Een historicus stelt vast hoe het vroeger was. Hij hoeft er geen inspiratie aan te ontlenen: het verleden is niet normatief. Evenmin hoeft hij het verleden te beoordelen. Hij constateert dingen en dat is dat. Net als muziek, een computerspelletje of een strandwandeling biedt geschiedenis een prettige ervaring – niet meer, niet minder.
Je geniet echter meer als je het verleden ook een beetje begrijpt, bijvoorbeeld als je weet dat de Eerste Wereldoorlog uitbrak rond 1914 omdat de Europese mogendheden in de voorafgaande jaren de wereld hadden verdeeld, zodat er bij conflicten geen koloniaal wisselgeld meer was. Wanneer je zulke verbanden kunt leggen, wordt geschiedenis nóg boeiender. Daarvoor is echter noodzakelijk dat je de volgorde kent waarin de gebeurtenissen plaatsvonden, want anders herken je de verbanden niet.
Het belang van chronologie
Voor onze eigen tijd is dit redelijk onproblematisch, maar voor de Oudheid is het vaststellen van de chronologie vrij lastig. De verklaring is dat men het destijds niet zo belangrijk vond als wij nu. Terwijl op onze grafstenen iets staat als “Jona Lendering 1964-2042”, hechtte men in de Oudheid niet zoveel waarde aan iemands coördinaten in de vierde dimensie. Romeinse grafstenen vermelden dan weer wel bij welk legioen iemand heeft gediend. Dat wij tijdrekening belangrijk vinden, heeft iets te maken met de christelijke obsessie met de paasdatum en, later, de berekening van rente.
Omdat de oude Romeinen, Grieken en Mesopotamiërs niet zoveel waarde hechtten aan tijdrekening, voelde men geen aandrang een kalender te maken met een standaardjaartelling. Als er al sprake was van een planning voor de langere termijn, volstond het om het regeringsjaar van de koning te noemen of de naam van deze of gene magistraat. Niet zelden pasten de machthebbers de kalender aan hun ambities aan: Alexander de Grote verzette de kalender eens twee dagen om een bepaald voorteken in vervulling te laten gaan, de Romeinse politici voegden rustig een schrikkelmaan in om hun ambtstermijn te verlengen.
Antieke chronologie is een puinhoop
Kortom, antieke chronologie is een puinhoop en het is wel een béétje begrijpelijk dat veel oudheidkundigen het onderwerp op zijn beloop laten. Toch is het niet verwaarloosbaar. We zijn de Romeinse historicus Tacitus, die een ijzeren chronologie lijkt te hanteren, anders gaan lezen toen we dankzij dendro-dateringen ontdekten dat hij weleens dingen anders dateert dan ze feitelijk waren. (Voorbeeld uit eigen land: het Corbulo-kanaal is drie jaar later gegraven dan Tacitus aangeeft.)
Een van de grootste puzzels is de chronologie van de Midden-Bronstijd in Mesopotamië: zeg maar de eerste helft van het tweede millennium voor Christus. Die is gebaseerd op koningslijsten en op astronomische waarnemingen, en die laatste kunnen op slechts vijf verschillende momenten zijn gedaan. Dat leidt tot een hoge, twee middelhoge, een lage en een ultralage chronologie. De puzzel is de afgelopen maanden opgelost.
Ik zal nu eerst vertellen hoe we het solide deel van de Mesopotamische chronologie kennen. Daarna ga ik in op de vraag hoe groot het gat is tussen dit deel en die vijf eeuwen uit de Midden-Bronstijd. Tot slot wil ik aangeven hoe momenteel de puzzel opgelost wordt.
Het solide deel
Het solide deel van de Mesopotamische chronologie is vooral zo solide omdat de Babyloniërs goede astronomen waren die een heel nauwkeurige kalender hadden ontwikkeld, waarmee de koning kon aankondigen dat een schrikkelmaan moest worden ingevoegd. Vanaf het moment waarop Babylon door de Perzen werd ingenomen en er dus geen Babylonische koning meer was, gebeurde dit schrikkelen automatisch, volgens een standaardberekening, maar in feite was het al eerder gereguleerd, waardoor we veel Babylonische data kunnen omrekenen naar onze kalender.
