Stichting Sobibor organiseert elk jaar begin oktober een verdiepingsreis langs de kampen en doorgangsgetto’s van Aktion Reinhard, de codenaam waaronder in 1942 en ’43 anderhalf miljoen joden werden vermoord in de gaskamers van de vernietigingskampen Belzec, Sobibor en Treblinka. De NS en het V-fonds hebben het mogelijk gemaakt dat 10 docenten mee kunnen binnen een docentenprogramma. Op Historiek plaatsen we de komende dagen blogs van deelnemers aan deze bijzondere reis.
Dag 8
Vandaag het verhaal van Gerard Steenhagen, docent aan de lerarenopleiding geschiedenis van de NHL Hogeschool
De laatste dag van de verdiepingsreis bracht ons terug naar Warschau. Daar werd een bezoek gebracht aan het Joods Historisch Museum ‘POLIN’. Het was oorspronkelijk de bedoeling dat wij het museum aan het begin van onze reis zouden bezoeken, maar vanwege Jom Kipoer (Dag van de Vergevingen = Grote Verzoendag) was het gesloten. Het museum, waarvan de bouw begon in 2009 en dat in 2013 werd geopend, is gewijd aan de duizendjarige aanwezigheid van de Joden in Polen. POLIN ligt op een symbolische plaats in het centrum van Warschau: Muranów – het district dat voor de Tweede Wereldoorlog voornamelijk door Joden werd bewoond en tijdens de oorlog door de nazi’s tot het getto werd getransformeerd. Het museum is gebouwd tegenover het monument – getiteld ‘Helden van het Getto’ – ter ere van de Joodse strijders die omkwamen tijdens de opstand in het getto in 1943. Het reliëf aan de voorkant van dit gedenkteken laat een groep Joodse vrijheidsstrijders zien, aan de achterkant worden Joden afgevoerd naar de vernietigingskampen. Het is dit monument waarvoor de Duitse bondskanselier Willy Brandt op 7 december 1970 op zijn knieën ging. Tot 2009 lag dit deel van het centrum van Warschau overigens braak. Pas in 1993 werd er voor het eerst gesproken over de bouw van een museum gewijd aan de geschiedenis van de Joden in Polen.
De vaste tentoonstelling in POLIN vertelt waarom de Joden naar Polen kwamen, waarom zij daar bleven en dat Polen thuisland was voor één van de grootste Joodse gemeenschappen in de wereld. Er leefden 3,3 miljoen Joden in Polen bij het uitbreken van de oorlog. Hun aantal wordt nu geschat tussen 8.000 en 12.000. Aangezien de geschiedenis van de Poolse Joden een integraal onderdeel is van de geschiedenis van Polen, probeert POLIN een brug te slaan tussen verleden en heden, als het ware over de Holocaust heen.
Als je het museum betreedt, valt de bijzondere constructie direct op. De golvende muren symboliseren de opening van de Rode Zee, de kleuren ervan verwijzen naar die van de woestijn in Israël. De hal is hoog en licht. De permanente tentoonstelling bevindt zich op twee verdiepingen onder de grond.
Waarom heet het museum POLIN? Volgens een legende kwamen Joden, op de vlucht voor vervolging tijdens de middeleeuwen, naar het oosten. In een bos hoorden zij vogels het woord polin tsjirpen, wat in het Hebreeuws ‘blijf hier’ betekent. Zij wisten daardoor dat zij zich daar moesten vestigen. Bovendien is polin Hebreeuws voor Polen.
De collectie van het museum is overweldigend. Aan de hand van zeven thema’s, verdeeld over zeven historische periodes, wordt het verhaal van de Joden in Polen verteld (in het Pools en in het Engels). Onze gids loodste ons in twee uur door de collectie en dat was eigenlijk gekkenwerk. Wil je alles goed tot je nemen, trek daar dan meerdere bezoeken voor uit. Er is namelijk heel veel te lezen, te zien en te doen.
Met het bezoek aan POLIN kwam er een eind aan deze verdiepingsreis. Wat mij betreft een zeer geslaagde trip en een must voor iedereen die zich verder wil buigen over alles wat te maken heeft met Aktion Reinhard. De Stichting Sobibor en Bildungswerk Stanisław Hantze hebben voortreffelijk werk geleverd!
