese monarchieƫn werden gedreven door wraaklust, waren bang voor hun voortbestaan en wachtten op een goede gelegenheid om de Franse Republiek omver te werpen en het ancien rƩgime binnen de grenzen van 1789 te herstellen. Het rijke Albion groeide in volle vaart uit tot een wereldmacht en bevond zich in een uitstekende positie om de vijanden van Frankrijk samen te brengen met als doel de erfvijand op de knieƫn te krijgen waarmee het sinds mensenheugenis om de wereldsuprematie streed.
Het eeuwige noodlot had bepaald dat oorlog tegen Frankrijk onvermijdelijk was, tenzij het zich onvoorwaardelijk zou overgeven, iets wat teveel van het Franse zelfrespect was gevraagd. In dit stadium van ons betoog kunnen we stellen dat Napoleon al meteen na zijn machtsovername tot oorlog was veroordeeld. De ontkenning van deze tragische realiteit, gemeend of gehuicheld, is de bron van veel beoordelingsfouten over Napoleon, die te vaak is afgeschilderd als een oorlogszuchtige despoot.
We zullen zien dat hij in volledig tegenstelling met dit beeld er alles aan deed om een oorlog uit de weg te gaan, een oorlog waarin hij geen zin had, geen belang had om die uit te lokken, en waarvoor hij de tijd niet had om er zich mee bezig te houden. Hij vocht alleen wanneer hij daartoe gedwongen was, en altijd als een rechtmatige verdediging van Frankrijk.
Boek: Napoleon, martelaar voor de vrede