Bijna iedereen heeft wel van het verhaal over Reynaert de Vos gehoord. Hij is de hoofdpersoon uit een Middelnederlands dierenepos (uit ca. 1260), waarin, zoals de naam van het genre doet vermoeden, beesten spreken en doen alsof ze mensen zijn.
De Dietse Van den vos Reynaerde (VdvR) werd geschreven door de Vlaming Willem die naar eigen zeggen in letterkundige kringen van zijn tijd bekendheid genoot door een eerder dichtwerk, de Madoc. Maar helaas is dit werk niet overgeleverd. Verwijst de titel misschien naar de Keltische droom- en visioenenliteraruur? De bronnen van de VdvR zijn, zo deelt Willem die Madocke maecte in de proloog mee, Oudfranse verhalen, waaronder de Roman de Renart (RdR), die nog vóór 1180 door een zekere Piere de Saint-Cloud werd geschreven.
Het zijn echter beschuldigingen waarvoor elk bewijs ontbreekt. Maar als Cantecler, de haan, ten tonele verschijnt en op een draagbaar de door Reynaert doodgebeten hen Coppe aandraagt, dan is het overtuigend bewijs voor de moordlust van de vos geleverd. Reynaert wordt voor het koninklijke gerecht gedaagd. Er zijn drie ‘indagers’ die proberen de vos naar het gerechtshof te krijgen.
- Bruun de Beer. Dit dier wordt op een ludieke manier door de vos te grazen genomen. Reynaert lokt de beer naar een boom door te zeggen dat daar een heerlijke honingmaaltijd in te vinden is. Als de beer zijn snuit in de boomspleet heeft gestoken, waar de honing te vinden zou zijn, slaat Reynaert de twee wiggen weg die de spleet open houden en komt Bruun met zijn kop vast te zitten. De beer wordt vervolgens afgetuigd door enkele dorpelingen. Zwaar gewond aan zijn snuit weet hij uiteindelijk te vluchten.
- Tibeert de kater, de tweede indager, wordt eveneens beetgenomen. Reynaert lokt de kater naar een schuur door hem te zeggen dat hem daar een lekkere muizenmaaltijd wacht. Eenmaal in de schuur belandt de kater in een strik van de pastoor. Lokale boeren geven de Tibeert vervolgens flink op zijn falie.
- Grimbeert de das, de derde indager, haalt de vos over zich naar het hof te begeven om voor koning Nobel te verschijnen. Het lukt Reynaert daar, door slinkse praatjes, zich aan strafvervolging te onttrekken. De lijfstraf, namelijk ophanging aan de galg, wordt omgezet in een vrome ‘pelgrimmage’.
De vos verzoekt de koning om de beer te dwingen hem een stuk van zijn vacht af te staan om hiermee voor de barre tocht een tas en warme handenschoenen te laten maken. Koning Nobel stemt toe. Hij is totaal in de ban van een schat die Reynaert (zogenaamd) op een geheime plek weet te liggen en die hij hem in het vooruitzicht heeft gesteld. Reynaert neemt liefdevol afscheid van zijn gezin. De schurk heeft dus ook sympathieke trekjes.
Dan volgt zijn laatste misdaad. De nep-pelgrim doodt Cuaert de haas. Hij stopt de afgebeten kop in de brieventas van de postbode Belin, de ram, met de opdracht dit ‘document’ bij de koning af te geven. Als deze de tas opent ziet hij de bebloede kop van de dode haas. De ‘oerkreet’ van de bedrogen koning, het vreeselicste gheluut, dat de vorst bij deze ontdekking uitschreeuwde, klinkt nog tot in de eenentwintigste eeuw na…
De Duitse Reinhart Fuchs
Niet bijster bekend bij ons is het bestaan van een Duitse bewerking van de Oudfranse Roman de Renart, de Reinhart Fuchs (RF). Dit dichtwerk werd eind twaalfde eeuw (ca. 1190-1200) door een zekere Heinrich der Glîchezâre geschreven. De taal doet vermoeden dat de dichter uit de Elzas stamt. Zijn bijnaam is mysterieus: Glîchezâre betekent zoveel als ‘heuchelaar’, ‘schijnheilige’, ‘bedrieger’, ‘leugenaar’. Heeft de dichter karaktertrekken van de vos overgenomen?
