Dark
Light

Uitzonderlijk oorlogsverhaal: hoe het Duitse marine-archief behouden bleef

10 minuten leestijd
Slot Tambach
Slot Tambach (CCo - Pixabay - AkousticPic)

Kort voor de Duitse capitulatie op 7 mei 1945 wisten gespecialiseerde Britse en Amerikaanse commandoteams eind april beslag te leggen op een zeer bijzondere en zeer grote buit: het complete archief van de Duitse marine van medio negentiende eeuw tot 1945, met daarin veel toen nog geheime informatie. Hoe ze die ‘Tambach Archives’ in handen kregen, is een uitzonderlijk oorlogsverhaal over vindingrijkheid en een flinke portie mazzel.

In oorlogen zijn goede inlichtingen over de vijand van onschatbare waarde. In de Tweede Wereldoorlog handelden de Britten en Amerikanen daar dan ook naar. Zo formeerden ze commandoteams die met de troepen het vijandelijke gebied in moesten trekken, maar liever nog voor de troepen uit.

Ian Fleming

Ian Fleming
Ian Fleming (wiki)
In Londen pleitte lieutenant commander Ian Fleming van de Royal Navy Volunteer Reserve ervoor om een ‘offensieve marine-inlichtingengroep’ in het leven te roepen. De Directeur Marine-Inlichtingendienst, schout-bij-nacht Sir John Godfrey, onderschreef dat. Het besluit tot daden over te gaan viel in september 1942. Aanvankelijk heette de nieuwe eenheid 30 Commando, daarna 30 Assault Unit en sinds herfst 1944 30 Advanced Unit (30 AU). Godfrey wilde niet dat Fleming aan het veldwerk zou meedoen, hij wilde hem behouden voor de Admiralty, het marine-hoofdkwartier. Fleming deed er de inspiratie op voor zijn wereldberoemd geworden James Bond-boeken.

De mannen van 30 AU die wel te velde trokken, opereerden in Noord-Afrika, op Griekse eilanden, in Noorwegen, op Sicilië en Corsica. En na D-Day (6 juni 1944) uiteraard in Frankrijk en Duitsland. Toen de oorlog in Europa voorbij was, werden ze nog in Azië ingezet in Singapore, Hong Kong en Indochina. In 1946 werd 30 AU opgeheven.

De Amerikaanse marine vormde een vergelijkbare commando-eenheid: de Forward Intelligence Unit (FIU). Bij het in beslag nemen van het Duitse marine-archief werkten FIU en 30 AU zeer nauw samen. David Kohnen, verbonden aan het US Naval War College en de National Intelligence University in de Verenigde Staten, wees er in 2015 op dat die nauwe samenwerking – en niet alleen bij het in beslag nemen van de ‘Tambach Archives’ – door naoorlogse historici meestal over het hoofd is gezien.

Embleem van de 30 Assault Unit (later 30 Advanced Unit) dat op elk van de mouwen van het uniform werd gedragen.
Embleem van de 30 Assault Unit (later 30 Advanced Unit) dat op elk van de mouwen van het uniform werd gedragen. (CC BY-SA 3.0 – Lanceng156 – wiki)

Oplichters en inbrekers

Deze inlichtingen-eenheden hadden niet alleen een speciale opdracht, ze herbergden ook bijzondere figuren. Bovengenoemde Kohnen vertelt iets over het selectiebeleid van commander Robert ‘Red’ Ryder toen hij 30 Commando (later dus 30 AU) samenstelde. Hij zocht onder meer mannen die in bij voorkeur in Cambridge en Oxford waren afgestudeerd in bijvoorbeeld de klassieke en andere talen en in geschiedenis. Maar ook poolreizigers, bergbeklimmers en duikers had hij graag. En zelfs veroordeelden wegens oplichting, inbraak of het kraken van kluizen. Die hadden vaardigheden die Ryder in zijn team goed kon gebruiken. Een teamlid dat we verderop nog tegenkomen, Trevor J. ‘Sancho’ Glanville, was ook niet doorsnee. Hij was freelance journalist geweest, militair en spion, sprak vloeiend Servo-Kroatisch en kon zich goed redden in het Duits, Frans, Spaans en Italiaans.

