De inwoners van de Utrechtse stad Oudewater worden ook wel “Geelbuiken” genoemd. Vroeger liepen dan ook veel inwoners van de stad letterlijk rond met een gele buik. Die gekleurde buik liep men op tijdens het maken van touw.
Met name in de zestiende en zeventiende eeuw was Oudewater een belangrijke touwproducent. De stad lag dan ook strategisch, middenin de Krimpenerwaard, en had goede verbindingen met belangrijke steden als Amsterdam, Rotterdam, Delft, Dordrecht, Den Haag, Utrecht, Vlaardingen en Leiden. Veel van de touwen die in Oudewater gemaakt werden, belandden op schepen van de Verenigde Oostindische Compagnie. Ook de haringvloten maakten veelvuldig gebruik van touw uit de Utrechtse stad. Voor de productie van touw werd destijds vooral hennep gebruikt, dat rondom Oudewater op grote schaal werd verbouwd. De drassige grond was hiervoor uitermate geschikt.
Oudewater groeide zo uit tot een echte touwstad. In 1672 telde de stad maar liefst 37 zogenoemde grof-lijnbanen en 33 andere aan touw gelieerde bedrijven. Wie de stad bezocht, trof dan ook overal touwarbeiders aan. De zogenoemde lijndraaiers werkten zowel in het centrum als in de straten rondom en op de stadswallen. Zij verwerkten de hennepvezels tot garen. Veel van deze arbeiders liepen letterlijk met gele buiken rond, omdat ze de vlas van de hennep op hun boek droegen en daar geel sap uit vrijkwam.
In 1672 veranderde er veel voor de boeren die hennep verbouwden. Vanwege de Franse inval liet prins Willem III de Hollandse Waterlinie voor het eerst gebruiken. Een groot deel van de Krimpenerwaard kwam hierdoor onder water te staan, waardoor er ook geen hennep meer verbouwd kon worden. Toen het water twee jaar later weer was gezakt, bleek de grond aangetast. Er was veel fosfaat weggespoeld. Door langdurig bemesten kon de grond wel weer vruchtbaar gemaakt worden, maar dat was een langdurig proces waar veel boeren geen tijd voor hadden. Velen stopten dan ook met de hennepteelt. Om toch aan de vraag naar hennep te kunnen voldoen, werd steeds meer hennep geïmporteerd vanuit met name het Oostzeegebied.
Touwfabriek G. van der Lee
Oudewater telt nog altijd een touwfabriek: G. van der Lee. Dit bedrijf werd rond 1545 opgericht. Men vindt men er tegenwoordig geen gele buiken meer, aangezien machines er het handwerk hebben overgenomen. Bovendien worden touwen doorgaans vooral gemaakt van synthetisch materiaal en niet meer van hennep. Maar soms wordt nog het ‘ouderwetse’ hennep gebruikt, bijvoorbeeld voor klimtouwen in scholen en touw voor de brandweer. Voor replica’s van oude zeilschepen wordt vaak touw gemaakt van leoflex, een sterke kunststof die eruit ziet als hennep. De nagebouwde klipper ‘Stad Amsterdam’ zeilde in 2009 bijvoorbeeld de route van de Beagle (van Charles Darwin) met een tuigage van leoflex.
Touwmuseum
Oudewater is bij veel toeristen tegenwoordig vooral bekend van Museum De Heksenwaag, waar heksen zich vroeger eerlijk konden wegen. Het stadje heeft echter ook een Touwmuseum. Het is gevestigd in een voormalige baanschuur, een gebouw waarin de geoogste hennep, de garens, sleden en spintollen vroeger werden opgeslagen. In het museum wordt een beeld geschetst van de geschiedenis van de hennepteelt en touwfabricage in de regio.