In de Zeeuwse gemeente Schouwen-Duiveland worden vanaf volgende week 32 onbekende slachtoffers van de Watersnoodramp van 1953 opgegraven. Vervolgens zal bekeken worden of de identiteit van de slachtoffers zestig jaar na dato alsnog kan worden vastgesteld.
Met toestemming van de burgemeester van Schouwen-Duiveland graven de politie en het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) alle ongeïdentificeerde slachtoffers op om DNA-materiaal af te nemen. Dit materiaal wordt vervolgens opgenomen in de DNA-Databank voor Vermiste Personen. Een vergelijk met de DNA-profielen van familie van de vermiste personen geeft mogelijk een match en daarmee een slachtoffer alsnog een identiteit.
De opgravingen maken deel uit van een landelijk project waarmee de politie met hedendaagse DNA-technieken onbekende stoffelijke overschotten die zijn begraven tussen 1920 en uiterlijk 2010 wil identificeren. Naast de 32 onbekende slachtoffers van de Watersnoodramp worden op Schouwen-Duiveland in september nog dertien andere onbekende personen opgegraven.
De politie roept familieleden van vermiste slachtoffers van de Watersnoodramp op om hun DNA af te staan.
Klankbordgroep
Omdat de watersnoodramp in veel Zeeuwse gemeenten nog steeds een gevoelig onderwerp is, is in Schouwen-Duiveland een klankbordgroep in het leven geroepen. Die groep bestaat uit personen die ooggetuige zijn geweest van de ramp of een representatieve positie bekleden in de maatschappij, zoals een dominee en de voormalige directeur van het Watersnoodmuseum.
De burgemeester van Schouwen-Duiveland en de klankbordgroep zijn enige tijd geleden gezamenlijk tot de conclusie gekomen dat er draagvlak is voor een nieuwe zoektocht naar de identiteit van de onbekende slachtoffers van de ramp.
Lees ook: De Watersnoodramp van 1953