Dag 7
Vandaag het verhaal van Gerry Faber, docent geschiedenis, Dalton Lyceum Barendrecht
“Gone are now, gone are in Poland the Jewish towns, you look in vain for candlelight in the windows. Gone now are those little towns, though poetic mists.
The moons, winds, ponds, and stars above them
Have recorded in theblood of centuries the tragic tales
The histories of the two saddest nations on earth.”
Bovenstaand gedicht van Antoni Slonimski is de perfecte samenvatting van niet alleen deze zevende dag maar eigenlijk van de gehele reis. Het gedicht van Slonimski is te vinden in de grote synagoge van Wlodawa, onze eerste stop van vandaag. Het dorp zelf is exemplarisch voor de gebeurtenissen in de Poolse geschiedenis. In de zestiende eeuw vestigde de eerste Joden zich in dit dorp. In 1939 telde Wlodawa een bloeiende Joodse gemeenschap van 7000 mensen. In 1945 keerden 200 mensen van deze gemeenschap terug naar het dorp. In 1948 woonden er nog drie joden in het dorp, vanaf 1952 geen enkele meer.
Bovenstaande feiten zijn te herleiden tot 7000 x 1 triest verhaal. Een verhaal wat voor elk van deze joden begon (zonder dat zij daar weet van hadden) bij de T4 acties in Duitsland waar Cor van der Heijden u al op dag 2 van dit blog over berichtte. De Duitse verzetsstrijdster Sophie Scholl maakte als verpleegster deze T4 akties ook mee en verhaalde daarover in haar verhoor dat de kinderen die op de vrachtwagen stapten blij uitriepen dat zij “zum himmel fahren sollte”. Vele daders die zich met de T4 aktie bezig hielden waren ook betrokken bij Aktion Reinhard. Sobibor was samen met Belzec en Treblinka het eindpunt voor de bij deze actie opgepakte joden. In Sobibor, de tweede stop van vandaag, komt dat eufemisme van “zum himmel fahren” weer terug; dit kamp kende namelijk de “Himmelfahrtweg”.
Alles wat we gehoord en gezien hebben lijkt vandaag bij elkaar te komen in dit ene kamp: Sobibor. Zeven letters die staan voor het eindpunt van datgene wat ooit begon met de T4 aktie en het eindpunt was van 169.800 levens. Levens die niet mochten bloeien, die niet langer meer mochten bestaan. Sobibor werd in april 1942 opgericht en in november 1943 ontmanteld. Afgezien van de ‘rampe’ en het huis van de commandant is er niets meer wat vandaag de dag herinnert aan het voormalige kamp. Meer dan 34.000 Nederlandse joden werden naar dit kamp toegebracht, slechts 18 overleefden waaronder Jules Schelvis. Schelvis verloor echter wel zijn vrouw en gehele schoonfamilie op de dag van aankomst. Naast de vrouw van Jules, Rachel, kwam ook Aleida de Jong om in Sobibor. Aleida was Nederlands’ achtste vrouwelijke parlementariër. Tot 1943 zat ze namens de SDAP in de kamer, ze was de eerste vrouw met een arbeidersachtergrond (ze kwam uit de naaistersvakbond) in het parlement. Haar neef Loe de Jong biedt haar nog aan naar Engeland te vluchtten maar Aleida stelt dat ze haar naaisters niet kan achterlaten. Ze wordt in 1943 in Sobibor vergast.
