Dark
Light

Geschiedenis van het CDA (Christen Democratisch Appèl)

9 minuten leestijd
Geschiedenis van het CDA
Geschiedenis van het CDA

Het CDA (Christen Democratisch Appèl) is een Nederlandse christen-democratische politieke partij. Werd in 1980 opgericht als fusiepartij van KVP, ARP en CHU.

Het Christen Democratisch Appèl is op 11 oktober 1980 opgericht. De partij ontstond uit een fusie van drie christen-democratische politieke partijen, te weten de Katholieke Volks Partij (KVP), de Anti-Revolutionaire Partij (ARP) en de Christelijk-Historische Unie. De fusie kwam tot stand na jarenlange voorbesprekingen over opzet en koers van de nieuw te vormen partij. Al in de jaren vijftig waren er openlijke discussies over een samengaan van de drie christelijke partijen, maar deze namen pas serieuze vormen aan toen de ontzuiling in de jaren zestig zijn intrede deed en de confessionelen hun electorale aanhang in hoog tempo zagen slinken.

Dries van Agt
Dries van Agt
Na de voor de KVP desastreus verlopen Tweede Kamerverkiezingen op 15 februari 1967 (acht zetels verlies), nam deze partij het initiatief tot het instellen van een werkgroep die moest onderzoeken of een fusie tussen de drie christelijke partijen tot de mogelijkheden behoorde. Deze ‘Groep van Achttien’, zo genoemd omdat elke partij zes afgevaardigden naar dit gezamenlijk overleg stuurde, vergaderde op 24 april voor het eerst en zou in de volgende jaren een aantal rapporten over een nieuw te vormen partij opstellen. Belangrijkste twistappel was de positie van het evangelie; de protestantse ARP en CHU hechtten meer waarde aan de ‘Evangelische boodschap’ dan de rooms-katholieke KVP. Zonder onderlinge en interne strubbelingen verliepen deze overleggen echter niet. De keuze van de drie partijen om samen met de liberale Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD) in het kabinet-De Jong te stappen leidde tot veel verzet van meer progressieve elementen in de drie partijen, en leidde in 1968 zelfs tot een afsplitsing waartoe leden van de drie partijen zouden toetreden: de Politieke Partij Radicalen (PPR). Het weerhield ‘de achttien’ er niet van voor de verkiezingen van 1971 een gemeenschappelijk urgentieprogramma op te stellen.

Het werk van de Groep van Achttien werd in 1972 doorgezet door een door de partijen ingesteld gespreksorgaan, de Contactraad. Deze raad stond onder de bezielende leiding van de KVP’er Piet Steenkamp, die gaandeweg de drijvende kracht achter de fusie en de ‘geestelijk vader’ van het CDA zou worden. In de zomer van 1973 werd besloten tot oprichting van het CDA, dat vooralsnog enkel een federatief samenwerkingsverband zou worden. De verhoudingen tussen de leden van bestuur van de nieuwe federatie was echter allesbehalve soepel, en over alle zaken werd uitputtend overleg gevoerd: de verdeelsleutel bij het opstellen van één kandidatenlijst bij verkiezingen, de positie van de bijbel binnen het gedachtegoed van de partij, maar vooral ook het besluit om voor de verkiezingen van 1977 te komen met één kandidatenlijst. Na veel getouwtrek kwam men overeen dat de katholieke minister van Justitie Dries van Agt de eerste lijsttrekker van het CDA moest worden, in eigen kring immens populair en voor alle partij acceptabel als politiek leider.

