Carneades in Rome
Tijdens de oorlogen tussen de Grieken en de Romeinen was er nogal wat diplomatiek verkeer gaande. Vooral vanuit de Griekse steden kwamen veel onderhandelaars naar Rome. Zij zagen in de Romeinen mogelijke bondgenoten in de strijd om hun autonomie terug te winnen van de hellenistische vorsten. Een vergissing natuurlijk, maar dat wist men toen nog niet.
In het jaar 155 voor onze jaartelling kwam Carneades om politieke redenen naar de Romeinse hoofdstad. Carneades was een aantal jaar eerder de voorzitter geweest van de platoonse Academie. Dit was precies in de tijd dat de Romeinen Griekenland veroverden. Hij hield in Rome twee betogen op opeenvolgende dagen, die volkomen in tegenspraak waren met elkaar.
Op de eerste dag hield hij een lang en vurig betoog waarin hij het Romeinse rechtssysteem verheerlijkte. Op de tweede dag maakte hij zijn eigen argumentatie, en daarmee ook het Romeinse rechtssysteem, met de grond gelijk.
Carneades was hierbij geïnspireerd door de dialogen van Plato, waarin van iedere stelling altijd de voors en tegens werden behandeld. En hierin vinden we een raakvlak met de sceptici, die zeggen dat uiteindelijk geen enkele stelling als waar of onwaar kan worden bewezen. De platoonse Academie heette in die tijd dan ook sterk beïnvloed te zijn door het scepticisme. We kunnen Carneades daarom gerust een sceptisch platonist noemen.
Carneades betoogde in de lijn van het scepticisme dat absolute zekerheid helemaal niet te verkrijgen is. Want de mens kan dromen, hij kan illusies hebben en gek blijken te zijn. Daarom zijn de zintuigen en de rede fundamenteel onbetrouwbare instrumenten. Hij koos er opzettelijk voor om dit in Rome te illustreren door het belangrijkste bastion van zekerheid van de Romeinen in het hart aan te vallen: het Romeinse recht.
Filosofisch pragmatisme
De sceptische houding van de platoonse Academie stuitte in Griekenland al op veel kritiek. De stoïcijnen verweten Carneades dat zijn sceptische houding alleen maar zou leiden tot apathie en besluiteloosheid. Want als alles alleen maar een mening is, dan is er geen basis om te handelen. Dan is er namelijk ook geen recht en onrecht, en geen onderscheid tussen goed en kwaad meer mogelijk. Natuurlijk had Carneades kunnen zeggen dat als de uitkomst van een gedachte je niet bevalt, deze nog niet per se onwaar hoeft te zijn. Maar een echte platonist laat zich natuurlijk niet zomaar vertellen dat er geen hogere waarheid en hoger ‘goed’ kan zijn, en dus kwam Carneades met een opmerkelijke redenering.
Het is waar dat we niets zeker kunnen weten, stelde Carneades als een ware scepticus. Maar dat weerhoudt ons er niet van om in elke situatie te kunnen zeggen wat volgens ons het meest waarschijnlijk is, en wat ons op dat moment het beste lijkt om te doen. Op die manier behouden we toch een kompas voor ‘het goede’. Ook vandaag de dag nog wordt relativisten vaak verweten een moreel ‘zwart gat’ te hebben. Carneades bewijst dat dit niet zo hoeft te zijn. Hij legt een theoretisch fundament voor het pragmatisme.
Pragmatisme is het handelen op basis van praktisch nut en tijdelijke veronderstellingen, in plaats van fundamentele overtuigingen. Filosofisch pragmatisme rechtvaardigt die houding door te stellen dat fundamentele zekerheid principieel onmogelijk is. Zekerheid wordt hier vervangen door waarschijnlijkheid. Daarbij geeft Carneades zijn pragmatisme meteen een praktisch handvat. Hoewel niets zeker is, zegt Carneades, kunnen we wel aannames doen, en zolang een aanname niet strijdig is met wat wij meemaken, is deze bruikbaar. Op deze manier kunnen we handelen en wetenschap bedrijven, ondanks het feit dat we nooit zullen weten wat de waarheid is.
Dit principe is tegenwoordig leidend in de wetenschap. Het is het principe van falsificatie, dat in de twintigste eeuw geherintroduceerd werd door de wetenschapsfilosoof Karl Popper.
Veel mensen zien relativisme als een blok aan het been van de vooruitgang, omdat je als relativist nooit zou mogen zeggen dat het één beter is dan het ander. Denk ook aan de hedendaagse kritiek op cultuurrelativisme.
De filosofie van Carneades laat zien dat dit verwijt niet klopt: relativisme is juist de motor achter wetenschappelijk succes. Want het erkennen van ons niet-zeker-weten behoedt de wetenschap voor dwalingen, terwijl er ondertussen toch wetenschappelijke vooruitgang wordt geboekt en een rationeel wetenschappelijk debat kan plaatsvinden, omdat het één door onderzoek als meer waarschijnlijk kan worden aangenomen dan het ander. Fundamentele scepsis blijkt zo juist een zeer bruikbare filosofische houding voor een zuivere wetenschap, en voor wetenschappelijke vooruitgang.
