Momenteel werken en wonen er veel Poolse mensen in Nederland. Ooit was het andersom en trokken Nederlanders naar Polen. In de negentiende eeuw de eigenzinnige prinses Marianne, die er een kasteel in het toenmalige Silezië naliet en in de zeventiende eeuw architect Tielman van Gameren, die paleizen en kerken ontwierp.
Al veel eerder, in de elfde eeuw, trokken er Hollandse monniken naar Noord-Polen en vanaf ongeveer de zestiende eeuw ‘polderden mennonieten Noord-Polen in’. Ze gingen er knotwilgen planten, moerassen droogleggen, dijken aanleggen, sloten en kanalen graven, sluizen en molens bouwen, waardoor onder andere de Wisła niet meer twee keer per jaar buiten zijn oevers trad. Maar ook vestigden veel Holanders zich rond Gdańsk (destijds Danzig genoemd en nog een zelfstandige stadsrepubliek).
Een groot deel van de Nederlanders die naar Noord Polen trokken, waren volgelingen van Menno Simonsz, priester uit Witmarsum in westelijk Friesland (er staat nog een monument voor hem). Simons bekeerde zich in 1536 uit schuldgevoel over een te uitbundige levensstijl, onvrede met katholieke dogma’s en won aanhang met Gods woord, geweldloosheid en plaatselijke autonomie als leidende principes.
Het werd op den duur onveilig voor mennonieten in de Nederlanden door invoering van de Inquisitie (1522) en de Tachtigjarige oorlog. Hierdoor verhuisden ook veel Zuid-Nederlandse mennonieten naar de Wisła-delta. In 1549 bezocht Menno zijn volgelingen in Noord-Polen. De onderlinge band tussen mennonieten bleef sterk doordat ze Nederlandse kledij droegen, onder elkaar trouwden, ook weduwen en weduwnaars hertrouwden onderling. Ze hielden contact met het moederland, er stonden Hollandse predikanten op de kansel, begeleid door Nederlandse organisten die Sweelinck speelden.
‘Een zeventiende eeuwse Nederlander die voor het eerst voet aan wal zette op de kade van Gdańsk, toen bij ons Dantzig of Danswijck geheten, dacht een ogenblik dat hij droomde. Was hij terug in Amsterdam? Schepen met oranje-wit-blauwe wimpels, gebouwen in Nederlandse stijl van Nederlandse baksteen en overal op straat Nederlanders,’
…zo wordt de invloed van Nederlanders in Polen getypeerd in het boek 1000 Jaar Polen en Nederland, geschreven door Lucia Thijssen. In ‘mennonietenstad’ Gdańsk aan de Oostzeekust ga ik samen met gids Gabriela Kosicka op zoek naar sporen van deze religieuze immigranten en andere Hollanders met handels- en ondernemingsgeest.
Kosicka leidt me langs talloze gebouwen die aan mennonieten herinneren, zoals het rijk geornamenteerde arsenaal in Renaissance stijl, ontworpen door Anthonis van Opbergen en Abraham van den Blocke. In het eveneens herbouwde stadhuis zijn binnen muurbanken, bekleed met Delftsblauwe tegeltjes en de Rode Zaal is gedecoreerd met prachtige plafondschilderingen. Isaak van den Blocke maakte de grote panoramaschildering van Gdańsk en Jan Vredeman de Vries, meester qua perspectief, zeven andere schilderingen. Van hem is ook een vijftig vierkante meter grote schildering in de Artushof, ontmoetingsplek voor leden van acht verschillende gilden. De schildering ging in de Tweede Wereldoorlog verloren en is enkele jaren geleden met computertechnieken teruggebracht. Daar bevindt zich tevens een prachtig bewerkte porseleinen oven uit 1454.
