In het kader van de herdenking 200 jaar Verenigde Koninkrijk der Nederlanden zijn twee mooie boekjes met hoorcolleges verschenen. Ze maken deel uit van een reeks van acht boekjes met bijhorende lezingen op cd. Het project is een initiatief van de Vereniging voor Nederlands-Vlaamse samenwerking in Den Haag.
Deel 1: Bildungsroman
Het eerste deeltje is geschreven door Marita Mathijsen en Janneke Weijermars en gaat over de ontwikkeling van de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden in de literatuur. Via de metafoor van de Bildungsroman, waarin een jongen via jongeman tot volwassene uitgroeit, bespreken beide auteurs de ontwikkelingen in de Nederlandse literatuur in het tijdvak 1814-1830. Dus van de vereniging van het Noorden en Zuiden tot de uiteindelijke scheiding. Het betoog wordt voorafgegaan door een korte voorgeschiedenis over de Franse Tijd.
Verloren broeders, komt!
Belangrijke dichters die in dit deeltje de revue passeren zijn de alleskunner Willem Bilderdijk, de romanticus Rheinvis Feith en de schrijver van het voormalige Nederlandse volkslied, Wien NeĆŖrlands bloed, Hendrik Tollens. De laatste dichtte bijvoorbeeld ‘Konings komst tot den troon’ (1814), waarin hij de inwoners van de Zuidelijke Nederlanden verwelkomende bij het Noorden en de Belgen voorstelde als ‘verloren broeders’, waarbij Willem I natuurlijk de ‘vader van het huisgezin’ was:
“Verloren broeders, komt! Keert weer!
Snelt aan, vervreemde landgenooten!
De slagboom viel vergruizeld neer,
Snelt toe: u wacht de vaderzegen!
Het broederharte gloeit u tegen,
Het welkom rolt u juichend aan!
’t Vereenigingsuur is aangebroken:
De orakelstem heeft waar gesproken:
Ons heil is uit ons wee ontstaan!” (24)
Opstandige puber
Uiteindelijk concluderen de auteurs, na een helder beeld van de literaire ontwikkelingen te hebben geschetst, het volgende over ‘het kind’ de Zuidelijke Nederlanden:
“Het kind groeide moeizaam op, het kreeg niet de liefde en aandacht die horen bij een goede opvoeding, daardoor werd het opstandig in de puberjaren.” (72)
Deel 2: Belgische revolutionairen van 1830
Het tweede deel, van de hand van Els Witte, gaat over de Belgische revolutionairen van 1830 en de constructie van de natiestaat. Witte schreef in 2006 over dit thema een uitvoeriger boek, De constructie van Belgiƫ, 1828-1847 (2006), waarin ze het onderwerp uitgebreid schrijft.
Minder uitvoerig dan in dit boek, beperkt Witte zich nu tot vijf kernthema’s: de sociaaleconomische context, de kerngroep van opposanten, extremisten versus gematigden, de talenten of het gebrek daaraan van de natiebouwers en ten slotte de hoofdkenmerken van de natiestaat die de Belgische revolutionairen tot stand brengen.
Ongewoon natte zomer
Witte laat goed zien hoe elk van bovengenoemde aspecten samenhing met de revolutie(s) van 1830. Over de sociaaleconomische situatie lezen we:
‘Op het einde van de jaren 1820 vindt er een conjuncturele crisis plaats. Ze is een Europees verschijnsel en hoort thuis in de cyclische beweging van de toenmalige economie. De hoogconjunctuur van de jaren 1820 slaat om, handel en nijverheid stagneren, en in de lente van 1830 zijn de eerste tekenen van een recessie goed zichtbaar. Een ongewoon natte zomer, gevolgd door de lange, harde winter van 1829, verscherpt de toestand. Het duurt opmerkelijk lang voor de scheepvaart weer op gang komt. De oogst is slecht en de levensmiddelen worden (nog) duurder. Het krediet krimpt drastisch, geldopvragingen brengen de banken in moeilijkheden, er zijn faillissementen en heel wat ondernemers moeten hun productie verminderen of stopzetten. Veel werkloosheid en hoge voedselprijzen creĆ«ren een sociale crisis. Het aantal paupers in de steden, die gewoonlijk meer dan 30% van de bevolking uitmaken, stijgt tot 30%. Kortom, door deze sociaaleconomische crisis ontstaat er ook in 1830 een voedingsbodem voor ongenoegen en protest.’ (9,10)
De sociaaleconomische situatie is echter niet doorslaggevend, want – zo toont Witte overtuigend aan – de sociale onderlaag vormde maar in beperkte zin actieve protestgroepen, terwijl de toplagen in de samenleving het regime geenszins aan het wankelen brachten:
‘Het brein en de drijvende kracht achter de revolutie treft men aan bij de jonge, dynamische leden van de groep hoogopgeleiden die goed op de hoogte zijn van politiek, politieke geschiedenis en politieke theorieĆ«n.’ (18)
Geen republiek
Witte eindigt met de vraag of Belgiƫ na de revolutie en scheiding in 1830 nu zoveel liberaler was geworden. Deels wel, deels niet, is haar antwoord.
‘De revolutie heeft geen totaal andere staat tot stand gebracht (…) De rechten van gelijke toegang tot de politiek worden nog steeds niet aanvaard. Er komt een monarchie en geen republiek, terwijl het kiesstelsel de parlementaire samenstelling voor de conservatieve meerderheid reserveert (…) Adel en grootgrondbezit blijven het regime domineren.’ (62,64)
Toch legde de revolutie van 1830 wel de basis voor de liberalisering in de decennia erna:
‘Een brutale revolutie gevolgd door beperkte vroeg-liberale veranderingen? Ja dus. Maar ook wijzigingen op het principiĆ«le vlak die meer liberalisme in de toekomst mogelijk maken en de politieke krachten beter zullen afstemmen op de veranderende economische en sociale verhoudingen. Door de principes vast te leggen hebben de Belgische natiebouwers de belangen van de burgerlijke klasse effectief gediend, ook al blijkt dat pas ten volle in de volgende decennia.’ (68)
Bestel de boekjes via de website van het Algemeen-Nederlands Verbond (voor Nederlands-Vlaamse samenwerking)