Zoals gezegd werkte 30 AU nauw samen met de Amerikaanse FIU. Belangrijk daarvoor was US Navy Lieutenant John E. Lambie en ook hij was geen doorsnee-militair. Zijn moeder was een geboren Spaanse, zijn vader een Amerikaanse zakenman. Met zijn ouders kwam hij tot ver buiten de VS. Om te beginnen was hij zelf geboren in Hong Kong. In de Eerste Wereldoorlog diende hij in het Britse leger, aan de Amerikaanse Stanford University had hij rechten gestudeerd. Handig voor het inlichtingenwerk was dat hij vloeiend Duits, Frans, Spaans, Russisch en Chinees sprak. Ten tijde van de buitmaking van de ‘Tambach Archives’ was Lambie bijna zo oud als de twintigste eeuw: 43 jaar en daarmee de oudste in de FIU.

Vrijheid

Met 30 AU en FIU was er nóg iets bijzonders. Met D-Day in aantocht kregen ze de vrijheid om onafhankelijk van de legercommandanten aan het front te opereren. Zo ligt in het archief van King’s College in Londen de kaart die ‘Sancho’ Glanville bij zich droeg. Ondertekend door geallieerd oppercommandant generaal Dwight Eisenhower staat op die kaart in hoofdletters:

THE BEARER OF THIS CARD WILL NOT BE INTERFERED WITH IN THE PERFORMANCE OF HIS DUTY BY MILITARY POLICE OR ANY OTHER MILITARY ORGANISATION (De drager van deze kaart zal bij de uitoefening van zijn plicht niets in de weg worden gelegd door de militaire politie of enige andere militaire organisatie)

Generaal Patton in 1945
Generaal Patton in 1945
Voor het werk heel nuttig, maar het kon allicht gaan schuren met troepencommandanten te velde. Mooi is wat in dit verband is overgeleverd over de bekende Amerikaanse generaal George Patton. Toen hij begin augustus 1944 in Normandië was gearriveerd sprak hij vertegenwoordigers van 30 AU en FIU. Na afloop vroeg hij kolonel Oscar W. Koch, inlichtingenofficier van Pattons Amerikaanse Derde Leger:

‘(…) get rid of that bunch of limey gangsters.’ (werk dat stelletje Britse gangsters weg)

Maar dat gebeurde niet. Net als Pattons Derde Leger (en andere troepen) trokken FIU en 30 AU steeds dieper Europa en uiteindelijk Duitsland in.

Slot Tambach

Maar nu eerst even een blik op Berlijn. Daar stond sinds 1931 in het centrum, aan het Landwehrkanal, een zeer modern vormgegeven gebouw, Shell-Haus. Daar aan de Tirpitzufer 72/76 zetelde het Oberkommando der Kriegsmarine, de marine-top. Toen in de buurt eind november 1943 geallieerde bommen waren gevallen, vertrok een flink deel van de staf. Eerst naar Eberswalde ten noordoosten van Berlijn, tegen het eind van de oorlog naar Flensburg en Glücksburg, vlak bij de grens met Denemarken.

Ligging van Tambach toen het nog de hoofdplaats was van het graafschap Ortenburg-Tambach. Helemaal rechtsboven Cobug, schuin links daaronder Tambach.
Ligging van Tambach toen het nog de hoofdplaats was van het graafschap Ortenburg-Tambach. Helemaal rechtsboven Cobug, schuin links daaronder Tambach. (CC BY-SA 3.0 – Presse03 – wiki)
Kennelijk omdat de marine-top al vroeg in de oorlog het zekere voor het onzekere wilde nemen, werd in maart 1941 het grootste deel van het marine-archief overgebracht naar Slot Tambach in het noorden van Beieren. Dat was het stamslot van de graven van Ortenburg. De westvleugel en de tweede verdieping van de rest van het slot werden vrijgemaakt voor het marine-archief. In december 1943 verruilde ook Skl/KA Berlijn voor Slot Tambach. Die afkorting Skl/KA stond voor Seekriegsleitung/Kriegswissenschaftliche Abteilung der Marine: de mensen die zich bezighielden met de marine-geschiedenis, vooral archiefmedewerkers. Op 22 november 1944 werden voor het laatst archiefstukken van Berlijn naar het Beierse slot overgebracht.

