Het hoofdbestuur van het Nederlandse Rode Kruis (NRK) voerde tijdens de Tweede Wereldoorlog anti-joodse maatregelen uit en schoot ernstig tekort bij hulp aan de vervolgde joden in Nederland. Ook Nederlandse politieke gevangenen in kampen buiten Nederland moesten het over het algemeen zonder hulp van het Rode Kruis stellen. Dit zijn de belangrijkste conclusies van NIOD-onderzoeker dr. Regina Grüter uit het vandaag verschenen onderzoek Kwesties van Leven en Dood – de rol van het Nederlandse Rode Kruis in de Tweede Wereldoorlog dat in opdracht van het Rode Kruis is gedaan.
Grüter kraakt nog meer harde noten over het Haagse bestuur tijdens de bezettingsjaren. Het NRK boog mee en paste zich aan de bezetter aan; net als de secretarissen-generaal, die een buffer vormden tussen de bezetter en het NRK-bestuur. Grüter concludeert dat de verschillende geledingen van het bestuur in Den Haag, het London Committee of the Netherland Red Cross en de regering in Londen weinig tot niets hebben gedaan voor vervolgde joden en politieke gevangenen in het buitenland.
Meerjarig onderzoek
In 2013 begon Grüter aan het onderzoek naar de rol van het Nederlandse Rode Kruis tijdens de bezetting, omdat een brede studie naar deze humanitaire organisatie nog ontbrak. Het onderzoek richtte zich op de feitelijke reconstructie en analyse van het functioneren van het NRK vlak voor, tijdens en in de eerste jaren na de bezetting. Onderdelen van het onderzoek waren de rol van de plaatselijke afdelingen en de hulpverlening na de bevrijding en een vergelijking met andere Rode Kruisverenigingen die wel pakketten stuurden en voor repatriëring zorgden.
“De plaatselijke afdelingen hebben met hun vrijwilligers – vaak met gevaar voor eigen leven – veel hulp verleend aan burgers na bombardementen en tijdens de frontstrijd”, vertelt Grüter. Ze noemt daarnaast het voorbeeld van jonkheer Flugi van Aspermont. Hij deed in samenwerking met Mozes Gans van de Joodse Coördinatorcommissie in Zwitserland verwoede pogingen om joodse vervolgden en politieke gevangenen van pakketten te voorzien. Hij ondervond echter te weinig steun van de Nederlandse partijen in Londen.
“Het had waarschijnlijk niet zoveel uitgemaakt, zo’n pakket van het Rode Kruis. Nee, dat geloof ik niet. Maar het idee dat iemand in Nederland aan je dacht, ja, dát had zeker verschil gemaakt.” (Citaat Frieda Menco, maart 2012. Frieda werd op 27 januari 1945 bevrijd in concentratiekamp Auschwitz)
Repatriëring
Andere conclusies die de NIOD-onderzoeker trekt betreffen de repatriëring van slachtoffers van de kampen en dwangarbeid. Het NRK-bestuur en de afdelingen in het noorden en oosten van Nederland hadden al voor de bevrijding plannen liggen voor de repatriëring, maar deze zijn na de bevrijding niet of nauwelijks door de regeringsinstanties ingezet. Het Informatiebureau van het NRK speelde een belangrijke rol bij de informatievergaring en -voorziening over Nederlandse vermisten en doden.
Ook hebben Rode Kruis-missies in het voormalige Duitse Rijk zich ingezet voor de opsporing en repatriëring van de ‘overgebleven’ repatrianten. Deze missies waren volgens de onderzoekster over het algemeen echter slecht voorbereid en hadden te kampen met problemen door de geallieerde regelgeving.
Het onderzoek van de NIOD-onderzoeker is vandaag in boekvorm verschenen bij uitgeverij Balans.