De kleine dieren
Het verhaal in de RF wijkt al bij aanvang van de Van den vos Reynaerde af. Het begint niet met de ‘indaging’ van de vos, maar met vier avonturen. De vos ontmoet kleine dieren die hij, wat lichaamskracht en slimheid betreft, de baas zou moeten zijn. Maar het loopt anders.
Het gaat onder meer over de haan Scantecler (zo heet hij in de FR), die door Reinhart gegrepen wordt. Als de door het tumult gealarmeerde boer verschijnt, kiest de angstige vos het ‘hazenpad’. De haan benut de situatie en brengt zich in veiligheid door in een hoge boom te vliegen. Reinhart staat voor schut.
Dan volgen de avonturen met de mees, de raaf en de kater als tegenspelers van Reinhart. Steeds volgt de dichter hetzelfde vertelstramien. Aanvankelijk weet de vos de kleine tegenstander door een list in zijn macht te krijgen, zodat deze het onderspit lijkt te gaan delven. Maar de tegenspelers weten door slimheid toch steeds te ontkomen. Van een superieure vos, die iedereen uit zijn omgeving met succes te grazen neemt, is hier dus geen sprake.
De ham
Reinhart Fuchs beleeft daarna allerlei avonturen. Hij ontmoet bijvoorbeeld de wolf Isengrin. De vos weet met deze wolf een deal te sluiten want, zo stelt hij vast, samen zijn ze onoverwinnelijk. De wolf is immers sterk, en hij, de vos, is slim. Reinhart wordt in de wolvenfamilie opgenomen. De slimmerd wordt verliefd op de wolvin, spreekt schijnheilig zelfs over hoofse minnedienst, het platonisch liedesideaal dat (in theorie?!) in adellijke kringen werd aangehangen. De wolvin, gelukkig met haar liefdeleven met de wolf, wilde tot ergernis van de vos van een tweede geliefde niets weten. Bij het publiek wordt verondersteld dat het vertrouwd is met het fenomeen ‘minnedienst’.
Reinhart heeft pech gehad, maar niet getreurd. Hij gaat met de wolf op rooftocht. Het stel ontmoet een boer, die een reusachtige ham draagt. Reinhart, een eerste klas toneelspeler, doet alsof hij verlamd is. De boer legt de ham in het gras, en wil, aangelokt door de prachtige vacht rond de hals van de vos, het ‘dode’ dier meenemen. Zo’n vossenvacht bracht immers veel geld op. Maar Reinhart vlucht het bos in en krijgt de boer achter zich aan. De ham blijft onbewaakt liggen en is een dankbare prooi voor Isengrin die hem met plezier in z’n eentje op eet. Boer en vos hebben het nakijken. Wat een rotstreek van de wolf…
De wolf verliest zijn staart
In een ander avontuur dat Isengrin en Reinhart beleven, gaat het om zeer begeerd voedsel dat de vos de wolf in het vooruitzicht stelt, namelijk palingen. Het is wintertijd en het meertje waarin de vissen huizen is dichtgevroren. De twee vinden echter een gat in het ijs dat door de boeren is geslagen om water te putten. Reinhart vindt vervolgens een emmer en bindt deze aan de staart van de wolf vast. Daarin zal Isengrin, zo beweert Reinhart, palingen vangen. Hij moet de emmer en de staart stilletjes in het water houden. Maar In de koude winternacht vriest de staart in het ijs vast. Isengrin begint te rukken en trekken, maar tevergeefs. Reinhart laat de wolf in een hopeloze toestand achter.
De situatie wordt nog dreigender als een ridder die op jacht is, de wolf ontdekt en zijn honden op hem afstuurt. De ridder stapt daarna van zijn paard en wil Isengrin met zijn zwaard doden. Hij slaat in zijn ijver, niet erg handig, bij de wolf echter de staart van zijn lijf. Maar elk nadeel heeft een voordeel zou later de slimme profvoetballer Johan Cruyff zeggen. De wolf is nu gelukkig uit het ijs bevrijd en slaat, helaas zonder staart, op de vlucht.