Eerste verkiezingen

De verkiezingen van 1977 brachten voor het CDA als samenwerkingverband het gewenste resultaat: stabilisatie van de electorale achterban na jarenlang verval, en een stabiele entree van een christendemocratische partij die naar verwachting van grote invloed zou zijn op het politieke landschap in Nederland. Maar er naderde een economische storm en het eind 1977 gevormde kabinet-Van Agt, een samenwerking tussen CDA en VVD, kreeg direct te maken met de noodzaak tot bezuinigen. Het kabinet kon slechts steunen op een bijzonder kleine meerderheid in de Tweede Kamer (77 van de 150 zetels). Die steun was voor een deel slechts voorwaardelijk omdat een groepje voormalige ARP-kamerleden zich ‘loyaal’ opstelden en het nieuwe kabinet slechts gedoogden omwille van de eenheid binnen het CDA. Andere problemen waren er voor de eerste fractievoorzitter van het CDA in de Tweede Kamer Willem Aantjes, overigens ook een ‘loyalist’. Na publicaties in november 1978 over zijn vermeende lidmaatschap van SS zag hij zich gedwongen zijn functie neer te leggen. Ruud Lubbers volgde hem op als fractievoorzitter.

Willem Aantjes
Willem Aantjes

Alle problemen en onenigheden konden uiteindelijk niet verhinderen dat op 11 oktober 1980 de drie confessionele partijen zichzelf ophieven en het CDA officieel als politieke partij werd opgericht. Met ruim 160.000 leden, een regering onder leiding van Van Agt, 49 zetels in de Tweede Kamer en honderden gemeenteraadsleden door het hele land was het CDA vanaf haar oprichting een partij met grote invloed in het Nederlandse politieke landschap. Met als omstreden boegbeeld de geliefde en verguisde Van Agt aan het roer ging de partij in 1981 voor het eerst na de officiële fusie de landelijke verkiezingen in. De uitslag leverde binnen de partij gemengde reacties op: het CDA verloor één zetel en was door een eveneens klein verlies van de VVD haar meerderheid met de liberalen kwijt. Maar het CDA werd wel, mede door een groot verlies van de PvdA, de grootste partij van Nederland. Met tegenzin, maar met de Tweede Kamerfractie in zijn nek, formeerde Van Agt vervolgens met grote moeite het tweede kabinet-Van Agt, een samenwerking met PvdA en D’66.

Het kabinet werd een ramp, viel al voordat het een regeringsverklaring in de Kamer kon uitspreken en strompelde na een geslaagde lijmpoging verder, totdat het op 12 mei 1982 definitief uit elkaar viel. Van Agt moest, na zijn ‘tour de force’ in zijn tweede kabinet, door zijn partijtop worden overgehaald nog eens lijsttrekker te worden. Met tegenzin zette Van Agt zich opnieuw in voor de partij en het resultaat op 8 september was ernaar: een verlies van drie zetels, en omdat de PvdA er drie won werd het weer de grootste partij. De VVD groeide met een winst van tien zetels echter flink en een hernieuwde samenwerking met de liberalen was weer mogelijk. Tot ieders verbazing kondigde Van Agt enige weken na de verkiezingen plotseling zijn vertrek uit de landelijke politiek aan, zodat het CDA op zoek moest naar een nieuwe politiek leider.

CDA: Tijdperk Lubbers

De keuze viel op de fractievoorzitter in de Tweede Kamer Ruud Lubbers. Net als in 1978 toen hij Aantjes opvolgde was Lubbers ook nu eigenlijk van plan om op korte termijn de politiek te verlaten. Lubbers liet zich echter door de politieke top overhalen en smeedde in korte tijd een kabinet met de VVD dat grondig de bezem door de Nederlandse overheid en economie zou halen. De tijd van ‘no-nonse’ was aangebroken, en het kabinet werkte hard aan de economische wederopbouw van Nederland. In de Kamer boterde het echter allerminst tussen de CDA- en VVD-fractie, niet in de laatste plaats door de twee totaal verschillende stijlen van politieke bedrijven van de zeer degelijke CDA-fractievoorzitter Bert de Vries en zijn veel vlottere VVD-collega Ed Nijpels.

Tijdens de eerste kabinetsperiode van Lubbers stond echter ook een andere CDA’er veel in de aandacht: Kamerlid Kees van Dijk was voorzitter van de parlementaire enquêtecommissie die onderzoek deed naar de ondergang van het Rijn Schelde Verolme-concern (RSV). Minder positief voor de CDA-fractie was de commotie die ontstond rond de Kamerleden Stef Dijkman en Jan-Nico Scholten. Deze twee ‘loyalisten’ van het eerste uur werden wegens ‘verregaande deloyaliteit’ uit de fractie gezet.

