Radbod, Friese koning of hertog. Volgde Aldgisl op en regeerde van circa 680 tot 719 na Christus.
Het is niet bekend waar en wanneer Radbod geboren werd. Wel bekend is dat hij de Friese koning Aldgisl rond 680 na Christus opvolgde en dat hij heerste over dezelfde streken aan de Beneden-Rijn als waar zijn voorganger de scepter had gezwaaid.
Rond 689 na Christus zou hij een grote nederlaag hebben geleden bij Dorestad, een belangrijke vroeg-middeleeuwse handelsplaats die zich in de omgeving van het huidige Wijk bij Duurstede bevond. Radbod zou verslagen zijn door de Frankische hofmeier Pepijn II van Herstal (ook wel Pepijn de Middelste). De Friese koning verloor hierbij het zuidelijke of westelijke deel van zijn rijk, het zogenaamde Frisia citerior (Neder-Friesland).
Bij de vrede die Rabbod en Pepijn sloten werd zijn dochter uitgehuwelijkt aan Grimoald II, een zoon van de Frankische hofmeier. Als bondgenoot van de zogenaamde Neustrische Franken was Radod later nog betrokken bij de strijd tegen een bastaardzoon van Pepijn: Karel Martel.
Met één voet in het doopvont
In de tijd van Radbod probeerden verschillende Angelsaksische zendelingen in Friesland het geloof te verspreiden. Koning Radbod zou weinig op hebben gehad met deze met deze zendelingen. Volgens een legende zou de Friese koning zich op een dag op het laatste moment niet hebben willen laten dopen omdat hij dan in het hiernamaals zijn ouders, heidenen, niet terug zou zien. Deze waren immers niet gedoopt. Op een beroemd borduursel uit de zestiende eeuw is te zien hoe Radbod met één been in het doopvont staat. Op dit werk is ook de heilige Willibrord te zien, maar in werkelijkheid zou de abt Wulfram van Fontanelle de koning der Friezen hebben willen dopen. Van Fontanelle was al vóór de komst van Willibrord missionaris in de Nederlanden.
Radbod overleed rond 719 na Christus. Wie hem opvolgde als koning der Friezen is niet bekend. Wel bekend is dat de Friese macht na zijn dood snel ineenstortte.