Het was beslist niet de bedoeling dat de deels zeer geheime archivalia ooit in geallieerde handen zouden vallen. In geval van nood moest de hele boel worden verbrand. Enkele honderden liters benzine, een flinke hoeveelheid hout en een aantal vaten teer werden daarom naar Slot Tambach gebracht.

Fraai is wat historicus K.W.L. Bezemer in zijn oorlogsgeschiedenis over de Nederlandse koopvaardij (1987) vertelt over wat er vervolgens gebeurde. Hij baseert zich overigens op het ongepubliceerde proefschrift van zijn Amerikaanse vakgenoot Allison W. Seville. Het staflid in Slot Tambach dat verantwoordelijk was voor de eventuele vernietiging van het archief moest in februari en maart in het Noord-Duitse Sleeswijk zijn voor een congres voor reserve-officieren. Toen hij begin april terug wilde naar Tambach lukte dat niet door de snelle geallieerde opmars. Het overige personeel in het slot greep zijn afwezigheid aan om het hout op te stoken in de eigen kachels en eigen auto’s te vullen met een deel van de benzine. Een vluchtende SS-eenheid vulde de benzinetanks van het konvooi met de resterende brandstof. Het archief in geval van nood vernietigen, was daarmee onmogelijk geworden.

Shell-Haus aan de Tirpitzufer (tegenwoordig Reichpietschufer) in Berlijn in 1945. Hier was het marine-archief weggehaald. Shell-Haus was in 1945 in het centrum een van de weinige grote gebouwen die niet geheel in puin werden geschoten.
Shell-Haus aan de Tirpitzufer (tegenwoordig Reichpietschufer) in Berlijn in 1945. Hier was het marine-archief weggehaald. Shell-Haus was in 1945 in het centrum een van de weinige grote gebouwen die niet geheel in puin werden geschoten.

Volgens bevel had dat wel gemoeten, want het Derde Leger van Patton kwam eraan. Diens elfde pantserdivisie nam op 11 april 1945 het stadje Coburg in, niet ver van Tambach. Aan Slot Tambach besteedden de troepen geen aandacht.

Een vondst in Bad Sulza

Kort daarna, op 17 april, waren de Brit Glanville (hierboven al genoemd) en de Amerikaanse luitenant en Harvard-jurist Hubert Potter Earle beland in het ongeveer 200 kilometer noordelijker gelegen Bad Sulza. In een verlaten school daar vonden ze documenten over de locatie van Duitse wapenopslagplaatsen. Ook was er een deels verbrand document dat verwees naar ‘2 Skl/KA’. Dat ‘Skl’ Seekriegsleitung betekende, wisten ze. Maar ‘KA’? Earle dacht aan Kriegsarsenale (oorlogsarsenalen) en dus vermoedden ze dat sprake was van wapenontwikkeling en daarbij betrokken Duitse wetenschappers.

Dat was natuurlijk heel interessant. Want de Sovjet-Unie was in de oorlog wel een bondgenoot, toch wilden de Britten en Amerikanen allerlei geheime inlichtingen graag voor de neus van de Sovjets wegkapen. Dus wapenontwikkeling en Duitse wetenschappers? Misschien konden ze rakettenspecialist Werner von Braun wel in de kraag vatten.

Later heeft Glanville alle lof toegezwaaid aan zijn Amerikaanse collega Earle. Die was zo inventief geweest ‘2 Skl/KA’ te situeren ten zuiden van Bad Sulza: in Slot Tambach.

Overdracht

Admiraal Walter Gladisch, hier in 1930.
Admiraal Walter Gladisch, hier in 1930.
Op 25 april 1945 stond Glanville daar voor de poort. Hij trof er drie Duitse admiraals aan: Walter Gladisch, Arno Spindler en Kurt Assmann. Zij zeiden niets over het vernietigingsbevel, maar beweerden dat marinebevelhebber admiraal Karl Dönitz opdracht had gegeven het archiefmateriaal in het slot over te dragen aan de geallieerden om te bewijzen dat de Duitse marine zich altijd had gehouden aan humanitaire principes en de tradities van de zee.