Belangrijk is hierbij wel dat het jaar werd genoteerd als het regeringsjaar van deze of gene vorst. Het is voor ons dus wel zo handig als we een lijst van koningen hebben en het is bovendien wel zo precies als we die lijst kunnen ijken aan astronomische waarnemingen. Zo vermijd je namelijk dubbeltellingen als koning A halverwege regeringsjaar N overlijdt en koning B datzelfde jaar telt als zijn eerste jaar. De antieke bronnen springen nogal eens heen en weer tussen inclusief en exclusief tellen, dus ijking is echt belangrijk.
Dieper: tot 911 v.Chr.
Gelukkig hebben we zo’n lijst: de Canon van de Griekse geograaf-astronoom Ptolemaios van Alexandrië, die alle vorsten van Babylonië opsomt en dateert vanaf Nabû-Nasir (r.747-734). Deze informatie wordt bevestigd door de Koningslijst van Uruk en de Astronomische Dagboeken, die sterrenkundige observaties dateren aan de hand van de regeringsjaren van de diverse vorsten. De Canon biedt zo een kader dat zeker tot 747 v.Chr. astronomisch geijkt en betrouwbaar is.
We kunnen makkelijk dieper gaan omdat de Assyriërs de gewoonte hadden elk jaar te noemen naar een magistraat, de limmu. De lijst met limmu’s is overgeleverd en helpt ons de chronologie nog verder neerwaarts vast te stellen: tot 892. Omdat in deze lijst de zonsverduistering van 15 juni 763 staat vermeld, kunnen we de lijst astronomisch ijken. Dit is dus solide informatie. Tot slot kunnen we nog iets dieper gaan, want we weten dat 892 v.Chr. het twintigste regeringsjaar was van koning Adad-nirari II, waaruit volgt dat diens bewind begon in 911.
Nog dieper: tot 1420 en 1359 v.Chr.
Tot zover geen problemen, maar als we nog dieper willen gaan, wordt het wat ingewikkelder. Voor de tweede helft van het tweede millennium v.Chr. kunnen we de koningslijsten namelijk niet langer ijken aan astronomische observaties maar alleen vergelijken met elkaar.
De Assyrische Koningslijst is de voornaamste. Deze is gebaseerd op de lijst van limmu’s en telt 109 koningen, waarvan Šalmaneser V (r.726-722) de jongste is. Er is dus een fijne overlap met wat we hierboven constateerden. Nog fijner is dat deze lijst is overgeleverd in drie kopieën, waardoor we kunnen corrigeren voor kopiistenfouten. We kunnen dieper en dieper gaan, tot de regering van koning Aššur-dan I (r.1178-1133). Voorbij diens regering wordt het lastiger, omdat de kopieën elkaar te vaak tegenspreken.
Gelukkig is er de Babylonische Koningslijst A, die de heersers noemt van Babylonië vanaf het begin van Babylons Eerste Dynastie (ergens in de eerste helft van het tweede millennium) tot de zevende eeuw v.Chr. Deze lijst is weliswaar beschadigd maar we hebben ook nog de Synchronistische Koningslijst, waarin niet minder dan 125 synchronismen staan opgesomd tussen de Babylonische en Assyrische geschiedenis. De Synchronistische Kroniek biedt meer van hetzelfde. Door deze informatie te combineren, kunnen we nóg dieper gaan en de regering van de Assyrische vorst Enlil-Nasir II dateren tussen 1420 en 1415. In Babylonië is de oudst-dateerbare koning Burnaburiaš II (r.1359-1333). Er is een marge van een jaar of wat, die ik verder buiten beschouwing zal laten.
De gekroonde hoofden uit deze periode, de Late Bronstijd, correspondeerden met elkaar, waardoor we onze reconstructie kunnen ijken. Zo schreef Burnaburiaš II aan de Egyptische koning Echnaton (r.1353-1336), die op zijn beurt weer brieven uitwisselde met Aššur-uballit I van Assyrië (r.1353-1318). We zouden de chronologie liever ijken aan een zons- of maansverduistering, maar we mogen bepaald niet klagen: vanaf 1420 en 1353 hebben we een vast blok van verstrengelde chronologieën.
