Van 2010 tot 2011 onderzocht een commissie onder leiding van Wim Deetman het seksueel misbruik van minderjarigen in de Rooms-Katholieke Kerk. In 2013 verscheen een tweede rapport. De verhalen die in de Nederlandse media verschenen waren voor velen herkenbaar, zo ook voor schrijvers Esther Verhoef en Daniëlle Hermans. Zij vonden dat het tweede onderzoeksrapport te weinig aandacht kreeg in de media en besloten daarop zelf op onderzoek uit te gaan.
In plaats van een gedetailleerd en omvangrijk onderzoek (de beide rapporten van de commissie-Deetman omvatten al meer dan 1700 pagina’s tekst) kozen ze voor een andere benadering. Via vrouwenorganisaties sprak Daniëlle Hermans tientallen vrouwen, waarna Esther Verhoef de interviews uitwerkte tot persoonlijk portretten. Het leidde tot een boek vol schrijnende verhalen, waarin nadere analyse op een korte inleiding na ontbreekt. Nu, in 2023, is het boek door uitgeverij Prometheus opnieuw uitgegeven.
Schrijnende geschiedenis
Het boek bevat portretten van tweeëntwintig vrouwen die hun verhaal doen over hun jeugdervaringen in katholieke instellingen. Allen hebben zij voor korte of langere tijd gewoond of onderwijs gekregen in een instelling, die meestal werd gerund door katholieke nonnen. Hun verhalen zijn slechts het topje van de ijsberg. De inleiding van het boek vermeldt dat er in Nederland anno 2014 tussen de tien- en veertigduizend vrouwen wonen met een vergelijkbaar verhaal. Rode draad in de verhalen zijn gevoelens van verlatenheid (waarom hebben mijn ouders mij hier gebracht?) en angst en onzekerheid (wat gaat er met mij gebeuren? Hoelang blijf ik hier?).
Sommigen vertellen over hun voortdurende angst: ze wisten nooit wanneer een bepaalde zuster wel of niet tevreden was over het afgeleverde werk, over hun kleding of houding. Voor de meest futiele overtredingen kregen jonge meisjes harde straffen, zoals opsluiting of slaag. Het leven in de meeste instellingen was strikt gereguleerd: meisjes werden gedwongen op een bepaalde manier te slapen (altijd op de rechterzij, met de handen boven de dekens). Alles wat met seksualiteit te maken had werd als onzedelijk bestempeld, ook volkomen normaal seksueel gedrag, vertelt een van de vrouwen. Niet weinig verhalen in Stil in mij gaan over seksueel misbruik: nonnen die zich op allerlei manier vergrijpen aan jonge meisjes.
Fietje
Neem nu het verhaal van Fietje, die vanaf 1964 tot 1970 in Rustoord te Oisterwijk woonde. Thuis was haar situatie uiterst instabiel, een week na haar geboorte vertrok Fietjes moeder naar een andere man op wie ze al jaren verliefd was. Fietje werd ondergebracht in Rustoord. Sommige herinneringen van haar zijn mooi, zoals de mooie grote tuin met grote bomen en een kapelletje geflankeerd door een dierenren. Maar angst is wat overheerst in haar herinnering. Sommige zusters knepen de kleine kinderen, op de meest intieme plekken. Fietje verstijfde, maar viel helemaal stil. Tegen Daniëlle Hermans vertelde ze dat ze nooit schreeuwde of huilde, hoeveel pijn ze ook leed. Tijdens het eten was er altijd spanning; alles moest worden opgegeten.
“Ik heb gezien dat kinderen zo tot bloedens gedwongen werden hun eten op te eten, zo hardhandig ging dat.”
Zelfs uitgekotst eten moest weer worden opgegeten. ’s Nachts controleerden de nonnen onverwacht of de kinderen niet in bed hadden geplast, wat voor veel spanning zorgde. En zo gaat het verhaal van Fietje nog even door. Op zolder en in de kelder gebeurden dingen, die Fietje ook jaren na dato niet vertelt. Haar vader wist helemaal van niets, die werkte zes dagen per week. Op zondag was hij in Rustoord, maar hij was ondanks zijn aanwezigheid niet op de hoogte van de misstanden in de instelling.
Heruitgave
De verhalen als die van Fietje stralen diep verdriet uit. Verdriet over gebeurtenissen in de jeugdjaren, die het hele leven van deze vrouwen hebben gestempeld. Met dit boek geven Daniëlle Hermans en Esther Verhoef deze vrouwen een stem, een gezicht. En daarmee doen ze hen recht, hoe klein en beperkt dat ook is tegenover het leed dat hen is aangedaan.