Dark
Light

Nazi-propagandisten voor de rechtbank

Fragment uit ‘Kolberg’ van Kevin Prenger
9 minuten leestijd
Aangeklaagden tijdens het Militaire Tribunaal in Neurenberg
Aangeklaagden tijdens het Militaire Tribunaal in Neurenberg (Bundesarchiv, Bild 183-V01057-3 / CC-BY-SA 3.0)
Begin 2020 verscheen Kevin Prengers nieuwe boek ‘Kolberg’, over de nazipropagandafilm en de gelijknamige Duitse stad. In de publicatie besteedt de auteur ook veel aandacht aan de rol van propaganda(films) binnen nazi-Duitsland. Hieronder een fragment uit het boek over hoe na de oorlog belangrijke propagandisten en filmmakers door de geallieerden of denazificatietribunalen werden vervolgd voor hun steun aan het Derde Rijk. Eén van hen is Julius Streicher. Het door hem uitgegeven antisemitische prentenboek ‘Der Giftpilz’ wordt, tot frustratie van onder andere het Auschwitz Museum, verkocht door Bol.com en Amazon.

Nazi-propagandisten voor de rechtbank

Tijdens het Internationale Militaire Tribunaal in Neurenberg werden de politici, ambtenaren en militaire leiders aangeklaagd die hoofdverantwoordelijk werden gehouden voor de nazimisdaden. Onder de tweeëntwintig kopstukken die van 20 november 1945 tot 1 oktober 1946 terecht stonden bevonden zich twee propagandisten, Julius Streicher en Hans Fritzsche. Eerstgenoemde werd aangeklaagd voor zijn deelname aan de ‘samenzwering tot het voeren van een aanvalsoorlog’ en voor ‘misdaden tegen de menselijkheid’. De eerste aanklacht tegen Streicher behelsde het standpunt dat propaganda ‘één van de sterkste wapens van de samenzweerders’ was. De nazi’s erkenden…

‘…vanaf het begin de noodzaak […] van het indoctrineren van de Duitse massa’s met de nationaalsocialistische principes en ideologie’ en gebruikten propaganda om de basis te leggen voor ‘politieke actie en militaire agressie’.

Directe link met de Holocaust

Tijdens de rechtszaak tegen Streicher kon zijn schuld aan de eerste aanklacht niet bewezen worden. Ten aanzien van de tweede aanklacht, misdaden tegen de menselijkheid, werd geconcludeerd dat de beklaagde onder andere als uitgever van Der Stürmer had opgeroepen tot de uitroeiing van de Joden. ‘Vanwege zijn spreken, schrijven en prediken van haat tegen de Joden gedurende 25 jaar stond Streicher algemeen bekend als “Jodenhater nr. 1”’, concludeerde het tribunaal.

‘In zijn toespraken en artikelen vergiftigde hij week na week, maand na maand de geesten van de Duitsers met het virus van het antisemitisme en zette hij het Duitse volk aan tot actieve vervolging. Elke uitgave van Der Stürmer, die in 1935 een oplage bereikte van 600.000, stond vol met dergelijke artikelen, vaak beledigend en walgelijk.’

Streicher werd wel schuldig bevonden aan misdaden tegen de menselijkheid, aangezien zijn bewering dat hij niet geweten had van de uitroeiing van de Joden, niet geloofd werd. Zijn dossier telde zesentwintig artikelen uit Der Stürmer, waarvan twaalf van zijn hand, die volgens het tribunaal ‘in ondubbelzinnige termen opriepen tot vernietiging en uitroeiing’. Er werd daarom een directe link gelegd tussen zijn propaganda en de Holocaust. De propagandist, die zelf in zijn onschuld geloofde, hoorde hoe op 1 oktober 1946 de doodstraf tegen hem werd uitgesproken. Op 16 oktober 1946 werd het doodsvonnis voltrokken in de gevangenis te Neurenberg.