De letters KA, zo ontdekte Glanville, hadden niets te maken met ontwikkeling van nieuwe wapens, maar duidden op een krijshistorische afdeling. Toch vond hij het archief belangrijk genoeg en seinde onmiddellijk naar Londen. Hij begon met: ‘tatty lot heinie admirals’ (aftands stel Duitse admiraals), en besloot met de mededeling dat het archief ging over de jaren ‘1870 to present’. Dat was nogal wat.

De oudere archiefstukken boeiden Glanville niet, hij concentreerde zich op archivalia die van direct nut konden zijn voor de geallieerde strijd om Duitsland te verslaan. Denk bijvoorbeeld aan de zogeheten ‘oorlogsdagboeken’ van de Duitse marinestaf en aan communicatie over grote operaties – zoals de pogingen van Duitse onderzeeërs (U-Boote) om de geallieerde aanvoerlijnen van de VS en Canada naar Groot-Brittannië te verstoren. Over de inzet van 810 U-Boote zijn documenten aangetroffen.

Om de archiefstukken uit Slot Tambach weg te halen stelde generaal Patton vrachtwagens beschikbaar. Maar verder is de geschiedschrijving over de verhuizing nogal verwarrend, vooral over hoeveel materiaal veilig is gesteld.

Een van de  tienduizenden buitgemaakte documenten. Dit gaat over de voorbereiding van de aanval op de Sovjet-Unie.
Een van de tienduizenden buitgemaakte documenten. Dit gaat over de voorbereiding van de aanval op de Sovjet-Unie. (US National Archives, identifier 7431812)
Zo doet de Nederlandse historicus Bezemer ons geloven dat het hele marine-archief netjes is opgehaald, terwijl bovengenoemde Amerikaan Kohnen iets heel anders vertelt. Hij meldt bijvoorbeeld dat geallieerde militairen bij het slot twee weken rustig op hun tanks zaten met kopjes koffie en sigaretten, terwijl Duitsers vrijelijk het slot in en uit liepen. Dat zou tot verlies van documenten hebben geleid. Zo rept Kohnen over een Duitser die met een ossenkar documenten een nabij bos in reed. Ook zouden documenten zijn beland in diverse dorpjes en boerderijen in de omgeving. In de zomer van 1945 hebben 30 AU en FIU nog het nodige opgespoord. Daarbij kregen ze assistentie van voormalige Duitse marine-officieren Peter Freiherr Handel-Mazzetti en Walter Pfeiffer.

Wat uiteindelijk in totaal aan documenten is buitgemaakt is niet geheel duidelijk. In beschrijvingen komt van alles voor: 50 miljoen documenten, samen 400 ton wegend, nee 31 à 36 ton aan archivalia, nee zo’n 48 ton.

Waarde van het archief

Het hele spul is naar Londen gebracht. Dat berustte op een op 11 april 1944 gemaakte afspraak dat marine-documenten naar de Britten zouden gaan, leger-informatie naar de Amerikanen, terwijl beide landen toegang tot de informatie zouden hebben. Overigens zijn behalve de Britten ook de Amerikanen druk geweest met Duitse marine-documenten op microfilm vastleggen. Dat gebeurde in Londen en liep door tot medio 1947.

Een van de buitgemaakte Duitse documenten uit de Eerste Wereldoorlog.
Een van de buitgemaakte Duitse documenten uit de Eerste Wereldoorlog. (US National Archives, identifier 7065546)
Ook hier stuiten we trouwens op onduidelijkheid. In totaal zijn er 4.391 rollen microfilm gemaakt, lezen we hier, nee 4.183 stuk zien we daar, nee, het waren er 4.317 lezen we op weer een andere plek en tot slot komt het getal 3.905 voorbij.