Wlodawa had 7000 x 1 triest verhaal te vertellen, voor Sobibor geldt het vijfentwintigvoudige. Dit zijn allen individuele trieste geschiedenissen. Maar het gedicht van Slonimski verhaalt niet enkel over de triestheid van individuen maar ook over het verdriet van landen. Polen en Israël zijn de twee landen die het zwaarst belast zijn met deze verschrikkelijke geschiedenis. Beiden worstelen, elk aan hun eigen kant, met de weergave van die geschiedenis en de reflectie die deze dreigt te hebben op hun identiteit en nationaliteit. Toch werken zij nu samen. In 2008 sloten Polen, Israël, Nederland en Slowakije een akkoord om met elkaar de herinnering aan Sobibor vorm te geven en daarmee levend te houden. We zijn nu bijna tien jaar verder en er is nog maar net gestart met de herinrichting van het terrein. Verdrietige landen schijnen er namelijk wel elk hun eigen agenda er op na te houden over hoe zij vinden hoe hun verdriet dient weergegeven te worden. Combineer dat met de archeologische vondsten die de afgelopen jaren op het terrein zijn gedaan, waardoor de perceptie over het kamp verandert (men denkt nu bijvoorbeeld de werkelijke ligging van de himmelfahrtweg achterhaald te hebben en er zijn nog twee asputten ontdekt) hetgeen weer weerslag heeft op de wensen van de weergave ervan… En men snapt dat dan de ideale voorwaarden zijn gecreëerd voor een discussie zonder eind waarbij er als men niet op past enkel verliezers achterblijven.
Wil het gedicht van Slonimski over een aantal jaren toch een laatste positieve strofe toegevoegd kunnen krijgen dan is het zaak dat alle betrokken landen boven hun individuele triestheid als wel hun collectieve verdriet uitstijgen. Verdriet kan mensen en landen ook verbinden in herdenken zoals wij zelf als groep afgelopen week met de Duitsers en Polen hebben mogen ervaren. Vandaag herdachten Polen, Duitsers en Nederlanders samen door middel van een steen legging, muziek en het aanbrengen van linten rondom een nieuw ontdekte asput hun gemeenschappelijke geschiedenis in verbondenheid.
Slonimski kan dan gelijk gehad hebben met dat veel joden tezamen met hun cultuur zijn weggevaagd, dat hoeft niet te gelden voor de herinnering aan hen. Deze hoeft niet enkel geëtstte blijven staan in natuurlijke elementen maar kan ook meegedragen worden in onze harten en overgedragen worden aan de volgende generatie; aan onze leerlingen.
Dag 6
Vandaag het verhaal van Maarten Post, docent geschiedenis op het Berechja College
Deze morgen bracht de bus ons naar het terrein van het voormalig kamp ‘Alter Flugplatz’. Dit kamp ligt ten zuidoosten van het oude stadscentrum van Lublin. Van het kamp zelf is weinig meer over, het is geheel opgeslokt door industriële complexen. Zoals de naam van het kamp al doet vermoeden was hier voor de oorlog een vliegveld gevestigd, dit vliegveld is bij de Duitse inval in Polen gebombardeerd. In 1940 werden Joden gedwongen om op dit terrein een kamp in te richten.
De omstandigheden in dit kamp waren verschrikkelijk. Gevangenen werden gedwongen te werken in fabrieken. Andere gevangenen moesten nutteloos werk doen. Een voorbeeld daarvan is het handmatig transporteren van stenen van de ene kant naar de andere kant van het kamp. Door het zware werk, slechte hygiëne, mishandeling en het weinige ‘voedsel’ was het sterftecijfer in het kamp hoog. In dit kamp gold: Vernietiging door arbeid.
Jules Schelvis was een van de gevangenen. Hij heeft weinig losgelaten over dit kamp, de herinneringen aan mensonterende gebeurtenissen waren onuitspreekbaar. Geroofde bezittingen van slachtoffers uit de vernietigingskampen Bełżec, Sobibor, Treblinka en Majdanek werden hier in Alter Flugplatz ontluisd en gesorteerd. Christian Wirth was een van de kampcommandanten en blonk uit in sadisme. Verschillende getuigen hebben verklaar dat deze Wirth een jonge gevangene selecteerde, hem een mooi uniform gaf en samen met hem gingen paardrijden. Gevangenen die onderweg op hun pad kwamen werden vermoord.