Voorbijgangers lezen in Worms artikelen uit Der Stürmer, 1933
Voorbijgangers lezen in Worms artikelen uit Der Stürmer, 1933 (Bundesarchiv, Bild 133-075 / Unknown / CC-BY-SA 3.0)

Hans Fritzsche

Bij afwezigheid van Joseph Goebbels, de hoogste propagandist van nazi-Duitsland die immers zelfmoord had gepleegd, werd Hans Fritzsche aangeklaagd als leidinggevend medewerker van Goebbels’ propagandaministerie. In de beklaagdenbank viel hij enigszins uit de toon. Hij was de laagst geplaatste nazifunctionaris die aangeklaagd werd. Binnen het propagandaministerie had hij vanaf 1942 de leiding gehad over de radio-afdeling en de Duitsers kenden hem van zijn vanaf 1939 wekelijks uitgezonden praatje op de staatsradio waarin hij zijn kijk gaf op de actualiteit. In vergelijking met de anderen was hij echter een ‘kleine vis’ die mogelijk alleen werd aangeklaagd om de Sovjets te plezieren. Hij was namelijk de enige aangeklaagde die door de Sovjet-Unie gevangen was genomen.

Fritzsche werd hetzelfde ten laste gelegd als Streicher, aangevuld met de beschuldiging van oorlogsmisdaden. Die laatste aanklacht was gebaseerd op het verwijt dat de beklaagde in zijn radiopraatjes…

‘…aanzette tot het plegen van oorlogsmisdaden […] door het opzettelijk vervalsen van nieuws om bij het Duitse volk die gevoelens op te wekken die hen aanzetten tot het plegen van wreedheden’.

Bewezen kon echter niet worden dat Fritzsche wist dat deze berichten niet waar waren. In zijn slotverklaring beweerde hij dat hij zelf ook misleid werd door de nazi-overheid. Weliswaar deed hij in zijn radiopraatjes ook antisemitische uitspraken, maar ‘deze toespraken zetten niet aan tot vervolging of uitroeiing van de Joden’, aldus het tribunaal. Wat ook voor hem pleitte was dat hij twee keer, hoewel zonder succes, probeerde de publicatie van Der Stürmer te verbieden.

Het tribunaal oordeelde dat Fritzsche in zijn uitzendingen ‘soms sterke uitspraken van propagandistische aard deed’, maar achtte het onbewezen dat ‘die waren bedoeld om het Duitse volk aan te zetten tot het plegen van wreedheden op onderworpen volkeren’. In plaats van dat hij zich schuldig maakte aan haat zaaien en ophitsing van het Duitse volk, zoals Streicher, was volgens het tribunaal zijn doel ‘eerder het kweken van een algemeen gevoel van steun aan Hitler en de Duitse oorlogsinspanning’. Hoewel de Sovjetrechter het hier niet mee eens was, werd hij vrijgesproken van alle aanklachten en direct op vrije voeten gesteld. Door een denazificatietribunaal werd hij nadien wel tot ‘hoofddader’ bestempeld en veroordeeld tot negen jaar werkkamp. Daarnaast kreeg hij een levenslang publicatieverbod, wat hem er niet van weerhield gedurende zijn gevangenschap zijn memoires te publiceren, waarin hij schreef mishandeld te zijn tijdens zijn Sovjetgevangenschap. Na zijn vervroegde vrijlating in 1950 werkte hij tot zijn overlijden op 27 september 1953 in de reclame en public relations.

Leni Riefenstahl

Filmmaakster Leni Riefenstahl werd na de oorlog ook ter verantwoording geroepen voor haar propagandistische bijdrage aan de politiek van de nazi’s. Hitlers favoriete regisseuse werd in april 1945 gearresteerd door het Amerikaanse leger. Ze verklaarde tijdens een verhoor door medewerkers van het Office of Chief of Counsel for the Prosecution of Axis Criminality dat ze sinds een bezoek aan de Verenigde Staten, in november 1938, wist dat haar werk geboycot werd door de internationale filmwereld. Ze begreep echter niet waarom, maar maakte zich klaarblijkelijk drukker om het gerucht dat ze haar carrière dankte aan het delen van het bed met Goebbels. Over de propagandaminister had ze geen goed woord over. ‘Ik had altijd een slechte verhouding met hem,’ verklaarde ze, ‘hij was kil en afstandelijk tegenover mij, ik haatte hem bijna.’

Naar eigen zeggen was Riefenstahl altijd artistiek onafhankelijk gebleven:

‘Ik was mijn eigen baas, niemand kon me vertellen wat ik moest doen.’

Van de concentratiekampen had ze gehoord, maar wat ze exact inhielden wist ze niet.

‘Als ik tegenwoordig hoor over al deze verschrikkelijke dingen die gebeurden in Duitsland kan ik wel huilen. […] Ik zou zelfmoord gepleegd hebben als ik medeverantwoordelijk was voor deze misdaden.’