Ruud Lubbers
Ruud Lubbers
De kiezers oordeelden positief over de restauratiewerkzaamheden van Lubbers en bezorgden de partij in 1986 een winst van 9 zetels. Lubbers knutselde in minder dan geen tijd opnieuw een kabinet met de VVD in elkaar en ging verder met zijn klus. Maar de verhouding met de VVD was door de verandering in het aantal Kamerzetels in het voordeel van het CDA anders dan tijdens het eerste kabinet-Lubbers. Dit veroorzaakte binnen kabinet en Kamer langzaamaan spanningen, omdat het CDA de overhand nam bij het nemen van beslissingen. Het leidde uiteindelijk tot een kabinetsbreuk in 1989 over het vrij onbelangrijke onderwerp van het reiskostenforfait. Maanden voor het uitbreken van deze onvermijdelijke crisis waren er in het diepste geheim al contacten geweest tussen vooraanstaande CDA’er en PvdA’ers. Ruud Lubbers wist ervan en stimuleerde het om meerdere redenen. Hij wilde, na de periode met de VVD, verder met de PvdA omdat met de sociaal-democraten bepaalde zaken beter te regelen waren dan met de liberalen. Daarnaast had hij stiekem zijn oog laten vallen op het record van de katholieke premier Charles Ruijs de Beerenbrouck, die tussen 1918 en 1933 twaalf jaar premier was geweest.

Elco Brinkman
Elco Brinkman
Binnen het CDA gingen steeds meer stemmen op om het met de PvdA van de nieuwe leider Wim Kok te gaan proberen, en na de verkiezingen van 8 september 1989 geschiedde het ook zo. Het CDA bleef met opnieuw 54 Kamerzetels in het centrum van de Nederlandse politieke macht.

De partij leunde in deze jaren zwaar op de populariteit van haar premier, zoals ook wel zou blijken uit de verkiezingsuitslag van 1994. Met de PvdA werden andere lastige kwesties aangepakt, zoals de Wet op de Arbeids Ongeschiktheid (WAO) en later ook de Algemene Ouderdomswet (AOW). De plannen voor aanpak van deze wetten zorgden voor veel onrust in de samenleving en tot teruglopende electorale steun voor zowel CDA als PvdA. De verkiezingen van 1994 leidden dan ook tot de ‘historische val’ van het CDA in de peilingen: de partij viel van 54 terug naar 34 zetels. Omdat Lubbers al had aangekondigd niet meer verder te willen als partijleider en lijsttrekker kon het CDA niet terugvallen op de populariteit van haar premier. Zijn opvolger Elco Brinkman trad na de verkiezingsnederlaag terug als politiek leider.

CDA: Heerma, Scheffer en Balkenende

De partij verkeerde in een crisis: het zat zonder aansprekende politiek leider, de Kamerfractie was bijna gehalveerd en tot overmaat van ramp vormden PvdA en VVD het eerste kabinet zonder confessionele inbreng sinds de invoering van het algemeen kiesrecht in 1918. Er brak binnen de partij een periode van bezinning aan. Onder leiding van oud-minister Til Gardeniers boog een commissie zich over de oorzaken van de verkiezingsnederlaag. Nieuwe partijleider werd Enneüs Heerma, geroemd om zijn werklust en integriteit, maar onvoldoende in staat om kiezers te trekken. Na twijfels over zijn leiderschapskwaliteiten vanuit de fractie werd hij door de partij terzijde geschoven en opgevolgd door Jaap de Hoop Scheffer. Omdat de Paarse coalitie van PvdA en VVD de economische wind mee had was het ook voor De Hoop Scheffer een onbegonnen klus om het CDA terug in het centrum van de macht te krijgen. Tijdens de verkiezingen van 1998 slonk de aanhang van de partij verder tot 29 zetels.