De Hollanders waren goede scheepsbouwers en hadden de scheepsindustrie vrijwel geheel in handen. Ze introduceerden nieuwe leen- en kredietvormen en brachten technische innovaties mee, zoals eggen en weefgetouwen. Simon Stevin baggerde er in 1591 de haven uit en Adam Wiebe, molenmaker uit Harlingen, vergaarde roem door met het zand van een nabijgelegen heuvel stadswallen te verhogen met een jakobsladder (een vondst uit Haarlem; een lopende band met schepemmers). Hij bouwde tevens een aquaduct.
Beeldhouwer/architect Frederik uit Haarlem werd rond 1567 stadsarchitect en inspecteur vestingwerken. Schaarse producten in Holland, waaronder hout en graan, waren hier overvloedig aanwezig (in 1643 stonden er 315 graanpakhuizen in Gdańsk). Naar Polen toe werden stoffen, wijn, specerijen, tabak en bakstenen (mede als ballast) vervoerd. In 1640 was 80 procent van de buitenlandse handel in Hollandse handen. Het leven was er goed; de mennonieten ‘leefden er vrolijk op los’ met copieuze maaltijden op feestdagen en bruiloften die drie, vier dagen duurden, ook op de grote landerijen op het platteland.
Het beroemde Neptunus-beeld in de stadsfontein voor de Artushof werd in 1615 door de Hollander Peter Husen gemaakt en ontworpen door Abraham van den Blocke, die zich in 1584 met zijn ouders in Gdańsk had gevestigd. Zijn vader Willem bouwde in 1588 een van de bakstenen stadspoorten en hijzelf in 1611 de Gouden Poort. Kosicka:
Nog steeds komen jaarlijks bij dit vroegere woonhuis, nu een museum, de nakomelingen bijeen. In een straat erachter bouwde Mennoniet Reinier van Amsterdam in de zestiende eeuw een vroege vorm van een wolkenkrabber in Renaissance stijl. Hij staat, acht verdiepingen hoog, tegenover huizen met klok- en trapgevels, met het opschrift: ‘So als God behaegt, besser benijdet dan beklaegt’.
Even verderop is het restaurant met op het uithangbord een zalm, waar in 1598 het beroemde Danziger Goldwasser werd geïntroduceerd door Brabander Ambrosius Vermeulen. In deze ‘gouden wodka’ bevonden zich kleine stukjes bladgoud (ze zouden heilzaam werken).
In een straat daarachter bezoeken we de Mariabasiliek, waar zich een indrukwekkend stenen altaar bevindt, dat Abraham van den Blok maakte en dat, hoewel de kerk grotendeels werd vernietigd, altijd op diezelfde plek is blijven staan.
De mennonieten vormden naast andere protestanten, Duitsers en Polen rond de zestiende eeuw tot 30 procent van de bevolking in dit Noord-Poolse gebied, in de negentiende eeuw was dit afgenomen: 10 procent. Er waren in de zeventiende eeuw regelmatig oorlogen in het Oostzeegebied, waardoor Noord Polen onder Russen en Zweden te lijden had en de mennonieten deels tot armoede vervielen. Wel versloeg de Poolse vloot de Zweedse in 1627 onder aanvoering van de Delftse admiraal Dijkmans.
In 1709 brak in Danzig bovendien de pest uit met 40.000 doden tot gevolg (ruim 400 onder Vlaamse mennonieten). Protectiemaatregelen voor Poolse handelaren en ambachtslieden leidden tot een verdere neergang. In diezelfde eeuw kwam uit Brugge het geslacht Momper aan, dat aan de Dantziger Langer Markt een koffiehuis gingen drijven, dat volgens een stamgast uit 1734 kon wedijveren met etablissementen in ‘wereldsteden’ als Berlijn, Parijs, Brussel en Londen en waar men Nederlandse couranten kon lezen.
De vroege geschiedenis van Polen (966-1573)
Het Pools-Litouwse Gemenebest (1573-1795)
Boek: 1000 jaar Polen en Nederland
NB: Tekst op 15-1-2024 iets gewijzigd n.a.v. opmerkingen van S. Huigen, waarvoor dank.