Napoleon in Egypte: het begin van de islamitische verlichting

8 minuten leestijd
Jean-Léon Gérôme (1867): Napoleon en zijn generale staf in Egypte
Jean-Léon Gérôme (1867): Napoleon en zijn generale staf in Egypte
Bij uitgeverij Nieuw Amsterdam verschijnt december 22017 het boek De islamitische Verlichting. De ontmoeting tussen de Oriënt en het Westen in de Moderne Tijd. Hierin beschrijft Christopher de Bellaigue de strijd tussen geloof en rede, tussen verstarde samenlevingen en de verworvenheden van de westerse Verlichting in de landen van het Midden-Oosten. Aan de hand van de levens van hervormers en de gebeurtenissen in de grote centra van de islam vanaf begin negentiende eeuw, wordt een beeld geschetst van een wereld in grote beroering. Op Historiek een fragment over het begin van de Verlichting, als Egypte wordt veroverd door Napoleon Bonaparte.


Botsing

De wereld van de islam was pas bereid zijn superioriteitscomplex af te leggen toen de fundamenten ervan rot bleken te zijn, maar zelfs toen werd de grootheidswaan slechts met pijn en moeite losgelaten. Het was een grote schok voor een beschaving die haar hele geschiedenis door overtuigd was gebleven van haar eigen genialiteit. De vergelijking die voor de islam door de eeuwen heen cruciaal was geweest, en die doorgaans in zijn voordeel uitviel, was die met de landen van het christendom, dat in geografisch en cultureel opzicht zo dicht bij hen stond en door dezelfde abrahamitische bedding stroomde, maar door zulke onbegrijpelijke leerstellingen als de drie-eenheid, de transsubstantiatie en de goddelijke natuur van Christus verworden was tot een gruwzame aberratie.

De Ottomaans-Turkse admiraal en kaper Khair ad-Din
De Ottomaans-Turkse admiraal en kaper Khair ad-Din
Voor moslims was het daarom alleen maar logisch dat zo veel christenen bij hen emplooi en soelaas zochten. Het Midden-Oosten telde vele christenen die wilden meeliften op het succes van de islam: van Adelard van Bath, die aan het begin van de twaalfde eeuw de islamitische wetenschap de hemel in prees, tot de Ottomaanse admiraal Khair ad-Din Barbarossa, uit Griekse ouders geboren op Lesbos, wiens galeien in het tijdperk van de grote ontdekkingen de Middellandse Zee beheersten, en Robert Sherley, die in 1598 de hopakkers van Kent verruilde voor Perzië om daar als diplomaat voor de sjah te gaan werken. In 1798 viel de mythe van de christelijke erkenning van de islamitische superioriteit in duigen. Door Napoleons achteloze annexatie van een van de kroonjuwelen van het Ottomaanse Rijk kwamen de moslims voor meer dan alleen een militaire en politieke uitdaging te staan. Het was ook een pijnlijke, zeer persoonlijke vernedering, waardoor ze bovendien voor een keuze werden gesteld: moesten zij de nieuwe vormen van kennis en organisatie zoals vertegenwoordigd door de Fransen verwelkomen of moesten ze deze van buiten komende innovaties afwijzen? Het jaar 1798, aldus de belangrijkste chroniqueur van de invasie, sjeik Abdulrahman al-Jabarti, vormde het begin van:

‘de verwoede gevechten en de gewichtige gebeurtenissen, van de onfortuinlijke ongelukken en ontstellend onheil, van de komst van meer kwaad en de versnellende veranderingen, van langdurig lijden en kantelende tijden, van de inversie van het intrinsieke en het te gronde richten van het gevestigde, van verschrikking op verschrikking en ongerijmde omstandigheden, van het ontaarden van alle waarden en overheersende vernietiging, van wijdverbreide verwoesting en velerlei voorvallen.’

