In Leipzig is eind vorige maand het stoffelijk overschot opgegraven van Marinus van der Lubbe, de Nederlandse communist die in 1934 ter dood veroordeeld omdat hij brand zou hebben gesticht in de Rijksdag, het Duitse parlementsgebouw in Berlijn. Lijkschouwers onderzoeken de resten in de hoop te kunnen achterhalen of Van der Lubbe door de nazi’s werd gedrogeerd.
Tijdens de rechtszaak verkeerde de vierentwintigjarige Van der Lubbe het grootste deel van de tijd in apathische toestand, waardoor velen vermoedden dat hij gedurende zijn gevangenschap krankzinnig was geworden of door de nazi’s werd gedrogeerd. Bewijs voor dit laatste is echter nooit gevonden, maar onderzoekers sluiten niet uit dat hij zijn bekentenis onder invloed voor de rechtbank aflegde. Destijds werd gesuggereerd dat hem scopolamine was toegediend, een middel dat in deze periode door de Duitsers als een zogenoemd waarheidsserum werd getest.
De opgraving van het stoffelijk overschot vond plaats op initiatief van het Paul Benndorf-Gesellschaft, een stichting die historische graven in Leipzig onderhoudt. Het ging hen echter niet zozeer om de mogelijke drogering van de Nederlander. De stichting wilde zeker weten dat Van der Lubbe in het graf lag, zodat men er vervolgens een gedenkteken kan plaatsen. Inmiddels is vastgesteld dat het lichaam hoogstwaarschijnlijk inderdaad van de Nederlander is. Van der Lubbe werd namelijk met een guillotine onthoofd. Daarna naaide men zijn hoofd weer aan het lichaam vast. Op het stoffelijk overschot in Leipzig troffen onderzoekers een inkeping bij de halswervels aan.
De resultaten van het toxicologisch onderzoek worden binnen enkele weken verwacht.
Gevangenschap
Na zijn arrestatie beweerde Van der Lubbe dat hij de brand in zijn eentje had gesticht en dat hij met zijn daad de Duitsers wakker wilde schudden voor de gevaren van het opkomende nationaalsocialisme. In Duitsland geloofde men er niets van dat de Nederlander in zijn eentje had gehandeld en zinspeelde men op een nationaalsocialistisch complot, met Van der Lubbe als ‘het domme werktuig’. Ruim vijf maanden zat de Nederlander in gevangenschap. Dag en nacht geketend. Vanwege deze ontberingen besloot Van der Lubbe in hongerstaking te gaan. Toen het proces eenmaal begon was Van der Lubbe lichamelijk zeer verzwakt. In een uitgebreid artikel over de (aanloop naar de) rechtszaak op deze site schreef historicus Robin te Slaa hierover enkele maanden geleden:
De nazi’s grepen de Rijksdagbrand aan om de teugels flink aan te halen. Kort na de brand werd de Rijksdagbrandverordening aangenomen, die allerlei burgerrechten uit de Weimargrondwet buitenspel zette. En weer enkele maanden later voerde men de Machtigingswet door, die een juridisch-legitieme basis vormde voor de opbouw van het dictatoriale en ondemocratische Derde Rijk.