Paul de Groot, geboren in Amsterdam in 1899 en overleden in Bussum in 1986, was lange tijd de partijleider van de Communistische Partij van Nederland (CPN). Daarnaast bekleedde hij nog vele functies voor en in de partij; zo was hij lid van de Tweede Kamer en hoofdredacteur van de partijkrant.
Als leider van de CPN tijdens de Koude Oorlog riep hij zeer tegenstrijdige gevoelens op. Voor zijn aanhangers was hij de bewonderde en geliefde (en ook wel gevreesde) leider van ‘de’ partij. Voor de rest van Nederland was hij jarenlang een van de meest gehate landgenoten: ‘Staatsvijand nummer 1’. Wie was deze man?
Voor 1940
Paul de Groot was de zoon van een Joodse diamantslijper uit Amsterdam. Tijdens zijn jeugd en als jong volwassene woonde het gezin De Groot een tijd lang in Antwerpen. In 1920 trouwde hij daar met Szajndla (Sally) Borzykowska. Uit dit huwelijk werd een dochter geboren. Zijn vrouw en dochter werden tijdens de oorlog door de Duitsers vermoord. In 1951 hertrouwde hij met Eke de Jong. Zij had een zoon uit een eerder huwelijk; samen hadden zij geen kinderen.
In Antwerpen werd De Groot diamantbewerker en sloot zich aan bij de Belgische socialisten. In 1917 ging hij, onder de indruk van de Russische revolutie, over naar de communisten. Hij werkte in de jaren na 1923 in Frankrijk en Duitsland, en was ook daar actief in de communistische beweging. Na zijn terugkeer in Nederland in 1926 werd hij actief bij de vakbond en bij de Nederlandse communistische partij, de CPH, later de CPN.
In 1930 kwam hij in het partijbestuur, waar hij door zijn kennis van het marxisme, zijn internationale ervaring en zijn tactisch inzicht uitstak boven zijn medebestuurders. Hij was een fanatiek communist, maar een doener, geen denker: praktisch handelen stond voor hem voorop. Mede door zijn trouw aan de Sovjet-Unie werd hij in 1938 algemeen secretaris van de CPN en daarmee de machtigste man van de partij.
De oorlog
Tijdens de Tweede Wereldoorlog was De Groot aanvankelijk van mening dat een terughoudende opstelling tegenover de Duitse bezetter geboden was. De Sovjet-Unie en Hitler-Duitsland hadden immers een niet-aanvalsverdrag gesloten, het Molotov-Ribbentrop-pact. Toch verboden de Duitse bezetters al in juli 1940 de CPN. In november 1940 kwam het eerste nummer uit van de illegale partijkrant, De Waarheid. Pas na de Duitse inval in de Sovjet-Unie in juni 1941 ging de CPN voluit in het verzet. De Groot moest met zijn gezin onderduiken. Hij wist enkele malen ternauwernood aan een arrestatie te ontsnappen. Zijn vrouw en dochter hadden minder geluk en werden in oktober 1942 gearresteerd; zij werden in Auschwitz vermoord. In 1943 droeg De Groot de illegale leiding over en verbrak alle contacten met de partij. Waarschijnlijk wilde hij – met het oog op zijn rol na de oorlog – zo weinig mogelijk risico lopen. De oorlog was voor hem, door de dood van vrouw en kind en van veel collega-partijbestuurders, een traumatische ervaring.
Na de oorlog
Na de bevrijding dook De Groot weer op en wist vrij gemakkelijk tijdens een partijconferentie in juli 1945 de leiding van de partij naar zich toe te trekken, ondanks oppositie van enkele partijgenoten (de zogenoemde Juli-oppositie). Die opposanten verweten hem een artikel uit 1940 waarin hij een terughoudende opstelling tegenover de bezetters had aanbevolen; zij beschuldigden hem van ‘capitulantenpolitiek’. Verder werd De Groot ‘desertie’ verweten, omdat hij in 1943 alle contacten met de partij had verbroken. Tot slot kreeg hij het verwijt de CPN te willen opheffen. Op de conferentie leed de oppositie uiteindelijk een nederlaag. Voor de nieuwe leden van de partij, lid geworden tijdens de oorlog, was deze conferentie – waar oudgedienden allerlei oude en nieuwe vetes uitvochten en een keiharde strijd om de macht voerden – een onthutsende ervaring.
In de jaren daarna drukte De Groot een sterk persoonlijk stempel op de partij; hij werd wel ‘de Stalin van de CPN’ genoemd. Eind jaren 40, begin jaren 50 omringde hij zich met nieuw, jong en toegewijd talent, dat in of kort na de oorlog lid van de partij was geworden: Joop en Jaap Wolff, Marcus Bakker, Harry Verheij, Rinus Haks en Henk Hoekstra. De Groot was vrijwel de enige van het vooroorlogse partijbestuur die de oorlog had overleefd en had veel meer kennis en ervaring dan zijn – meestal veel jongere – medebestuurders. Hij duldde ook geen figuren van formaat naast zich. Wie zich verzette tegen zijn leiderschap werd uit de partij gezet. In het bijzonder wantrouwde hij intellectuelen; zij zouden ideologisch te aarzelend zijn en vaak een gebrek aan ‘proletarisch klassenbewustzijn’ hebben.