De waterput
Reinhart komt bij zijn rondzwervingen bij een waterput die de kloosterbroeders van water voorziet. Nieuwsgierig kijkt hij erin en ziet echter zichzelf. Hij meent echter in het spiegelend water zijn vrouw te ontdekken. In liefde ontstoken springt hij pardoes in de put. Reinhart ziet nu in dat hij met een schijnbeeld te maken had. Hulpeloos zwemt hij in het water op de bodem van de put rond. Toevallig komt ook de wolf bij de put. Hij meent onderin de put zijn geliefde echtgenote te herkennen. Reinhart ruikt zijn kans en roept de wolf aan. Verbaasd stelt deze vast dat niet zijn vrouw, maar Reinhart daar beneden verblijft.
De vos bedenkt dan een list. Hij maakt de wolf wijs dat hij gestorven is en zich nu in het paradijs bevindt, waar vette schaapjes grazen. De wolf watertandt bij deze mededeling: was hij ook maar daar beneden… De put bevat een bijzonder mechanisme. Als de ene emmer daalt, gaat de andere omhoog. Isengrin wil ook naar het paradijs (lekker schapen eten!) en neemt plaats in de bovenste emmer, terwijl Reinhart in de onderste gaat zitten. Het mechaniek zet zich in beweging. Isengrin daalt en komt onderin de put terecht, Reinhart stijgt en stapt triomfantelijk uit de emmer. De situatie in RF is ‘verkeerd’ voorgesteld. Iedereen weet dat de hemel zich boven ons bevindt en de hel onder ons…
De wolf wordt door de monniken ontdekt en omhoog getakeld, maar hij weet te vluchten. Thuis gekomen moet hij aan zijn vrouw Hersant bekennen dat hij geen staart meer heeft. Intussen gaat Reinhart ervandoor.
Reinhart verkracht de wolvin
De wolvin is vastbesloten Reinhart te doden en achtervolgt hem op zijn vlucht. Maar de lepe vos weet zijn burcht te bereiken en vlucht door de nauwe opening het hol in. De wolvin snelt erachter aan, ook zij springt het nauwe gat in, maar, o wee, ze is te groot en raakt bekneld, ze kan niet naar voren of naar achteren. Alleen haar achterwerk steekt uit de opening. Reinhart komt via een andere gang naar buiten en benut de gelegenheid voor een vluggertje. Dit tot leedwezen van Isengrin die moet toezien hoe Reinhart zijn vrouw onteert.
Koning Vrevel en de mierenvorst
De wolf Isengrin spant bij de hoogste rechtsautoriteit, de koning, een proces tegen Reinhart aan (in de VdvR heet de vorst Nobel, in het Middelhoogduits Vrevel, wat ‘verheven’, ‘dapper’ betekent. Maar de koning heeft andere zorgen. De leeuw is in conflict geraakt met de kleinste dieren uit zijn rijk, de mieren. Deze willen niet erkennen dat de leeuw hun meerdere is. De koning wordt woedend en vertrapt de mierenburcht. De mierenvorst is echter een stoutmoedig beestje. Als hij over de verwoesting hoort, vraagt hij wie dit op zijn geweten heeft. De mieren beschuldigen hier naar waarheid koning Vrevel van. De mierenvorst zint dan op wraak. Enige tijd later treft hij de koning slapend onder een boom aan. Vlug springt het wakkere beestje in het koninklijke oor en dringt de hersenen binnen. De leeuw klaagt over hevige hoofdpijn.
Vrevel ziet hierin een straf Gods, omdat hij nagelaten heeft recht te spreken. Hij besluit alsnog de rechtszitting plaats te laten vinden. De aangeklaagde Reinhart bevindt zich echter niet aan het hof, maar in zijn vossenburcht en het recht eist dat een beschuldigde zich moet kunnen verdedigen. Reinhart moet dus worden ‘ingedaagd’ en wel drie keer. De hoflieden zijn het daarmee eens.
