Bovenstaande recente berichten uit de pers hebben op het eerste gezicht niets met elkaar te maken. Toch zijn het uitingen van de discussies rondom de Nederlandse defensie, en daarmee over de Nederlandse militaire identiteit. Die militaire identiteit staat centraal in het boek Van wereldmacht tot ‘braafste jongetje’ van militair historicus Christ Klep.
Zelf draagt Klep in de media regelmatig bij aan het debat over defensie. Het is dan ook niet verwonderlijk dat zijn boek in de media veel aandacht kreeg. In een interview vat Klep een van de conclusies van zijn boek kernachtig samen:
‘We hebben nu een krijgsmacht die ons moreel moet verrijken, terwijl die met heel andere bedoelingen in het leven is geroepen.’
Nationale identiteit en militaire cultuur
Klep begint zijn boek met het definiëren van de begrippen nationale identiteit en militaire cultuur. Nationale identiteit, zo stelt hij, staat anno 2019 volop in de belangstelling. Toch is het een glibberig concept. Iedereen weet ongeveer waar het over gaat, maar precies definiëren blijkt erg lastig. Gebaseerd op het werk van Hendrik Jan Schoo en Benedict Anderson stelt Klep dat de nationale identiteit een sociale en historisch bepaalde constructie is, een verbeelde gemeenschap waarmee burgers zich verbonden voelen. Het is, in de woorden van Schoo, ‘een werkhypothese over onszelf’. Het ligt dan ook voor de hand dat deze identiteit altijd in beweging is en gericht op het afbakenen van de eigen natie ten opzichte van andere naties.
Wat is nu de plaats van het leger in die nationale identiteit? Klep betoogt dat het denken over het nationale leger een cruciale bouwsteen is voor de nationale identiteit én dat het leger aspecten van de nationale identiteit weerspiegelt. Vechten en sterven voor het vaderland is een ultieme test voor de kracht en vitaliteit van de nationale eenheid. Maar ook discussies over bijvoorbeeld de dienstplicht weerspiegelen aspecten van de Nederlandse identiteit. Wie willen wij zijn als Nederlanders? Vechtlustige lieden die oorlog voeren of pacifisten die vrede brengen?
Schaapachtige militaire reputatie
Deze laatste spanning tussen ‘wereldmacht’ en ‘braafste jongetje’ is de rode draad die door het boek loopt. In het eerste hoofdstuk zet Klep deze tegengestelde visies op het Nederlandse leger tegenover elkaar. Traditioneel is het beeld dat Nederland een land is met een afkeer van geweld en heldendom, een land dat niet veel klaarspeelt op het slagveld en liever koketteert met vriendelijke vredelievendheid. Militarisme is Nederland vreemd. Zo bestaat er in Nederland geen traditie van militaire parades op nationale feestdagen zoals de Franse viering van Le Quatorze Juillet. Dit beeld past bij het standaardbeeld van de Nederlandse nationale identiteit als een land van zuinige en propere burgers met zakelijke gedragsvormen waarbij burgerlijkheid een belangrijk kenmerk is van de politieke cultuur. Hard werken, niet opvallen is dan het motief.
Wij kunnen best vechten!
Tegenover dit traditionele beeld stellen militair historici een revisionistisch beeld. Militaire geschiedenis heeft volgens Klep gewonnen aan populariteit. Belangrijk is dat de aandacht niet enkel meer uitgaat naar slagveldgeschiedenis, militaire campagnes en aansprekende veldheren. Historici besteden juist veel meer aandacht aan de relaties tussen militair geweld en de politieke, maatschappelijke en economische context. De focus ligt dan niet langer op de halve overwinningen en hele nederlagen van het Nederlandse leger, maar biedt een veel rijker beeld. Militair historicus Petra Groen stelt daarom dat Nederland wel degelijk een militaire traditie heeft. Nederland is per slot van rekening geboren uit oorlog, zoals zovele andere natiestaten.
Het Nederlandse koloniale leger is een prachtig voorbeeld van deze revisie. Historici die denken vanuit de traditionele visie stellen dat koloniale handel en oorlogvoering elkaars tegenpolen waren. Nee, zeggen militair historici als Ben Schoenmaker:
‘Mars en Mercurius zijn in het verleden uitstekende bondgenoten geweest. De VOC en de WIC waren tot de tanden gewapende handelscompagnieën, met een zin voor kopen én kapen.’

Juist die koloniale oorlogvoering, waaraan Klep veel aandacht besteedt, laat zien dat Nederland wel degelijk een oorlogvoerende natie is geweest en…
‘…dat Nederlandse soldaten in een zware oorlog gewoon hun mannetje staan’.
Toch heeft Nederland die realiteit altijd weggestopt in een vredelievend nationaal zelfbeeld. Tegelijkertijd laat de recente expliciete aandacht voor militair geweld in de Indonesische oorlog tussen 1945 en 1950 zien dat maatschappelijke ontwikkelingen van grote invloed kunnen zijn op de militaire identiteit van Nederland. Het is niet langer mogelijk om het oorlogsgeweld in deze oorlog te verdringen met het eenzijdige beeld van het Nederlandse leger als brenger van orde en vrede.
Wereldmacht of braaf jongetje?
Boek: Van wereldmacht tot ‘braafste jongetje’ – Christ Klep