Bij uitgeverij Just Publishers verschijnt deze week het boek Het Kartel van de Narcos, opkomst en ondergang van de cocaïnebaronnen van Nico Verbeek. Dit boek vertelt het onvoorstelbare verhaal van de generatie topcriminelen, gestart bij Pablo Escobar, die er gedurende twee decennia in slaagde haar wil op te leggen aan een compleet land. Gabriel García Márquez beschreef het al eerder in zijn boek Honderd jaar eenzaamheid. Een fragment op Historiek over dat fictieve dorp waar García Márquez over schrijft en het échte Colombia.
García Márquez’ Macondo bestaat echt
Waarschijnlijk zijn de twee bekendste Colombianen in de wereld Pablo Escobar en Gabriel García Márquez, de Nobelprijswinnaar die op 17 april 2014 overleed. García Márquez is de schrijver van het beroemde boek Honderd jaar eenzaamheid. Daarin wordt voor het eerst gesproken over Macondo, het fictieve dorp dat Márquez verzon, maar de gebeurtenissen in het boek lijken een verrassend ‘echte’ weergave te zijn van bepaalde episodes uit de Colombiaanse geschiedenis.
De andere wereldberoemde Colombiaan is Pablo Escobar, de drugsbaron en leider van het roemruchte kartel van Medellín, die algemeen wordt beschouwd als de grootste crimineel uit de geschiedenis. Hij werd rijk met het verzenden van cocaïne van Colombia naar de Verenigde Staten en vergaarde zoveel macht dat hij drie Colombiaanse presidenten op rij aan het wankelen bracht.
Colombia is een bijzonder groot land. Het heeft een oppervlakte van maar liefst 1.141.748 vierkante kilometer en is daarmee twee maal zo groot als Frankrijk en maar liefst dertig keer Nederland. Colombia is het enige land in Zuid-Amerika dat een kustlijn heeft aan zowel de Stille als de Atlantische Oceaan. Door die gunstige ligging in de noordwestelijke hoek van het continent is Colombia de belangrijkste toegangspoort van de regio en al in de koloniale periode waren de havensteden Cartagena en Santa Marta het centrum van een bloeiende handel met Europa.
Het land grenst in het noorden aan Panama, een voormalige Colombiaanse provincie die in 1902 de onafhankelijkheid uitriep, een traumatisch moment in de Colombiaanse geschiedenis. De langste grens deelt Colombia met Venezuela, het oostelijke buurland dat aan het begin van de negentiende eeuw korte tijd één natie vormde met Colombia en Ecuador.
In het zuidoosten grenst Colombia aan Brazilië, maar de scheidslijn bevindt zich grotendeels in het dunbevolkte en ontoegankelijke Amazonegebied. Ten zuiden liggen Peru en Ecuador. De grensovergang met Ecuador is van groot commercieel belang, aangezien een belangrijk deel van het wegtransport van en naar het zuiden van het continent de grensstad Ipiales passeert. De Colombiaans-Ecuadoriaanse grens is een paradijs voor smokkelaars en geldhandelaren.
Behalve de geografische positie is ook de topografie van Colombia benijdenswaardig. Het Colombiaanse landschap is een unieke combinatie van bergen, laagland, rivierdelta’s en tropisch regenwoud. Colombia is wat biologische diversiteit betreft het tweede land in de wereld: behalve Brazilië is er geen enkel land met zoveel verschillende soorten flora en fauna. Het land beschikt ook over natuurlijke rijkdommen, zoals goud, olie en steenkool, en dus is het begrijpelijk dat hier de legende van El Dorado (de Gouden Stad) zijn oorsprong vindt. Driehonderd jaar lang was Colombia de belangrijkste goudexporteur ter wereld.
In Colombia zijn vrijwel alle denkbare landschappen te vinden, variërend van het tropisch regenwoud in het departement Chocó aan de Stille Oceaan, waar de hoogste regenval van onze planeet wordt geregistreerd, tot aan het hooggebergte van de Sierra Nevada de Santa Marta in het noordoosten, waar zich op 5775 meter de hoogste piek van Colombia bevindt, de Cristobal Colón. De Llanos Orientales is een gebied van oneindige prairies en tegenwoordig ook van oliewinning.
Het uitgestrekte Amazonegebied in het zuiden van het land bestaat voor een groot deel uit ongerept regenwoud. Hier stromen talrijke rivieren en riviertjes, zijtakken van de Amazone en de Orinoco, met fraaie namen als de Caquetá, de Putumayo, de Vaupés en de Guaviare.
Colombia is een land van regio’s, die allemaal een andere cultuur hebben. De mensen in het noorden, aan de Caribische kust, hebben aparte gewoontes, spreken Spaans met een ander accent, maken vallenato-muziek en eten andere gerechten. De mensen in de hoger gelegen uitlopers van het Andesgebergte, in steden als Medellín en Bogotá, zijn cultureel gezien hun tegenpool.
Aan de kust van de Stille Oceaan ligt het departement Chocó, met een heel kleine bevolking en nog minder economische ontwikkeling. De llaneros of veedrijvers in de oostelijke laagvlakten, de salsaliefhebbers in de tropische Caucavallei (met de hoofdstad Cali), de inwoners van Pasto in het extreme zuiden aan de grens met Ecuador: weer een ander verhaal. Als Colombianen grappen maken gaat het vaak over pastuzos, inwoners van Pasto, de stad die dicht bij de Ecuadoriaanse grens ligt.