Antisemitisme was haar vreemd, beweerde ze. Ze was bevriend met verschillende Joodse collega’s en zou enkele van hen financieel ondersteund hebben ten tijde van de naziperiode.

De Amerikanen besloten haar niet te vervolgen. Na haar vrijlating werd ze tussen 1948 en 1952 vier keer aangeklaagd door een denazificatietribunaal. Anders dan de processen in Neurenberg werden deze rechtszaken uitgevoerd door Duitse aanklagers en rechters. Twee keer werd ze vrijgesproken, later werd ze aangewezen als ‘meeloper’, wat na vrijspraak het mildste oordeel was. Zo onwetend als ze zich voordeed, was ze in werkelijkheid echter niet. Er is bijvoorbeeld bewijs dat ze op 12 september 1939 in Końskie in Polen getuige was van de moord op Joden. Bij de opnamen van haar film ‘Tiefland’ in de periode 1940-1944 maakte ze gebruik van Sinti als figuranten, die nadien in Auschwitz vermoord werden. Ze beweerde van het lot van deze mensen niet geweten te hebben en zou hen altijd goed behandeld hebben.

Filmposter van Der Ewige Jude uit 1940. Propaganda, maar niet voor de gevoelige kijker
Filmposter van Der Ewige Jude uit 1940.
In elk geval kon de filmmaakster ondanks dat ze altijd een omstreden figuur zou blijven, na de oorlog haar carrière als kunstenaar weer oppakken. Pas in 1954 zou ‘Tiefland’ zijn première beleven, verder legde ze zich in de naoorlogse jaren vooral toe op fotografie. Voor haar dood in 2003 publiceerde ze verschillende fotoboeken, onder andere van het Afrikaanse Nubavolk en van het oceaanleven in tropische regionen. In 2002 verscheen haar laatste film, die onderwateropnamen in tropische zeeën bevatte. Leni Riefen-stahl werd 101 jaar oud. Haar naam is blijvend verbonden aan de propagandafilms die ze maakte voor het nazisme.

‘Der Ewige Jude’

Van haar mannelijke collega’s kwam Fritz Hippler, de regisseur van ‘Der Ewige Jude’ en chef van de filmafdeling van Goebbels’ propagandaministerie, ervan af met twee jaar gevangenschap. Na zijn vrijlating schreef hij enkele boeken, waarin hij het antisemitisme van de nazi’s en Duitslands schuld aan de oorlog bagatelliseerde, en werkte hij mee aan documentaires, maar een carrière in de spotlights was hem niet meer gegund.

Sound of Music

Regisseur en acteur Wolfgang Liebeneiner, die voor de nazi’s onder andere de pro-euthanasiefilm ‘Ich klage an’ maakte, kon na de oorlog zijn werk wel meteen weer oppakken zonder dat hij ooit bestraft werd voor zijn verleden als nazipropagandist. Hij maakte na de oorlog tot zijn overlijden in 1987 meer films dan gedurende de naziperiode. Zijn film ‘Die Trapp-Familie’ uit 1956 werd een groot succes. Er kwam een vervolg in 1958, getiteld ‘Die Trapp-Familie in Amerika’. Het verhaal over de zingende familie ten tijde van de Oostenrijkse aansluiting bij nazi-Duitsland zou de daaropvolgende decennia de harten veroveren van vele liefhebbers overal in de wereld. De films vormden, naast de biografie van Maria von Trapp, namelijk de basis voor de wereldberoemde Broadway-musical ‘The Sound of Music’ uit 1959 en de gelijknamige film uit 1965.

Veit Harlan

Veit Harlan in 1949
Veit Harlan in 1949 (Bundesarchiv, Bild 183-2007-1022-508 / CC-BY-SA)
De naoorlogse carrière van Veit Harlan, de regisseur van onder andere ‘Jud Süss’ en ‘Kolberg’, leek het meest op die van Leni Riefenstahl. Ook hij streefde naar volledige rehabilitatie en internationale erkenning voor zijn artistieke werk. Zijn naziverleden zou hem de rest van zijn carrière echter blijven achtervolgen. Al direct in mei 1945 schreef hij een ‘testament’ waarin hij zijn positie binnen het nationaalsocialisme verklaarde. Zijn verdediging was dat hij geen andere keus gehad zou hebben dan het maken van propagandafilms. Dit excuus zou hij tot zijn dood fanatiek blijven herhalen en met succes. Zijn overtuiging van zijn onschuld werd drie keer bevestigd door de uitspraak van een rechtbank.