Recht op basis van praktisch nut
Carneades stelde geheel in lijn met de voorgaande gedachtegang dat ook het Romeinse recht niet gebaseerd was op een natuurlijke orde, maar op praktisch nut. Het ‘natuurrecht’ is volgens Carneades een fictie. Mensen vinden geen wetten uit op basis van een hogere waarheid, maar uit overwegingen die teruggaan op praktisch nut. Alle levende wezens worden door de natuur gedreven richting dat wat voor hen nuttig is, en dat is de werkelijke basis van het recht. Wetten verschillen dan ook van elkaar net zoals de gewoonten van de volkeren die ze uitvinden, en veranderen naar gelang hun cultuur verandert.
Hiermee sluit Carneades aan op de gedachten van Epicurus over recht. Epicurus meende ook dat recht teruggaat op praktisch nut. Het verschil is dat Carneades, in tegenstelling tot Epicurus, de nadruk legde op de veranderlijkheid van het recht. Epicurus beschouwt de moraal als een individuele afweging, met als doel het maximaliseren van genot. Maar wat genot is, is volgens Epicurus afhankelijk van het mens-zijn, niet van de cultuur waar iemand in leeft. Op die manier streefde Epicurus naar een moraalfilosofie met universele morele uitspraken.
Carneades doet dat niet. Voor hem is recht een toevalligheid die niet zozeer geldt voor het individu, maar voor het gehele volk. Je zou kunnen denken dat volgens Carneades moraalfilosofie eigenlijk onmogelijk is, omdat de moraal immers veranderlijk is. Maar dat is niet het geval. Volgens Carneades is moraal een collectief verschijnsel, en een moreel persoon is iemand die het best aansluit bij de moraal van de samenleving waarin hij verkeert. De beste moraal voor een samenleving, is die waarmee de samenleving zichzelf en haar eigen voortbestaan ondersteunt.
In de moderne filosofie heet dit een zogenaamde ‘utilitaristische’ visie op moraal: een visie die alles probeert te herleiden tot nut. Deze vorm van moraalfilosofie zou lange tijd verdwijnen, en pas weer aan het eind van de achttiende eeuw worden heruitgevonden door de filosoof David Hume.
Het is dan ook niet toevallig dat Hume gezien wordt als de filosoof die tijdens de Verlichting het scepticisme heeft geherintroduceerd. Hij verwees daarbij zowel naar Epicurus als naar Sextus Empiricus en Carneades. Je moet het ergens vandaan halen.
De Romeinen pikken het niet (in eerste instantie dan)
Helaas voor Carneades was het Romeinse recht niet iets dat zomaar publiekelijk kon worden betwist, en dus bleef zijn betoog niet ongestraft. Het kende een zeer uitgebreide codex, en de Romeinen zagen het niet alleen als de kern van hun beschaving, ze namen zelfs aan dat hun systeem een volkomen logische en daarmee natuurlijke vorm van recht was. Het relativisme van Carneades botste daar natuurlijk mee.
Toegegeven, in de loop der eeuwen heeft het rechtssysteem van de Romeinen zich ook wel bewezen. Tot in de moderne tijd werd het nog gebruikt als vangnet in situaties waarin autoriteit afwezig was, en er dus ook geen rechtspraak was. Daarbij wordt het Romeinse recht over het algemeen nog steeds beschouwd als de basis van het moderne Europese recht, en vormde het ook zeker de basis van het recht tijdens de Middeleeuwen in Europa.
Carneades moest na zijn redevoeringen de stad verlaten. De toenmalige machthebbers, onder wie Cato de Oude, oordeelden dat zijn filosofie de fundamenten van de staat ondermijnde. Maar rancuneus waren de Romeinen niet. Amper een eeuw later beriepen vooraanstaande Romeinse denkers zich uitgebreid op Carneades’ gedachtegoed.
En dat is niet zo gek. De Griekse filosofen bleven elkaar op fundamentele punten bestrijden. De Romeinse denkers deden niet zo moeilijk over theoretische verschillen. Ze waren van nature pragmatisch ingesteld. En in die zin sloot de filosofie van Carneades natuurlijk wel weer perfect aan op de Romeinse filosofie.
Vanuit een breder perspectief gezien adopteerden de Romeinen van de Griekse filosofieën vooral datgene wat hun het best uitkwam. In plaats van strijd, ontstond er zowaar hier en daar wat consensus … bijvoorbeeld als het ging om denkbeelden over de natuur.
Boek: De wereld vóór God – Filosofie van de oudheid
Ook interessant: Filosofie van het Hellenisme
Lijst met Filosofen