Het Egypte dat in juli 1798 door de soldaten van Napoleon werd veroverd, stond ver af van de welvarende en dynamische grootmacht die in de elfde eeuw tijdens de hoogtijdagen van de Fatimiden Noord-Afrika had overheerst. Egypte was de graanschuur van het Ottomaanse Rijk, waarvan het sinds de annexatie door sultan Selim i in 1517 deel uitmaakte, en een belangrijke leverancier van graan en ruwe katoen aan Frankrijk. Vanwege zijn ligging op de landroute naar India had het grote strategische waarde, ondanks de populariteit van de zeeroute via Kaap de Goede Hoop, maar het land was verscheurd en weinig productief. De bevolking nam al sinds de Middeleeuwen af en telde aan het eind van de achttiende eeuw nog maar vier miljoen zielen (tegen achtentwintig miljoen inwoners in de republiek van de Fransen). De provincie zuchtte onder de heerschappij van de mammelukken, een dynastie van vroegere slaven die de Ottomaanse regering, de Verheven Porte zoals ze meestal werd genoemd, schatting betaalde en in ruil daarvoor de vrije hand kreeg om de bevolking te onderdrukken en af te persen. Ondanks de agrarische rijkdom van het land hadden de Egyptenaren vanwege het slechte bestuur en de hoge belastingen soms te lijden onder hongersnoden. In de legendarische stad Caïro, ooit een van de wonderen van de middeleeuwse wereld, was niet langer steen maar leem met tenen vlechtwerk het voornaamste bouwmateriaal.

Caïro in de achttiende eeuw door Louis-François Cassas
Caïro in de achttiende eeuw door Louis-François Cassas
Met het onderwijs was het bijzonder slecht gesteld. Er waren in Caïro maar twintig scholen, tegen vijfenzeventig aan het begin van de vijftiende eeuw, en het bolwerk van het Egyptische intellect, de verloederde Al-Azhar-universiteit met zijn arcades, waar de wetenschap gewantrouwd en de filosofie veracht werd, had al jaren geen oorspronkelijke gedachte meer voortgebracht. Van de wereld buiten de islam, die van de ontdekking van Amerika, van wetenschap en de industriële revolutie, moest men niets hebben.

Dit mediterrane anachronisme kwam nu in botsing met de meest zelfbewuste moderne samenleving op aarde en met de nieuwe motor daarachter: Napoleon. De ambitieuze Corsicaan had zich een glansrijke reputatie verworven dankzij zijn opvallende overwinningen op de Habsburgers in Italië en Oostenrijk, al had dit militaire genie ook een enorm ego en de aandachtsspanne van een puber. Napoleon was niet alleen generaal: hij was ook geïnspireerd door de intellectuele kracht van de Verlichting en het transformerend vermogen van de Franse Revolutie. Kort daarvoor gekozen tot lid van het Institut de France, toen en nu het kloppend hart van het grote, stoutmoedige Franse intellect, was hij een volleerd wiskundige en scherp debater over zulke uiteenlopende zaken als bewoonbare planeten en de interpretatie van dromen. Ook verdiepte hij zich enthousiast, en zoals gewoonlijk niet zonder eigenbelang, in Frankrijks postrevolutionaire imperialistische doctrine, die, zoals zijn latere medestander Charles Maurice de Talleyrand het uitdrukte, erop gericht was ‘alles te ordenen, binnen en buiten zichzelf, in het belang van de menselijke soort.’

Alles ordenen betekende in de eerste plaats de mammelukken laten zien hoe je moest vechten. Op 1 juli landde Napoleon in Alexandrië; problemen in verband met een slecht georganiseerde bevoorrading en de dorst die de soldaten op hun tocht zuidwaarts leden schoof hij terzijde, zodat hij op 21 juli met zijn 25.000 manschappen al in Embaba was, op de linkeroever van de Nijl tegenover Caïro. Hier stuitten ze op een kleinere maar veel frissere mammelukse strijdmacht.