Gevangenen werden voor het minste vergrijp opgehangen. Denk daarbij aan het bij zich hebben van brood en aardappelen. Of het dragen van ondergoed. Het verhaal van de Nederlandse Jood Jim Kleerekoper is daarvan een triest voorbeeld. Jim Kleerekoper was zanger van beroep en stond in die hoedanigheid binnen het kamp bekend onder de naam ’Tosca’. Jim Kleerekoper probeerde samen met een Poolse gevangene te ontsnappen maar zijn bij hun poging ontdekt. De twee gevangenen moesten hun eigen graf graven en hun eigen galg bouwen. Medegevangene Mirjam Blits beschreef hun executie:
“Veel hoge SS-officieren waren aanwezig en maanden de jongens bij het bouwen tot spoed met hun zwepen. Toen de twee galgen klaar waren moesten de jongens hun hoofden door de touwen steken. Na ongeveer acht minuten werden hun hoofden blauw en staken hun tongen eruit. De SS liep voorbij om te kijken of er geen tranen in onze ogen waren. Deze twee jongen hebben daar twee dagen gehangen, waarom weet niemand.”
Een aantal gebouwen staan nog overeind. De voormalige commandantswoning dient nu als woonhuis voor een Pools gezin, de voormalige SS barakken worden verhuurd en in de oude sorteerloodsen is nu een tweedehandskledingwinkel gevestigd.
Hierna zijn wij per bus naar voormalig vernietigingskamp Majdanek gereden. Veel van dit kamp is nog intact, inclusief het crematorium en de gaskamers. Het mausoleum staat ongeveer op de plek van de voormalige executie terreinen van ‘Aktion Erntefest’. Deze operatie voorzag in de executie van 40.000 Joden. Een absurd getal. Himmler zelf gaf opdracht tot deze executies als afsluiting van ‘Aktion Reinhardt’. De getuigenverslagen die voor werden gelezen deden mij de rillingen over het lijf lopen.
Wat doet deze reis nu met mij? Wel, getallen doen mij, daar op die plek, weinig meer. 900.000 doden in Treblinka bijvoorbeeld, dat is niet te bevatten. Het gaat mij om hun persoonlijke verhalen. Dood is dood en moord is moord zou je zeggen. En toch is er iets dat uniek is.
Het ging de vernietiger om het uitwissen van elke nagedachtenis aan het Joodse volk. Hun naam moest worden uitgewist, hun leven moest in de vergetelheid geraakt, hun bezittingen geroofd en hun prestaties vernietigd. Toch waren het stuk voor stuk unieke mensen. Mensen met hun eigen talenten, gaven, emoties enz. Hun naam moet genoemd worden. Hun leven herdacht, hun bezittingen teruggebracht en hun prestaties moeten wij bewonderen. Niemand van ons kan de Holocaust terug draaien. Geen enkele Europeaan kan de daden van Europeanen daar op die moordplekken ooit goed maken, of ook maar iets doen wat daar op lijkt.
Maar wij kunnen wel voorkomen wat Hitler en zijn moordbende wilde bereiken. Het Joodse volk en daarmee het Joodse leven uitwissen. Door niet alleen het grote verhaal van de Holocaust te vertellen van generatie op generatie. Maar ook de kleine verhalen. De persoonlijke verhalen van hun leven overdragen. Doorvertellen is daarbij niet genoeg. Herdenken is hier het kernwoord. Maar hoe?
De historicus dr. A.Th. van Deursen (1931-2011) schreef daar het volgende over:
“Herdenken is vooruitzien. Het is natuurlijk ook terugzien. Wie herdenkt moet omkijken naar het verleden. Maar wie alleen terugkijkt, is enkel bezig met geschiedschrijving. Hij stelt vragen aan het verleden om te weten wat er gebeurd is. Maar als we herdenken dan gaat het omgekeerd. Dan stelt het verleden vragen aan ons, om te weten wat wij er mee zullen doen. Herdenken doe je alleen, als het verleden je nog iets te zeggen heeft.”