En zo komen we dan bij het eigenlijke probleem: de chronologie van de eerste helft van het tweede millennium ofwel de Midden-Bronstijd.
Koningslijsten
Aan bronnen geen gebrek. De Babylonische Koningslijst A kan nu worden aangevuld met de Babylonische Koningslijst B, die informatie geeft over onder andere de Eerste Dynastie van Babylonië. De beroemdste heerser van dit vorstenhuis is Hammurabi, die alle rivaliserende koningen uitschakelde en heel Mesopotamië verenigde. Voor ons prettig is dat we de namen van die rivaliserende koningen kennen en niet zelden ook hun regeringsjaren, waardoor we synchronismen hebben die betrekking hebben op verschillende steden. Zo is het zestigste jaar van Rim-Sin van Larsa het dertiende van Hammurabi van Babylon. Andere tijdgenoten waren Šamši-Adad van Assyrië en Zimrilim van Mari, die ik nu slechts noem omdat ik ze in verderop in dit stuk nodig heb; voor het moment is het synchronisme tussen Hammurabi van Babylon en Rim-Sin van Larsa het belangrijkste.
Het is namelijk zo al ingewikkeld genoeg. De vorsten van Larsa, die we dus aan die van Babylonië kunnen koppelen, kunnen we met andere synchronismen koppelen aan die van de stad Isin en de Koningslijst van Isin bevat niet alleen de namen van de vorsten van die stad maar tevens die van de Derde Dynastie die regeerde over de stad Ur. Zo hebben we hier een blok met vorsten die gedurende 518 jaar regeerden in vier steden in het zuiden van Irak. Zie het diagram.
Een zwevend blok
Het probleem is nu hoe we dit blok van ruim vijf eeuwen laten aansluiten op oudst-bekende punten van het solide deel van de chronologie: het begin van de regering van Enlil-Nasir II van Assyrië in 1420 v.Chr. of het begin van de regering van Burnaburiaš II van Babylonië in 1359 v.Chr. Er is een gat maar we weten niet hoe breed het is. Het blok “zweeft”.
Gelukkig beschikken we over een tablet met Venuswaarnemingen die beginnen in het achtste regeringsjaar van de voorlaatste koning van de Eerste Dynastie van Babylon, Ammisaduqa. Het prettige is dat de Babyloniërs een kalender hadden met maan-maanden waarvan er twaalf of dertien in een zonnejaar gingen. Dat klinkt vanzelfsprekend, maar dit wil zeggen dat een Venuswaarneming op de vijftiende van een maan altijd samenvalt met volle maan, terwijl de zesde maan van het zonnejaar altijd valt in augustus/september. De posities van Venus zijn dus uitgedrukt ten opzichte van de maan en de zon.
Al een eeuw geleden onderkende de Italiaanse sterrenkundige Giovanni Schiaparelli – inderdaad, die van de kanalen op Mars – dat er maar een paar momenten waren waarop de beschreven waarnemingen konden zijn gedaan. Het eerste jaar van de waarnemingen, ofwel het achtste jaar van Ammisaduqa, kan alleen 1550, 1582, 1638, 1646 en 1702 zijn. Dit inzicht kan worden gebruikt om ons “zwevende blok” van vijf eeuwen vast te pinnen. Omdat vaststaat dat er eenenvijftig jaar verstreek tussen de eerste Venuswaarnemingen en het einde van de dynastie, kan het laatste regeringsjaar van de laatste koning van de Eerste Dynastie van Babylon uitsluitend 1499, 1531, 1587, 1595 en 1651 v.Chr. zijn. We spreken van ultralaag, laag, laag-midden, hoog-midden en hoog. (Er zijn meer chronologieën, maar die laat ik verder buiten beschouwing.)
