De van oorlogsmisdaden verdachte Laszlo Csatary hoeft zich niet meer voor de rechter te verantwoorden. Hij is zaterdag op 98-jarige leeftijd overleden in een ziekenhuis in Hongarije. Zijn advocaat heeft dat bekendgemaakt.
De Hongaar zou tijdens de oorlog als politiecommandant in het getto van de stad Kassa (nu Kosice in Slowakije) hebben gewerkt en zich daar opvallend wreed hebben gedragen.
Zo zou hij vrouwen bijvoorbeeld vaak hebben geslagen en Joden opdracht hebben gegeven met hun blote handen gaten te graven in bevroren grond.
Op de vlucht
Na de oorlog vluchtte Laszlo Csatary naar Canada waar hij ging werken als kunstverzamelaar. In 1948 werd hij in Tsjecho-Slowakije bij verstek ter dood veroordeeld. Eind jaren negentig kwam de Hongaar in de problemen. Omdat hij op zijn aanmeldingsformulier bleek te hebben gelogen werd in Canada zijn staatsburgerschap ingetrokken. Hij werd het land uitgezet. Vanaf dat moment was onduidelijk waar de Hongaar zich ophield. Vorig jaar werd echter duidelijk dat hij zich in Boedapest ophield.
Het Simon Wiesenthal Centrum, dat zich onder meer bezighoudt met de jacht op oorlogsmisdadigers, gaf justitie in Hongarije twee jaar geleden al informatie over Csatary. De organisatie houdt Csatary verantwoordelijk voor de dood van 15.700 Joden.
Er werd lange tijd naar de oud-nazi gezocht. Vorig jaar werd hij opgespoord door de Britse krant The Sun. Kort hierna werd Csatary gearresteerd.
Half juni werd hij door justitie in Hongarije officieel aangeklaagd voor oorlogsmisdaden. Csatary, die de aanklachten ontkende, overleed in afwachting van de rechtszaak aan de gevolgen van een longontsteking.