Zijn positie binnen de partij was mede zo sterk door de steun van Moskou. De Groot was en bleef een fervente stalinist en verdedigde steeds de standpunten en het optreden van de Sovjet-Unie. En daarvoor werd hij ook beloond. Regelmatig, vaak meerdere keren per jaar, gingen hij en zijn gezin wekenlang naar vakantieoorden in Oost-Europa of de Sovjet-Unie. Dergelijke privileges, die ook golden voor de andere leden van de partijtop, bleven overigens voor de gewone partijleden verborgen. Voor het overige leidden de vrijgestelden van de CPN een sober leven. Zij ontvingen het salaris van een geschoolde arbeider. CPN-Kamerleden moesten het geld dat zij meer verdienden afdragen aan de partij.
De Russische partijleider Nikita Chroesjtsjov zette na zijn befaamde geheime rede van 1956, waarin hij de misdaden van Stalin veroordeelde, voorzichtig in op destalinisatie van de Sovjet-Unie. De Groot had daar grote moeite mee en zag de destalinisatie waarschijnlijk als een grote bedreiging voor de CPN én voor zijn machtspositie binnen de partij. In veel andere communistische partijen in West-Europa was er een debat mogelijk over het stalinisme, binnen de CPN niet; De Groot hield dat tegen. In 1958 werden enkele partijprominenten, waaronder de Tweede Kamerleden Gerben Wagenaar en Henk Gortzak, die streefden naar een verdergaande destalinisatie, uit de partij gezet. Hij nam wraak op hen door ook hun oorlogsverleden te besmeuren en hen in het rapport ‘De partij in de oorlog’ uit te maken voor ‘verraders’ en ‘Gestapoagenten’. In 1963 verbrak De Groot abrupt alle banden met Moskou, omdat hij geen partij wilde kiezen in het ideologische conflict tussen de Sovjet-Unie en China. Hij koos toen voor een autonome koers.
Vanaf november 1945 was De Groot ook lid van de Tweede Kamer, waar hij echter nooit een opvallende rol zou spelen. Hij hechtte niet veel belang aan het Kamerwerk. De Kamer zag hij vooral als een propagandaplatform. Hij was dan ook vaak afwezig bij vergaderingen. Na ruim twintig jaar nam De Groot in 1966 afscheid van het lidmaatschap van de Tweede Kamer. Een jaar later, in 1967, legde hij tevens het voorzitterschap van de CPN neer. Maar als erelid van het partijbestuur bleef hij achter de schermen een beslissende invloed binnen de partij uitoefenen; hij bleef de facto de partijleider. Onder meer drukte hij in 1976 de verzoening van de partij met de Sovjet-Unie door.
Het einde
Het politieke einde van De Groot kwam na de dramatische verkiezingsnederlaag van de CPN in 1977; de partij zakte toen terug van zeven naar twee Kamerzetels. De Groot schreef de nederlaag toe aan de verburgerlijking van de partij. Het partijbestuur ontbrak het aan ervaren en solide communisten die in een jarenlange strijd voor de bevolking gezag hadden verworven. Hij eiste het aftreden van het bestuur. Daarmee overspeelde hij echter zijn hand. Het bestuur keerde zich tegen hem. En niet onbelangrijk: hij kreeg ook geen steun vanuit Moskou. Het partijbestuur ontnam hem in 1978 het erelidmaatschap van het bestuur. De rol van De Groot binnen de CPN was daarmee na meer dan veertig jaar uitgespeeld.
De laatste jaren van zijn leven leidde De Groot een teruggetrokken bestaan. Na zijn dood, in augustus 1986, werd hij met een kort bericht in De Waarheid herdacht. In een verklaring schreef het toenmalige partijbestuur:
‘Zeker is dat Paul de Groot tijdens zijn leven een niet weg te denken bijdrage heeft geleverd aan de strijd van de Nederlandse arbeidersklasse voor vrede, nationale onafhankelijkheid, voor sociale en democratische rechten’.
Ook interessant: CPN (Communistische Partij van Nederland)
…of: De Koude Oorlog – Samenvatting & Tijdlijn
– Stam, Arthur, De CPN en haar buitenlandse kameraden. Proletarisch internationalisme in Nederland (Amsterdam 2004).
– Stutje, J.W. , De man die de weg wees. Leven en werk van Paul de Groot 1899-1986 (Amsterdam 2000).
– Verrips, Ger, Dwars, duivels en dromend. De geschiedenis van de CPN 1938-1991 (Amsterdam 1995).
Online
– Jonge, A.A. de, ‘Groot, Saul de (1899-1986)’, in Biografisch Woordenboek van Nederland. Zie: http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn3/groot [12-11-2013].
– S. (Paul) de Groot. Korte biografie op Parlement.com.