Geen maatschappij kon vooruitkomen met een met speren bewapend leger. Dat was de les van de Slag bij de Piramiden in 1798, toen Napoleons invasieleger bij Caïro de strijd aanging met de Egyptische mammelukken. Na amper een uur waren de verdedigers verslagen door een geïntegreerd modern leger dat, in carrés opgesteld, met kanonnen op hen schoot.
Geen maatschappij kon vooruitkomen met een met speren bewapend leger. Dat was de les van de Slag bij de Piramiden in 1798, toen Napoleons invasieleger bij Caïro de strijd aanging met de Egyptische mammelukken. Na amper een uur waren de verdedigers verslagen door eengeïntegreerd modern leger dat, in carrés opgesteld, met kanonnen op hen schoot.

Met hun bonte zijden mantels en kaftans hoog en fier in het zadel gezeten, de teugels tussen hun tanden geklemd, vormden de aanstormende mammelukken een verbazingwekkend gezicht, maar een moderne strijdkracht was het bepaald niet. Over klavervelden in de richting van de Fransen galopperend schoten ze eerst hun karabijnen en vervolgens hun pistolen leeg. De gebruikte wapens werden op de grond gegooid en door hun knechten opgeraapt. Ten slotte wierpen ze van nabij met speren en zwaaiden ze met kromzwaarden. Uiteindelijk leverde dit vertoon niet veel op. De mammelukken werden tot staan gebracht door een voor hen nog onbekend fenomeen: dicht opeengepakte carrés van soldaten die artillerie- en musketvuur spuwden.

‘De soldaten gedroegen zich zo onverstoorbaar bij het vuren dat er geen enkele patroon werd verspild; ze wachtten tot de ruiters op het punt stonden op onze carré in te rijden’,

…aldus een Franse luitenant. Na amper een uur was de vijand verpletterd. Napoleon noemde het treffen de Slag bij de Piramiden, waarvan men door de nevel heen de mysterieuze contouren kon ontwaren, al hadden de meeste Fransen geen idee wat het waren. De dodencijfers – zo’n duizend mammelukken lieten het leven, tegen negenentwintig Fransen – vormden een afspiegeling van de vreselijke disbalans in tactiek, training en uitrusting. Sjeik Jabarti stelde de efficiëntie van de ongelovigen tegenover het jammerlijke lot van de verdedigers, die volgens hem

‘met elkaar ruzieden, afgunstig waren, voor hun geriefelijke leven vreesden, totaal onwetend waren en zichzelf voor de gek hielden en in kleding en gedrag een grote verwaandheid en hoogmoed tentoonspreidden.’

Bovendien vormde de uitkomst van de strijd niet alleen de weerspiegeling van de kwaliteiten van beide partijen: een middeleeuws oosters leger was in de pan gehakt door een modern westers leger, en een fiere islamitische hoofdstad, Al-Qahira, ‘de zegevierende’, was veroverd door de ongelovigen.

‘Maar een rol als bestuurder en vredestichter kon Napoleon niet bevredigen. Hij zag zichzelf als onderdeel van een groot menselijk avontuur…’

In de eerste weken na de Slag bij de Piramiden zetten de Fransen in Caïro een bestuur op en probeerde Napoleon met zijn bekende combinatie van charme en meedogenloosheid de stad in het gareel te krijgen. Hij nodigde de voornaamste sjeiks en andere notabelen uit zitting te nemen in een diwan, een raad, die onder zijn toezicht Egypte zou leiden. Hij maakte korte metten met alle tegenstand en om een voorbeeld te stellen sloeg hij in oktober met harde hand een over de hele stad verspreide opstand neer. Maar een rol als bestuurder en vredestichter kon Napoleon niet bevredigen. Hij zag zichzelf als onderdeel van een groot menselijk avontuur en koesterde de gedachte dat onder de heilzame leiding van Frankrijk Egypte in zijn oude glorie kon worden hersteld. Hadden de Fransen ook niet de Amerikanen vrijheid gebracht door hen te helpen in hun onafhankelijkheidsoorlog? Had hij zelf niet Italië bevrijd van de tirannie van de Habsburgers?