Conventies
Maar welke is de juiste? Omdat een oplossing niet in zicht leek, hebben oudheidkundigen ervoor gekozen om, tot er extra data waren om het probleem op te lossen, standaard de hoge middenchronologie te gebruiken. Het is een handige conventie, zoals het ook een handige conventie is om voor de Vroeg-Romeinse Republiek de zogenaamde Varroïaanse chronologie te gebruiken – zelfs al leidt dat tot de absurde situatie dat oudhistorici negen boeken van Titus Livius, die een accuraat chronologisch systeem benut, “verhelderen” door te verwijzen naar een bewijsbaar inaccurate chronologie.
Terug nu naar Mesopotamië. Inmiddels zijn de extra data er namelijk.
Kaneš
Het begin van de oplossing kwam uit de omgeving van Kayseri in Turkije. Daar ligt Kültepe, de antieke stad Kaneš, waar de Assyriërs een handelspost hadden. Zij dateerden hun uitgebreide correspondentie aan de hand van de in het tweede stukje al genoemde limmu’s. Dit deel van de lijst, die al langer bekend was, is in de laatste jaren uitgegroeid tot 255 jaarnamen en hier bleek de oplossing te zitten. Uiteindelijk is de gestage, weinig opzienbarende accumulatie van data het beste middel om de wetenschap verder te brengen.
Helaas sluit ook de verlengde lijst nog niet aan op de jongere delen van de limmu-lijst, waardoor we geen doorgaande opsomming van magistraten hebben. Ook is er geen synchronisme met koningslijsten. Er is echter wel iets wonderlijks mee aan de hand. De handelspost werd namelijk op een bepaald moment herbouwd en archeologen kunnen vaststellen welke namen vóór en welke ná de verbouwing passen. Ruwweg tegelijkertijd werd even verderop het paleis van koning Waršama gebouwd, waarin grote stukken spinthout zijn gevonden, die dendrochronologisch kunnen worden gedateerd. Dit betekent dat we ruim 250 Assyrische jaarnamen hebben die we dendrochronologisch kunnen ijken, mits de curve correct is.
En eerlijk gezegd: die was niet zó sterk. De overlap tussen het hout uit de omgeving van Kaneš en het hout van de Anatolische curve was nogal klein. Sinds ruim een maand is dit probleem dankzij koolstofdateringen van het hout verholpen – u leest de officiële publicatie hier en die zit voor de verandering niet achter een betaalmuur. (Het is wat technisch maar niet oninteressant. En passant wordt ook nog uitgelegd hoe we weten dat de herbouw van de handelspost en de constructie van het paleis van Waršama chronologisch niet al te ver van elkaar verwijderd kunnen zijn.)
We hebben nu dus een dateerbare lijst van ruim 250 jaarnamen – en de 197e daarvan vermeldt de dood van koning Šamši-Adad van Assyrië. En dat is het synchronisme dat we nodig hebben. Diens dood kennen we ook uit ons zwevende blok van vijf eeuwen Babylonische vorsten: het gebeurde in het achttiende jaar van Hammurabi. Van dat jaar wisten we al dat het alleen kan worden geplaatst in 1679 (ultralaag), 1711 (laag), 1767 (laag-midden), 1775 (hoog-midden) en 1831 (hoog). Nu we door middel van het Anatolische materiaal een beeld hebben van waar we Hammurabi’s achttiende regeringsjaar ongeveer moeten plaatsen, namelijk ergens tussen pakweg 1785 en 1765 met een zekere marge, blijkt dat alleen de twee middenchronologieën mogelijk zijn.
Laag-midden of hoog-midden?
Kunnen we kiezen tussen die twee chronologieën? Ja. Het staat vast dat er een zonsverduistering was in de 127e van de jaarnamenreeks, maar een datum wordt daar niet bij vermeld. Als we de reeks dateren volgens de lage middenchronologie, is er een kandidaat beschikbaar op 24 maart 1838 v.Chr., toen de zon halfverduisterd opkwam en nog verder verduisterd raakte voor het weer normaal licht werd. In de hoge middenchronologie is er ook een kandidaat, maar die begon kort voor zonsondergang en was nauwelijks waarneembaar. Dat is een sterk argument voor de lage middenchronologie.