Dag 5
Vandaag het verhaal van Anita Nederhoed, docente geschiedenis aan de lerarenopleiding geschiedenis van de NHL Hogeschool
Vandaag trekken we langzaam op naar Treblinka. Om goed te beseffen dat het gaat om de moord op mensen van vlees en bloed die net als iedereen ergens gewoond hebben, stoppen we eerst in Siedlce. Voor de oorlog was een derde van de bevolking Joods, nu is er van een Joodse leven niets meer te bespeuren. Tijdens de oorlog was er een getto, vanuit allerlei plekken werden Joden hier verzameld. Van overlevende Edi Weinstein weten we hoe de reis in augustus 1942 van Losice naar Siedlce voor Joden verliep. Op het marktplein werden de mensen bijeengedreven, terwijl Polen toekeken. Zieken, ouderen en kinderen werden vervoerd op een kar, de rest moest het hele eind lopen. Het was heet, mensen smeekten om water. Twee dagen zonder eten en drinken. Onderweg werden veel mensen doodgeschoten. De weg lag bezaaid met lichamen en koffers.
Vanaf het marktplein bij de verbrande restanten van de oude synagoge werden in totaal 17.000 mensen naar het plaatselijke perron gebracht. We bezoeken deze plek waar nog steeds een spoor loopt. Mensen werden door Oekraïense Trawniki met veel geweld in de goederenwagons gepropt, die waren overvol, velen overleefden de reis niet.
Benadrukt wordt door onze Duitse gidsen van Bildungswerk Stanislaw Hantz dat, in tegenstelling tot wat men na de oorlog vaak ter zelfrechtvaardiging aandroeg, de gruweldaden wel degelijk bekend waren bij Duitsers en Polen: zowel Wehrmachtsoldaten, ambtenaren als omstanders zagen de afschuwelijke taferelen.
We stoppen in Wolka Ograklik. Het kleine boerendorp oogt vriendelijk, maar is als je je er in verdiept een schuldig landschap. Omdat de capaciteit in Treblinka niet groot genoeg was hielden volle treinen een stop in dit dorp. Veel Joden beschouwden dit als laatste kans om te ontsnappen. Dorpsgenoten kregen orders om de doodgeschoten Joden in een massagraf te verzamelen. De omgeving verdiende aan de oorlog: aan de roof van Joodse goederen en aan de leveranties aan het kamp. Zelfs de doden werden niet met rust gelaten, met een soort van onverschilligheid zochten de omwonenden tussen de lijken naar goud en geld.
We gaan door naar station Treblinka, tot augustus 1942 nog gewoon een station waar personen een kaartje konden kopen voor een reis. Als snel na de opening van het kamp werd het station gesloten voor personenvervoer. Er moest ruim baan gemaakt worden voor de dagelijkse aanvoer van Joden. De eerste Joden waren afkomstig uit het getto van Warschau. Gemiddeld reden twee tot zes treinen per dag met maar liefst vijftig treinwagon Treblinka binnen. Het waren mensonterende taferelen op het perron. Om te intimideren en om de situatie onder controle te houden werden veel gevangenen bij aankomst doodgeschoten, zelfs mensen die zich wilden laven aan een kraan na dagenlang verstoken te zijn geweest van vocht.
Opvallend ook hier de achteloosheid waarmee na de oorlog met de topografie is omgegaan. Nergens een markering in het landschap. Een nieuwe autoweg doorkruist het stationsgebied waar 700.000 Joodse mensen hun dood vonden.
Het heersende beeld van Joden die zich als gewillige slachtoffers naar de slachtbank lieten leiden, waarschijnlijk veroorzaakt doordat vele verzetslieden het niet na kunnen vertellen, moet worden herzien. Er zijn veel voorbeelden van verzet, zowel actief als passief. Veel Joden probeerden onder te duiken in bijvoorbeeld bunkers, kelder en ondergrondse gangen. Anderen sprongen uit treinen. Sommige kozen als uiterste daad van geestelijk verzet een zelfgekozen dood. Bekend is ook de opstand in kamp Treblinka. Samuel Willenberg is een van de overlevenden. Nadat enkele barakken in augustus 1943 in de fik werden gestoken rende hij voor zijn leven door het prikkeldraad en wist de vrijheid te bereiken. Na de oorlog emigreerde hij naar Israel. Als beeldhouwer heeft hij geprobeerd datgene wat hij heeft meegemaakt te verbeelden in zijn kunstwerken. In het kleine provisorische museum bij Treblinka vertelt hij via een scherm zijn verhaal aan de bezoekers. Momenteel zet Willenberg, laatste overlevende, zich in voor een Bildungscentrum op het terrein van het voormalige kamp. Om zijn weduwe een hart onder de riem te steken laten we ons fotograferen op deze plek.