Colombia is daarom eerder een verzameling van regio’s dan één natie. Dat komt vooral door de omvang van het land en door de aanwezigheid van drie enorme uitlopers van het Andes-gebergte: de Oostelijke, de Centrale en de Westelijke Bergketen. Die vormden een moeilijk te nemen hindernis voor elke verbinding over land en daardoor ontwikkelden de regio’s van het land zich door de jaren heen als aparte culturen. De beroemde Argentijnse schrijver Jorge Luis Borges schreef eens dat Colombia geen echt land is, maar een acto de fé, een geloofsdaad. Alleen wanneer de nationale voetbalselectie speelt, voelt Colombia zich negentig minuten lang één natie.
Volgens DANE, het Colombiaanse bureau voor de statistiek, had Colombia aan het einde van 2015 een bevolking van 48.398.000 inwoners. In de hoofdstad Bogotá wonen bijna 8 miljoen mensen; andere miljoenensteden zijn Medellín, Cali en de havenstad Barranquilla.
De twee belangrijkste steden van Colombia liggen op grote hoogte: Bogotá op 2600 meter boven zeeniveau en Medellín op 1500 meter. Het grootste deel van de Colombiaanse bevolking woont van oudsher in het middelgebergte en in het hooggebergte.
Geschiedenis van Colombia: méér dan Honderd jaar eenzaamheid
Net als de rest van Zuid-Amerika, met uitzondering van Brazilië, Suriname, Brits en Frans Guyana, was Colombia tot aan het begin van de negentiende eeuw een Spaanse kolonie. Simon Bolívar, de vader des vaderlands, bracht het land onafhankelijkheid en in 1819 werd de Republiek van Groot-Colombia uitgeroepen. De nieuwe natie bestond uit de voormalige koloniën Venezuela, Ecuador en Nieuw Granada, zoals Colombia in de koloniale tijd heette.
Het ideaal van Simon Bolívar was om van de verschillende kolonies één natie te maken, waarbij hij nadrukkelijk het voorbeeld van de Verenigde Staten voor ogen had. Het Groot-Colombiaanse ideaal was echter geen lang leven beschoren: de federatie viel al snel uit elkaar en de verschillende naties gingen hun eigen weg, tot grote spijt van Bolívar. Politiek gezien was Colombia verscheurd door de strijd tussen twee politieke partijen, ontstaan uit facties die om de onafhankelijkheid hadden gestreden: de Conservatieve Partij en de Liberale Partij.
Regelmatig ontaardde de politieke strijd in een openlijke burgeroorlog, zoals gebeurde tijdens de Oorlog van de Duizend Dagen (1899-1902). Het was de bloedigste oorlog die er tot op dat moment op het Amerikaanse continent was uitgevochten. Naar schatting honderdduizend mensen kwamen om het leven, wat een bijzonder hoog aantal is op een bevolking van rond de vier miljoen.
Een onvoorzien gevolg van de oorlog was het verlies van Panama, tot dan toe een Colombiaanse provincie, die zich met behulp van de Verenigde Staten afscheidde. De Amerikaanse regering onderhandelde liever met een zwakke, onafhankelijke staat als Panama over het graven van het Panamakanaal dan met een groot land als Colombia. De machtsverhoudingen in de regio waren definitief veranderd: in plaats van Engeland en Spanje waren het de Verenigde Staten die voortaan de dienst uitmaakten.
De bekendste held uit de Oorlog van de Duizend Dagen was de liberale generaal Rafael Uribe Uribe, die in opstand kwam tegen de conservatieve regering en die het, toen de militaire strijd verloren was, opnam voor de onderdrukten in het land. In beide missies was hij weinig succesvol, maar tegenwoordig is hij in veel steden aanwezig met een standbeeld. Hij werd in 1914 in Bogotá door werkeloze arbeiders vermoord, de eerste in een lange reeks van magnicídios, moordaanslagen op vooraanstaande personen – een typisch Colombiaanse traditie.
Op indirecte wijze heeft generaal Uribe Uribe na zijn dood wereldwijde bekendheid gekregen. Hij stond model voor de figuur van kolonel Aureliano Buendía, hoofdpersoon uit de roman Honderd jaar eenzaamheid van Gabriel García Márquez. In deze roman verhaalt de schrijver over een dorp, Macondo, en over een kolonel Buendía, die 32 gewapende opstanden begon en ze allemaal verloor. Die ontsnapte aan 14 aanslagen, 73 hinderlagen en een vuurpeloton. Die een dosis zwaar vergif overleefde, voldoende om een paard te doden. Die commandant-generaal werd van de liberale revolutionaire strijdkrachten, met een grondgebied onder zijn macht dat zich uitstrekte van de ene grens tot de andere en die jarenlang de meest gevreesde man van de nationale regering was, maar die nooit toestond dat er een foto van hem werd genomen…
Macondo is waarschijnlijk het bekendste dorp in Colombia, hoewel het niet terug te vinden is op de landkaart. Gezien de geografische aanwijzingen moet het dorp ergens in de buurt van Aracataca liggen, het geboortedorp van García Márquez, niet ver van de Atlantische kust. De talrijke historische verwijzingen in de roman maken het fictieve dorp tot het centrum van een verbazingwekkend realistisch Colombia. Macondo is gemakkelijk op te vatten als de metafoor van een willekeurig Colombiaans dorp, waaraan een eeuw Colombiaanse geschiedenis voorbijtrekt.
~ Nico Verbeek
Fragment uit het boek Het kartel van de narcos van journalist Nico Verbeek