Nicolas-Jacques Conté
Nicolas-Jacques Conté
Om de nieuwe relatie aan beide partijen ten goede te laten komen had Napoleon een aantal geleerden meegebracht die op het gebied van kennis hetzelfde zouden doen als zijn leger op het slagveld had gedaan: de blikken op de toekomst richten, weg van het beschamende verleden. Napoleon beschouwde zijn savants, geleerden, als de opvolgers van de wijze mannen die Alexander de Grote op zijn expedities naar het oosten hadden vergezeld. Voor hem was de verovering van Egypte de eerste fase van een kolonisatieodyssee die zou eindigen met de verdrijving van de Britten uit India. Tot de geleerden behoorden Etienne Geoffroy Saint-Hilaire, Frankrijks eerste docent zoölogie, Tancrède Gratet de Dolomieu, de mineraloog naar wie de Dolomieten zijn vernoemd, en Nicolas-Jacques Conté, een zeer veelzijdig man die zowel het grafietpotlood uitvond als het eerste plan ontwikkelde voor een luchtinvasie (van Groot-Brittannië, met ballonnen). Een andere wetenschapper, Étienne Louis Malus, slaagde er zelfs in toen hij in Egypte de pest had opgelopen zichzelf te genezen. Malus ontdekte ook de polarisatie van licht. Ze waren het product van de Franse Revolutie en gingen met een ongelooflijke gedrevenheid aan de slag.

Het Egypte-instituut (l’Institut d’Égypte), gevestigd in Azbakiya, de uitgaanswijk van Caïro, in een gebouwencomplex met tuinen rond het onteigende paleis van een plaatselijke edelman, stond als een pop-up-onderzoeksinstituut in de wetenschappelijke woestijn. Het kon bogen op een volière, een botanische tuin, een observatorium, diverse kleine musea en werkplaatsen voor de fabricage van wetenschappelijke en militaire instrumenten, van precisie-instrumenten en microscooplenzen tot klingen van zwaarden. De savants verbleven in geconfisqueerde huizen in de buurt, als ze niet in het veld waren om vissen te classificeren of de Sfinx op te meten.

De islamitische Verlichting  De ontmoeting tussen de Oriënt en het Westen in de Moderne Tijd
De islamitische Verlichting. De ontmoeting tussen de Oriënt en het Westen in de Moderne Tijd (€34.99)
Behalve met het achtervolgen van opstandige mammelukken, het besturen van Caïro en het opvrolijken van zijn minnares Pauline Fourès (die hij in navolging van koning David had ontfutseld aan een echtgenoot die militair was), nam Napoleon de eerste maanden ook deel aan disputen tussen zijn savants. Hij bestookte ze met vragen: over een verbinding tussen de Middellandse Zee en de Rode Zee (hij bezocht Suez en volgde voor zover mogelijk de sporen van het kanaal van Ramses II), over het maximaliseren van de landbouwproductie, over een mogelijk vervangmiddel voor hop bij het brouwen van bier en over het voorkomen van besmettingen. Tegelijkertijd werden er plannen ontwikkeld voor een moderne infrastructuur, zoals ziekenhuizen, landbouwscholen en een school voor beeldende kunst. Wilden echter de innovaties van de Verlichting ingang vinden, dan moesten de leidende Egyptenaren eerst van de waarde daarvan overtuigd worden. En zo werd het instituut een podium voor een van de meest indringende culturele confrontaties van de moderne tijd.

~ Christopher de Bellaigue

Boek: De islamitische Verlichting – Christopher de Bellaigue

Bekijk dit boek bij:

Bekijk dit boek bij Historiek Geschiedenisboeken

0
Reageren?x
×