Het lukte het CDA in deze jaren niet af te komen van de gewenning aan het besturen en de partij slaagde er amper in een geloofwaardige oppositie te voeren tegen het zeer succesvolle paarse kabinet. Deze samenwerking begon in 1999 echter de eerste haarscheurtjes te vertonen met de tijdelijke breuk na de ‘nacht van Wiegel’. Bij het opstellen van de verkiezingslijst voor de verkiezingen van 2002 vond De Hoop Scheffer dat hij onvoldoende steun kreeg van de partijtop. Met name het conflict met partijvoorzitter Marnix van Rij zorgde ervoor dat De Hoop Scheffer er geen heil meer in zag en zich terugtrok.

Jan-Peter Balkenende
Jan-Peter Balkenende
Lijsttrekker voor de verkiezingen werd het relatief onbekende Kamerlid Jan Peter Balkenende. In de luwte van de strijd die tijdens deze verkiezing losbarstte tussen de politieke nieuweling Pim Fortuyn en de ‘paarse’ partijen kon Balkenende zijn CDA presenteren als het redelijke alternatief. Een ‘niet-aanvalsverdrag’ dat hij met Fortuyn gesloten zou hebben leverde hem bovendien passieve ondersteuning op vanuit de hoek van de alle aandacht naar zich toe trekkende leider van de nieuwe Lijst Pim Fortuyn (LPF). Nadat kort voor de verkiezingen Fortuyn werd vermoord ontving het CDA verrassend veel stemmen: de partij behaalde 43 zetels en werd zo opnieuw de grootste partij van Nederland. Balkenende formeerde een kabinet met VVD en LPF. Het CDA kreeg echter niet de kans zich direct te profileren als de kern van het nieuwe kabinet omdat de LPF, vooral door veel interne strubbelingen, alle aandacht op zich wist te vestigen. Na een voortijdig einde van het kabinet werden er nieuwe verkiezingen uitgeschreven. Balkenende kon zich nu als de premier aan het kiezersvolk presenteren en het resultaat viel de partij zeker niet tegen. De politiek leider van het CDA liet namelijk zien dat hij helemaal geen rugdekking van een politicus als Fortuyn nodig had om goede resultaten te boeken. Met 44 zetels vergrootte hij zelfs zijn aanhang.

Wouter Bos
Wouter Bos
De formatie van 2003 was een moeizame. Omdat de PvdA onder leiding van haar nieuwe leider Wouter Bos het verlies van 2002 vrijwel helemaal had goedgemaakt, zag Balkenende zich genoodzaakt het ‘eerst met de PvdA te proberen’. Maanden van onderhandelingen volgden, maar uiteindelijk ontbrak ‘de chemie’ tussen de twee leiders. Parallellen werden getrokken met 1977 toen Den Uyl en Van Agt er na maandenlange onderhandelingen niet uitkwamen. De steven werd gewend naar de aloude partner de VVD. Samen met D’66 werd een stabiele meerderheid gevormd, en het CDA hernam zijn oude positie van stabiel regerende middenpartij. Opnieuw was het tijd voor hervormingen en opnieuw was de VVD de coalitiepartner. Ingrijpende maatregelen werden genomen. De WAO en het zorgstelsel werden ingrijpend gewijzigd. Binnen de partij ontbrandde een discussie over het verlies van het ‘sociale gezicht van het CDA’. Vooralsnog wonnen de hardliners deze discussie, maar nadat in 2006 als gevolg van de paspoort-affaire rondom Ayaan Hirsi Ali D’66 uit de coalitie stapte en het kabinet viel werd de discussie dringender. De vraag werd gesteld wat voor koers de partij na vervroegde verkiezingen moest gaan volgen.

Duidelijk was dat de samenwerking met de VVD onder druk was komen te staan, en dat steeds meer stemmen opgingen het opnieuw met de PvdA te proberen. In februari 2007 werd zo het vierde kabinet onder leiding van de CDA-leider gevormd. De beleidslijn van dit kabinet lag meer in lijn met christen-democratische waarden als samenwerking en medemenselijkheid, deels ook door deelname van de kleine christelijke partij de ChristenUnie (CU). Het CDA bleef dus zitten op de positie die haar het meest bekend is: in het centrum van de politieke macht.

×