Dark
Light

Nederlandse verkiezingen zijn al bijna honderd jaar eerlijk maar saai

3 minuten leestijd
Stemmen met een rood potlood - cc
Stemmen met een rood potlood - cc

In november kozen de Amerikanen een nieuwe president. De Nederlandse kranten stonden er vol van. Verkiezingen in de Verenigde Staten trekken hier altijd grote belangstelling. Natuurlijk omdat Amerika het machtigste land ter wereld is en zijn president dus de machtigste man (of vrouw) op deze planeet. Maar ook omdat de verkiezingen er zo spannend zijn. Ze gaan uiteindelijk tussen twee personen en één van hen is de winnaar. Het is alles of niets.

Hetzelfde geldt trouwens voor de verkiezingen van de Senaat en het Huis van Afgevaardigden, de Amerikaanse Eerste en Tweede Kamer. Ook daarin spelen maar twee partijen een rol en per kiesdistrict wordt slechts één kandidaat verkozen. Bij de uitslag geldt: winner takes all. De stemmen die een verliezer heeft gekregen, tellen eenvoudig niet mee.

Nooit eenduidige winnaars

Vergeleken daarmee zijn Nederlandse verkiezingen maar een saaie boel, met een per definitie onbevredigende uitslag. Want anders dan in de Verenigde Staten hebben we hier geen districtenstelsel, maar een systeem van evenredige vertegenwoordiging. Dat houdt in dat alle stemmen er toe doen, niet alleen die van de winnaar. Daardoor is het vrijwel uitgesloten dat een partij de absolute meerderheid haalt. Na de verkiezingen zijn er nooit eenduidige winnaars. Er moet altijd een coalitie worden gevormd om te kunnen regeren.

En bovendien: volgens de wet kiezen we hier weliswaar personen, maar in de praktijk brengen we een stem uit op een partij. De lijsttrekker daarvan is, zeker bij de wat grotere partijen, alom bekend, en hetzelfde geldt misschien voor enkele nummers twee, drie of vier. Maar van de meeste van de 150 Tweede Kamerleden heeft de gemiddelde Nederlander nog nooit gehoord. Zij verwerven hun zetel doordat ze op de lijst van hun partij staan, niet doordat ze de kiezers hebben weten te overtuigen van hun ideeën of kwaliteiten. Anders dan in de VS zijn verkiezingen hier dan ook geen bloedstollend gevecht van man tegen man, maar een nogal abstracte strijd tussen vaak wel twintig of meer groeperingen van politieke geestverwanten.

Stemmen tijdens de Nederlandse verkiezingen van 1918 (Cornelis Johan Hofker)
Stemmen tijdens de verkiezingen van 1918 (Cornelis Johan Hofker)

Politieke verhoudingen

Tot 1918 had ook Nederland een districtenstelsel. De belangrijkste reden om daar – tegelijk met de invoering van het algemeen kiesrecht voor mannen – van af te stappen was dat evenredige vertegenwoordiging eerlijker is. In dat systeem telt immers elke stem en worden dus de politieke verhoudingen in het land het beste weergegeven.

De nadelen van evenredige vertegenwoordiging (saai, onduidelijke uitslag) zijn altijd op de koop toe genomen, want je kunt niet alles hebben. Al zijn er de afgelopen eeuw soms pogingen ondernomen om terug te keren naar de vroegere situatie. De belangrijkste voorvechter hiervan was D66. Bij haar oprichting in 1966 bepleitte deze partij invoering van een districtenstelsel. Dat zou leiden tot de vorming van een progressief en een conservatief blok, met optimale politieke duidelijkheid. Net zoals in de Verenigde Staten.

Maar D66 heeft nooit de handen op elkaar gekregen voor dat systeem. In het tweede kabinet-Balkenende (2003-2006), waarin de partij deel uitmaakte van de regeringscoalitie, heeft ze nog een poging gedaan om te komen tot een mengvorm van evenredige vertegenwoordiging en districtenstelsel. De voorstellen van D66-minister Thom de Graaf (Bestuurlijke Vernieuwing) waren echter zo ingewikkeld dat ze zelfs binnen zijn eigen partij op weinig enthousiasme konden rekenen. Het plan van De Graaf is nooit gerealiseerd. En vandaag de dag hoor je D66 nog maar heel weinig over het districtenstelsel.

Schijnwerpers

Diederik Samson en Mark Rutte werkten na de verkiezingen nauw samen - cc
Diederik Samson en Mark Rutte werkten na de verkiezingen nauw samen – cc
Om de verkiezingen toch een beetje spannend te houden, doen de media vaak of de verkiezingsstrijd gaat tussen twee personen, net als in de VS. Bij de laatste verkiezingen waren dat VVD-leider Mark Rutte en zijn PvdA-opponent Diederik Samsom. Zij speelden het spelletje van harte mee, want welke politicus wil tijdens een verkiezingscampagne niet volop in de schijnwerpers van de media staan? Dus waarschuwde Rutte dag in dag uit voor het rode gevaar dat het land bedreigde als de PvdA aan de macht zou komen, terwijl Samsom de kampioen van de redelijkheid en het politieke fatsoen uithing. Maar na de verkiezingen werden alle – al dan niet opgeblazen – tegenstellingen razendsnel opzij gezet en gingen Rutte en Samsom samen regeren.

Heel wat kiezers voelden zich bedrogen door deze uitkomst, al had iedereen die kunnen voorzien. Het Nederlandse kiesstelsel kent nu eenmaal geen echte winnaars en er moet altijd worden samengewerkt. Bij de volgende verkiezingen wordt de PVV wellicht de grootste partij, maar door haar radicaliteit en gebrek aan compromisbereidheid is de kans dat ze gaat regeren vrijwel nihil. Terwijl de PvdA ondanks een dreigend megaverlies goede hoop mag koesteren op het pluche te blijven.

Ons kiesstelsel heeft voordelen en nadelen. Als we de nadelen van evenredige vertegenwoordiging te groot vinden, moeten we weer overstappen op een districtenstelsel, of daar in elk geval eens serieus over gaan nadenken. En anders moeten we ophouden met te doen of we in Amerika zijn.

Meer Politieke geschiedenis
Boek: Van verzuiling tot versplintering

×