Daar zijn de afgelopen jaren méér argumenten voor naar voren gebracht, waarbij de Venuswaarnemingen centraal staan. Die passen beter bij de lage middenchronologie dan bij andere chronologieën en er is bovendien één aspect dat uitsluitend verklaarbaar is in de lage midden chronologie. De tekst is namelijk nogal rommelig en bevat enkele evidente fouten, maar enkele daarvan verdwijnen als we aannemen dat er veel stof in de atmosfeer hing. Een periode van betrekkelijke duisternis is ook bekend uit jaarringen van Amerikaanse dennen en Ierse moeraseiken en uit ijslaagjes op Groenland; de gebeurtenis wordt doorgaans rond 1627/1626 gedateerd en is wel in verband gebracht met de uitbarsting van de Thera in de Egeïsche Zee, die op haar beurt weer aan de hand van een koolstofdatering wordt geplaatst rond 1613 BC ± 14. Of deze laatste identificatie juist is, is nu niet aan de orde – wél dat deze gebeurtenis alleen past bij de lage middenchronologie.
Kortom, voor een probleem waar al een eeuw over wordt nagedacht lijkt nu een oplossing in zicht te komen: de conventionele dateringen moeten acht jaar worden bijgesteld. Het nu niet langer zwevende blok van ruim vijf eeuwen beslaat de jaren 2104-1587, de Venusobservaties van Ammisaduqa begonnen in 1646, Hammurabi regeerde van 1784 tot 1742, Šamši-Adad stierf in 1767 en de Derde Dynastie van Ur regeerde van 2104 tot 1996.
Misschien moeten we nog heel even wachten voor we het helemaal zeker weten, maar het antwoord is binnen handbereik en in elk geval zijn drie van de vijf dateringsmogelijkheden al afgevallen. De aanhangers van de ultralage chronologie, die zó zelfverzekerd waren dat ze de Wikipedia alvast van hun dateringen voorzagen, hebben iets uit te leggen: door te breken met de conventie desinformeerden ze het publiek.
Of dit een leuke puzzel was, is een kwestie van smaak. En er bestaat zeker onderzoek dat concretere toepassingen heeft. Toch behoort dit tot het fundamenteelst-denkbare wetenschappelijk onderzoek, vergelijkbaar met de ontdekking van zwaartekrachtgolven, kwantumverstrengeling of het majorana-deeltje. Het verdient evenveel aandacht.
Nog dieper?
Kunnen we nog dieper? Er is nog een Sumerische Koningslijst die begint met enkele mythologische vorsten en eindigt met de heersers van Isin die tijdgenoten waren van Hammurabi. Als we deze lijst volgen, kunnen we nog iets dieper, naar het Rijk van Akkad: de eerste dynastie die Mesopotamië verenigde zou dan zijn aangetreden in 2328 v.Chr. Een periode van chaos zou dan hebben geduurd van 2185 tot 2105.
We moeten dit met een korreltje zout nemen: het is immers gebaseerd op maar één bron. Er is echter een mogelijkheid dat we bevestiging hebben van buiten Mesopotamië, want de tijd van chaos begint bijna op hetzelfde moment als in Egypte, waar in 2181 de Eerste Tussentijd begint. Zowel in Mesopotamië als in Egypte spreken de bronnen van grote droogte en langdurige hongersnood. Een duidelijke oorzaak valt niet aan te wijzen maar het synchronisme is boeiend en maakt nieuwsgierig naar verder chronologisch onderzoek.
– T. de Jong & V. Foertmeyer, “A New Look at the Venus Observations of Ammisaduqa: Traces of the Santorini Eruption in the Atmosphere of Babylon?”, in: Jaarbericht “Ex Oriente Lux” 42 (2010), 143-159.
– T. de Jong, “Astronomical Fine-Tuning of the Chronology of the Hammurabi Age”, in: Jaarbericht “Ex Oriente Lux” 44 (2012), 147-168.
– S.W. Manning e.a., “Integrated Tree-Ring-Radiocarbon High-Resolution Timeframe to Resolve Earlier Second Millennium BCE Mesopotamian Chronology”, in: PLoS One (13 juli 2016).
– W. Nahm, “The Case for the Lower Middle Chronology”, in: Altorientalische Forschungen 40/2 (2013) 350-372.