Dan verschijnt Scantecler de haan aan het hof, samen met zijn vrouw Pinte. (Wat er nu volgt is bijna identiek aan het begin van VdvR!) Ze dragen op een baar hun dode dochter die door de vos doodgebeten is. De draagbaar wordt voor de troon gezet. De koning is woedend, de vos overtreedt alle rechtsregels. Hij beveelt Bruun de Beer om de vos op te halen. Bruun, in RG de hofkapelaan, deelt Reinhart mee dat hij aangeklaagd is en zich voor de koning moet verantwoorden.
Reinhart belooft de beer een heerlijke honingmaaltijd. Die steekt zijn snuit in een boomspleet waarin zich de honing zou bevinden en raakt bekneld. De gevolgen kennen we. De boeren slaan de beer bont en blauw. Met moeite weet hij zich in veiligheid te brengen. Daarna volgt kater Diepreht. Ook hij brengt de koninklijke boodschap naar Reinhart over. En ook hij trapt in de list van de vos die de kater een muizenmaaltijd in het vooruitzicht stelt. Diepreht loopt in de val. Tenslotte weet de das Krimel, een nauwe bloedverwant van Reinhart, de vos over te halen naar het hof te gaan. Zijn dokterstas gevuld met geneeskrachtge kruiden neemt de slimmerd mee. De vos neemt liefdevol afscheid van vrouw en kinderen.
De dood van de koning
Reinhart zit nu in de beklaagdenbank vóór de zieke koning. De vos beweert dat hij een dokter uit Salerno (Italië) kent die de koning zijn diensten aanbiedt. Hij raadt aan een wolf, een beer en een kat van hun pels te ontdoen. Dan zal de koning genezen. Vrevel geeft onmiddellijk bevel de raad uit te voeren. De Italiaanse dokter eist naar eigen zeggen voor zijn advies een bevervel. Alle hoflieden, bevreesd voor hun leven, vluchten weg.
Reinhart wikkelt hierna hete doeken om Vrevels hoofd. De mierenvorst bemerkt dit en kruipt via het oor uit de hersenen van de koning. De vos wil de mierenheer doden, maar deze is slim. Hij weet Reinhart om te kopen. De koning is nu van zijn plaaggeest verlost, maar er dreigen nieuwe gevaren voor hem. Reinhart heeft een medicijn gebrouwen. De koning die zich nog altijd ziek voelt, drinkt het brouwseltje gewillig op. Het wordt zijn dood! De drank is giftig, de koning sterft.
Het Duitse dierenepos Reinhart Fuchs bevat toespelingen op toenmalige politieke gebeurtenissen. Aan het eind van de twaalfde eeuw, de ontstaansperiode van het dichtwerk, regeerden er twee vorsten: Friedrich I (Barbarossa), gestorven in 1190, en zijn zoon Heinrich VI, gestorven in 1197. Wie precies het mikpunt van de kritiek vormt, is onduidelijk, wel is duidelijk dat het geslacht Hohenstaufen in RF negatief wordt beoordeeld.
Juister is de bewering dat in de RF maatschappijkritiek, verkleed in een dierenjasje, doorklinkt. Ridderschap, minnedienst, religie: het wordt allemaal op de hak genomen, maar let op, het is niet de absolute waarheid. Het is opgeschreven door Heinrich de Leugenaar. Dus trap er niet in, geachte lezer.
Tenslotte de vraag: is de Duitse Reinhart, net als zijn Dietse spiegelbeeld, een sympathieke held? Door toedoen van de vos wordt in de RF de schijnharmonie in het Duitse Rijk ontmaskerd. Dat is lovenswaardig. En de moordpartijen dan? Geldt hier: het doel heiligt de middelen?
In zijn proloog heeft de dichter over Reinhart gezegd, dat men aan dit dier een voorbeeld zou kunnen nemen. Maar let op, de schrijver bedoelde een negatief voorbeeld! Hij waarschuwt voor navolging, want Reinhart heeft zich door zijn lage streken heel vaak in pijnlijke situaties gemanoeuvreerd…