Niceto Alcalá Zamora (1877-1949) was van 1931 tot 1936 president van de Tweede Spaanse Republiek en drukte zijn stempel op de politieke ontwikkelingen gedurende die periode. Een briljant rechtsgeleerde, gematigd liberaal en overtuigs rooms-katholiek die zich door zijn regenteske houding weinig geliefd maakte.
Tussen generaties
Intellectuele ontwikkeling en huwelijk
Niceto Alcalá Zamora werd op 6 juli 1877 geboren in het plaatsje Priego, gelegen op ongeveer 100 km ten zuidoosten van Córdoba. Zijn beide ouders kwamen uit welgestelde, rooms-katholieke en liberaal denkende families, getuige de vele geschilderde portretten van beroemde negentiendeëeuwse progressieve voorlieden die de wanden van het ouderlijk huis sierden. In deze omgeving werd de basis gelegd voor zijn oprechte neiging om Spanje te behoeden voor extremisme, een keuze voor de kalmte van het politieke midden. Alcalá Zamora schreef een grote invloed op zijn karaktervorming toe aan de rust die uitging van de plattelandsgemeenschap waarin hij opgroeide. Hij was een briljante leerling die na zijn middelbare opleiding een voorkeur had voor een wetenschappelijke carrière.
Eenmaal in Madrid begon Alcalá Zamora een proefschrift voor te bereiden over de macht van de koninkrijken tijdens de Reconquista dat hem al in 1898 de doctorstitel opleverde. Ook richtte hij zich op verwerving van een plaats als jurist bij de Consejo de Estado (Raad van State). In 1899, toen een beperkt aantal plaatsen vrijkwam, deed Alcalá Zamora examen, wat hem de eerste plaats opleverde op de lijst van voordrachten en kon hij een begin maken met een deugdelijke administratief-juridische carrière. In de jaren 1903-1904 volgden benoemingen tot hoogleraar in het administratief recht en juridische wijsbegeerte. Daarnaast begon hij een praktijk als zelfstandig advocaat. Het was mede door zijn oratorische begaafdheid dat hij zich al gauw grote faam wist te verwerven. Het huwelijk met Pura Castillo werd in 1901 ingezegend in de kerk van Priego. Gedurende dit huwelijk, dat eindigde met haar overlijden in 1939, zou zij hem steeds een veilige vluchthaven bieden.
Parlementariër
Crisisjaren
Minister van Oorlog
Dictatuur van Primo de Rivera
De eerste jaren van de dictatuur van Primo de Rivera brachten een zekere mate van rust, maar vanaf het moment dat de coup plaatsvond maakte Alcalá Zamora de koning duidelijk dat hij er niets van moest hebben. Don Niceto weigerde zijn werk als vertegenwoordiger van Spanje in de Geneefse Volkerenbond te continueren en zijn steun aan het verzoek van het parlement aan de koning om terug te keren naar de normale constitutionele situatie kan beschouwd worden als zijn oorlogsverklaring aan de dictatuur. Alcalá Zamora wijdde zich in deze jaren aan zijn academische werk en aan zijn advocatenpraktijk. Het verzet tegen de dictatuur werd vooral geleid door intellectuelen, maar toen het economisch steeds slechter ging, de republikeinen zich roerden en ook de militairen genoeg begonnen te krijgen van Primo de Rivera, werd don Niceto steeds meer gedwongen kleur te bekennen en afstand te nemen van de monarchie.
De komst van de Tweede Republiek
In april 1930 zwoer don Niceto de monarchie af tijdens een redevoering in Valencia, een paar maanden nadat Primo de Rivera zijn ontslag had ingediend bij de koning. Ook richtte hij een nieuwe politieke partij op: Derecha Liberal Republicana, een partij die programmatisch een middenpositie innam en een gematigd conservatief liberalisme voorstond. In augustus van dat jaar sloot Alcalá Zamora het zogenaamde pact van San Sebastian met de republikeinen onder leiding van Manuel Azaña en Alejandro Lerroux en met verschillende Catalaanse en Galicische bewegingen. Dit resulteerde in de oprichting van een revolutionair comité onder voorzitterschap van Alcalá Zamora. Om de mening van het volk te peilen besloten koning en regering tot het houden van gemeenteraadsverkiezingen. Deze vonden plaats op 12 april 1931. In absolute aantallen eindigden zij weliswaar in een overwinning van de traditionele partijen, maar de overwinning van links in de belangrijke bevolkingscentra was zó eclatant dat de koning besloot om op te stappen. Twee dagen na de verkiezingen werd de Tweede Republiek uitgeroepen en een voorlopige regering geformeerd onder leiding van Alcalá Zamora die een nieuwe grondwet voorbereidde en algemene verkiezingen uitschreef voor 28 juni. De middenpartij van don Niceto haalde slechts 25 zetels, een grote nederlaag en een teken aan de wand. In de loop van de jaren erna zou de polarisatie alleen maar toenemen en het door don Niceto zo hartstochtelijk bepleite politiek van het midden steeds minder aanhang krijgen.
Grondwet en Presidentsverkiezing
De crisis van 1935 en het einde van het presidentschap
De leider van de CEDA, Gil Robles, forceerde in 1935 een kabinetscrisis in de hoop van de president opdracht te krijgen als leider van de grootste fractie in het parlement tot het vormen van een nieuwe regering. En weer toonde Alcalá Zamora zich onverzettelijk. Hij benoemde in december van dat jaar de gematigde Manuel Portela tot premier van een centrumkabinet met als doel nieuwe verkiezingen uit te schrijven. Don Niceto zette Portela aan een nieuwe middenpartij te starten, de Partido de Centro Democrático, om stemmen te vergaren ter voortzetting van zijn pogingen om een revolutie te voorkomen. Dat was goed bedoeld, maar getuigde niet van realiteitszin. De verkiezingen van 1936 leverden een overwinning op voor links en het politieke midden werd weggevaagd. Manuel Azaña werd opnieuw premier en weer kreeg hij het aan de stok met de president die Azaña verweet de gemeenteraadsverkiezingen op ongrondwettige wijze te willen organiseren. In de grondwet was bepaald dat er elke drie jaar gemeenteraadsverkiezingen zouden zijn, waarbij de helft van de zetels verkiesbaar was, maar de regering Azaña wilde op dat moment totale verkiezingen teneinde links aan de macht te helpen in alle gemeenten. Het overigens terechte verzet van don Niceto was de druppel die voor links de emmer deed overlopen. Men wilde af van de president, van zijn bemoeizucht en zijn drammerige pogingen om Spanje op de door hem gewenste middenkoers te houden. De Spaanse grondwet bepaalde dat een president gedurende zijn ambtstermijn twee keer het parlement kon ontbinden, maar dat het zittende parlement het recht had na te gaan of dat in goede orde had plaatsgevonden. Luidde de conclusie dat de president verkeerd gehandeld had, dan kon deze onmiddellijk naar huis worden gestuurd. Alcalá Zamora had zowel in 1933 als in 1936 het parlement ontbonden en dat was het handvat dat links aangreep om een onderzoek te laten doen naar zijn handelwijze. De conclusie luidde dat don Niceto in 1936 ten onrechte het parlement had ontbonden en daarmee was het lot van de president bezegeld. Niet lang daarna brak de opstand uit van de militairen die de Spaanse Burgeroorlog inleidde.
Ballingschap en overlijden
Bron: Peña González, J., Alcalá Zamora, Editorial Ariel, Barcelona, 2002