Oud-PvdA-leiders Wim Kok en Wouter Bos hebben de afgelopen weken gepleit voor samenwerking op links. Een nieuw geluid is dat niet. Al sinds begin jaren zeventig klinken dergelijke pleidooien met enige regelmaat. Linkse partijen zouden, in plaats van elkaar de tent uit te vechten, hun krachten moeten bundelen in een Progressieve Volkspartij. Tot dusver is daar nooit iets van terecht gekomen. Toen het nog goed ging met de PvdA vond zij een fusie met andere partijen niet zo urgent, en nu lijkt het andersom.
De onwil van politieke partijen om samen te smelten is begrijpelijk. Fuseren betekent het opgeven van je eigen identiteit en het kost bovendien heel wat partijbonzen hun baantje. Mochten bijvoorbeeld PvdA, SP en GroenLinks de handen ineenslaan, dan zal Diederik Samsom of Emile Roemer waarschijnlijk geen partijleider worden. Een wetenschap die deze heren wel niet met groot enthousiasme zal vervullen.
Doorbraak

Ook de VVD, opgericht in 1948, is ontstaan door het samengaan van andere partijen: de Partij van de Vrijheid (niet te verwarren met de Partij voor de Vrijheid van Geert Wilders) en het Comité-Oud, aangevuld met enkele overlopers uit de PvdA. VVD-kopstukken Mark Rutte en Melanie Schulz vonden een jaar of twaalf terug dat hun partij een ‘sleets merk’ was geworden. Ze opperden een fusie met D66 en een aantal liberale PvdA’ers tot een nieuwe sociaalliberale formatie. Van dit pleidooi is sindsdien echter niets meer vernomen.
De meest besproken fusie uit de Nederlandse politiek is wel het CDA. Dat ontstond in 1980 doordat de Katholieke Volkspartij (KVP), de Anti-Revolutionaire Partij (ARP) en de Christelijk-Historische Unie (CHU) zich aaneen smeedden. Aan de vorming van het CDA gingen langdurige en zeer moeizame fusiebesprekingen vooraf. Soms krijg je de indruk dat het proces nog steeds niet helemaal is voltooid. De duidelijke cultuurverschillen tussen de veelal uit het zuiden afkomstige katholieken en de protestanten van boven de Moerdijk zorgen nog geregeld voor een ‘bloedgroepenstrijd’.
Ideologische strijdbijl

Nog een fusiepartij: de ChristenUnie. Zij zag het levenslicht in 2000 door het samengaan van het Gereformeerd Politiek Verbond (GPV) en de Reformatorisch Politieke Federatie (RPF). Ook aan de fusie van deze twee orthodox-christelijke splinters gingen jarenlange besprekingen vooraf. Voor buitenstaanders niet eenvoudig te doorgronden kerkelijke tegenstellingen vormden daarbij een belangrijke hinderpaal.
Geen alternatieven
Bovenstaande opsomming laat zien dat de wat oudere politieke partijen bijna allemaal het resultaat zijn van fusies. Vaak kwamen ze tot stand doordat er geen alternatieven meer waren. KVP, ARP en CHU verloren al jaren zetels. Ze hadden weinig andere keus dan het maar gezamenlijk te proberen. PPR, PSP, CPN en EVP waren op sterven na dood toen ze GroenLinks vormden. Ook voor hen was er geen andere uitweg dan een krachtenbundeling.
Dus als de linkse partijen maar genoeg zetels verliezen komt de Progressieve Volkspartij vanzelf in beeld, zo mogen we aannemen. Maar zolang een van de drie electoraal nog op winst staat, blijft praten over een fusie waarschijnlijk voornamelijk het verplaatsen van lucht.
Fons Kockelmans werkte jarenlang in Den Haag als parlementair verslaggever. In oktober 2015 publiceerde hij het boek Van verzuiling tot versplintering. De Nederlandse politiek sinds de Nacht van Schmelzer.