In december 1947 werd Harlan door het denazificatietribunaal in Hamburg ingedeeld in categorie V (Entlastete), wat vrijspraak inhield. Dit besluit veroorzaakte commotie, onder meer bij Duitse slachtoffers van nazivervolging en bij de Britse Controlecommissie. Een Britse majoor die een leidinggevende functie had binnen de Britse bezettingsautoriteiten veroordeelde het besluit als ‘monstrous’. Een revisie van de zaak, waarbij Harlan mogelijk zou worden ingedeeld in categorie VI (Mitlaufer), werd doorkruist door een strafzaak die in 1948 door de openbaar aanklager van Hamburg tegen de filmmaker werd geopend en die in 1949 uitmondde in een proces voor de rechtbank in dezelfde stad. Het tegelijkertijd voeren van twee rechtszaken werd niet uitvoerbaar geacht, waardoor het denazificatietribunaal eindigde zonder definitieve uitspraak.

Tijdens de rechtszaak in 1949, die mede was aangespannen door twee organisaties van nazislachtoffers, werd Harlan aangeklaagd voor misdaden tegen de menselijkheid. Door het maken van ‘Jud Süß’ zou hij hebben bijgedragen aan het antisemitisme dat uiteindelijk tot de Holocaust leidde. Er werd twee jaar gevangenisstraf en een boete van 150.000 mark geëist, maar de beklaagde werd vrijgesproken, omdat ‘het verband tussen zijn film en de misdaden van de nazi’s tegenover de Joden niet bewezen was’. In 1950 werd de rechtszaak overgedaan, omdat het hooggerechtshof in Keulen de vorige uitspraak had verworpen, ‘omdat het hof de subjectieve kant van de zaak niet voldoende in aanmerking had genomen’. Opnieuw pleitte Harlan voor zijn onschuld. Hij noemde Goebbels ‘de grootste demon van de laatste duizend jaar’ en zei dat hij diens opdracht om ‘Jud Süß’ te maken niet had kunnen weigeren, omdat dit zijn leven en dat van zijn gezin in gevaar zou hebben gebracht. Ook dit keer werd hij vrijgesproken.

Rechter Walter Tyrolf

Kolberg - Kevin Prenger
Kolberg – Kevin Prenger
Een saillant feit is dat de rechter die verantwoordelijk was voor de laatste twee vrijspraken zelf niet bepaald een schoon blazoen had. Deze Walter Tyrolf was lid geweest van de nazipartij en had ten tijde van het Derde Rijk als rechter van het Sondergericht in Hamburg verschillende keren de doodstraf uitgesproken voor kruimeldiefstal en ‘rassenschande’. De jurist kon na de oorlog gewoon zijn werk blijven doen. Hij sprak onder andere Ingeborg Margarete Wetzel vrij, een arts die ten tijde van het nazitijdperk medeverantwoordelijk was voor het doden van minstens vijftig gehandicapte kinderen. Later trouwde de rechter met deze vrouw. Ongebruikelijk was het niet dat juristen met een naziverleden werden aangesteld binnen het naoorlogse rechtssysteem in de Bondsrepubliek, maar het bewees de onafhankelijkheid van de rechtspraak geen dienst.

Boek: Kolberg – Hitlers laatste propagandafilm en de opkomst en ondergang van een Duitse stad

Kevin Prenger (1980) is hoofdredacteur artikelen van TracesOfWar.nl. Zijn aandacht gaat vooral uit naar de geschiedenis van de Holocaust en nazi-Duitsland. In 2015 verscheen zijn boek Oorlogszone Zoo, over de geschiedenis van de Berlijnse dierentuin tijdens de naziperiode. Verschillende boeken over minder bekende verhalen uit de Tweede Wereldoorlog volgden: De boodschapper uit de hel, Een rechter in Auschwitz, Het masker van de massamoordenaar, Kerstmis onder vuur en Kolberg, Meer dan alleen Auschwitz en In de schaduw van Schindler. Momenteel werkt hij aan een boek over onderwijs en indoctrinatie van de jeugd in nazi-Duitsland. Zie ook zijn website of X-account.

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 53.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
×