Hoe dan ook was het een enorme berg documentatie. Die werd uit handen van de Sovjet-Unie gehouden, maar na een aantal jaren kreeg wel een select groepje betrouwbaar geachte (Britse en Amerikaanse) historici de kans zich erin te verdiepen. Al snel na de gigantische vangst was immers duidelijk geworden dat een deel daarvan van actueel nut kon zijn, maar dat de historische waarde van de rest zeker zo groot was. Al op 4 augustus 1943 had (de Britse) vice-admiraal Geoffrey Blake aan schout-bij-nacht Edmund G.N. Rushbrooke geschreven dat militaire geschiedschrijving pas compleet kan zijn…

‘…als ook de visie en reacties van de vijand daarin worden gedocumenteerd’.

In de officiële Britse marine-geschiedschrijving is de vangst in Slot Tambach ‘de waarschijnlijk succesvolste operatie ooit’ van 30 AU genoemd. En Kohnen meent dat voor de geschiedschrijving de vangst van de Tambach-collectie ‘een van de grootste triomfen (was) van Anglo-Amerikaanse samenwerking tijdens de Tweede Wereldoorlog’.

Vanaf 1955 droegen de Britten Tambach-documenten over aan Duitsland. Daar belandden ze bij het Bundesarchiv Abteilung Militärarchiv in Freiburg im Breisgau (Baden-Württemberg). Dat ging mondjesmaat en langzaam. In 1977 werden de laatste archivalia (het betrof U-Boot-journalen) aan de Bondsrepubliek overgedragen.

Het gebouw van het Bundesarchiv-Militärarchiv in Freiburg waar nu het originele, in Slot Tambach aangetroffen Duitse marine-archief is ondergebracht. (CC BY-SA 3.0 – Joergens.mi – wiki)

In Freiburg ligt inmiddels ook weer een kleine hoeveelheid marine-documenten die in Shell-Haus in Berlijn was verzameld na de grote verhuizing naar Tambach. Die stukken vielen in handen van het Rode Leger (dat Berlijn veroverde). Na een tussenstop in de toenmalige DDR zijn ook die documenten na 1995 naar Freiburg overgebracht.

Al met al is bijna een eeuw Duitse marine-documentatie voor de geschiedschrijving behouden dankzij gelukkig toeval en inventiviteit. De mazzel was dat er in Slot Tambach geen brandbaar materiaal meer was om het archief te vernietigen. De vindingrijkheid bestond erin dat FIU en 30 AU hebben uitgeknobbeld waar dat archief lag en er beslag op legden.

Bronnen â–¼

– K.W.L. Bezemer: Geschiedenis van de Nederlandse Koopvaardij in de Tweede Wereldoorlog (Amsterdam/Brussel 1987).
– David Kohnen: Seizing German Naval Intelligence from the Archives of 1870-1945. In: Global War Studies 12 (1) 2015.
– Jessica Kratz: The German Naval Archives: Tambach (Washington 2016).
– Liddel Hart Centre for Military Archives: Catalogue (summary) History of 30 Assault Unit, 1942-1946 (London 2019).
– National Archives and Records: Guides to the Microfilmed Records of the German Navy, 1850-1945: No. 1 U-Boats and T-Boats 1914-1918 (Washington 1984).
– National Archives and Records: Guides to the Microfilmed Records of the German Navy, 1850-1945: No. 2 Records Relating to U-Boat Warfare, 1939-1945 (Washington 1985).
– National Archives and Records: Guides to the Microfilmed Records of the German Navy, 1850-1945: No. 6 Selected Records of the Imperial German Navy Relating to World War I (draft) (Washington 2006).

Ronald Frisart (1955) werkte in loondienst 42 jaar als journalist, soms regionaal, maar vooral op de gebieden binnenland, buitenland en economie. Eerst voor het ANP, daarna voor (combinaties van) Haarlems Dagblad/IJmuider Courant, Leidsch Dagblad, De Gooi- en Eemlander en Noordhollands Dagblad. Ook werkte hij nu en dan voor de regionale krantenclub Gemeenschappelijke Persdienst (GPD), zoals in 1997/1998 als correspondent in Indonesië. Foto: Douwe van Essen

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 51.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
×