Treblinka wordt wel het meest effectieve vernietigingskamp genoemd. Per anderhalf uur konden 5.000 mensen vergast worden. Het patroon lijkt op dat van Belzec: mensen moesten zich na aankomst ontdoen van alle bezittingen en kleding, waarna ze rechtstreeks door gingen naar de gaskamers. Eerst de mannen, daarna de vrouwen. Drie gaskamers bleken bij lange na niet genoeg, al snel werd een blok van 10 extra gaskamers bijgebouwd. Naast een vernietigingskamp was er ook nog een strafwerkkamp.
Het weinige wat van deze vernietigingsplek nog over was na de oorlog staat in schil contrast tot de hoeveelheid beelden die er zijn. Zo is er het fotoalbum van plaatsvervangend commandant Kurt Franz. Op het tribunaal te Düsseldorf vertelde hij de rechter dat hij het album had gevonden, maar hier kwam hij niet mee weg. De beelden geven ons een inkijkje in het kamp: de massa’s opeengepakte radeloze gevangenen, de Duitsers en Trawniki met vergenoegzame gezichten en niet te vergeten de vele plaatjes van Treblinka’s dierentuin.
We staan stil bij het monument dat in 1964 geplaatst werd. Granieten stenen symboliseren de massagraven en accentueren de gruwelijke troosteloosheid en het dieptepunt van het menselijk bestaan. De kale vlakte van het kamp is inmiddels overdekt met bomen. Een prachtig herfstbos als stille getuige.
Dag 4
Vandaag het verhaal van Jan Wouter van Wijngaarden, docent geschiedenis en maatschappijleer
We vertrokken deze morgen redelijk op tijd van het kasteelplein naar de Umschlagplaats van Lublin. Hier werd de Joodse bevolking van Lublin op de trein gezet naar het vernietigingskamp Belzec, dit gebeurde van 19 maart tot 14 april 1942 en in totaal werden er 28.000 mensen op transport gesteld. De omslagplaats bevindt zich op een industrieterrein bij een slachthuis/vleesfabriek. Deze plaats was gekozen vanwege de spoorrails die daar lag. Momenteel wordt de omslagplaats herinnerd door een bakstenen muur met een ijzeren tekstplaat en een ruimte zo groot als een treinwagon waarin enkele Hebreeuwse letters zijn uitgehouwen (het gebroken alfabet). Het eerste transport dat hier vertrok was gelijk het begin van de Aktion Reinhard.
Vanaf deze plaats werd de reis voortgezet naar Belzec, het dorp. Hier werden verscheidene stops gemaakt. De eerste stop was aan de oostrand van Belzec waar we op een leeg terrein met een grote schuur het verhaal kregen te horen over dit voormalige werkkamp voor hoofdzakelijk Sinti zigeuners. Er was niets behalve een open terrein en een schuur. In de eerste week overleden er 70 kinderen. De gevangenen moesten zelf het kamp inrichten en werden daarna te werk gesteld. Hun taak was het graven van een anti-tank gracht (7 meter breed en 2 meter diep).
Belzec werd door Himmler aangewezen voor een vernietigingskamp vanwege de ligging tussen drie districten (Lublin, Krakau en Galicië) en de aanwezige treinverbinding. Het kamp was in het begin eenvoudig en bestond uit twee gedeelten, het Unter- en Ober Lager. Het Unter Lager diende voor de aankomst van de trein, uitkleedruimtes, werkplaatsen en dergelijke. Het Ober Lager was het vernietigingsgedeelte met gaskamer, crematorium en massagraven. Het eerste transport kwam aan op 17 maart 1942 vanuit Lublin en Lemberg. In totaal werden er tussen de 500.000 tot 600.000 Joodse burgers hier vergast. In tegenstelling tot de transporten uit het westen zijn er van deze transporten geen lijsten bij gehouden maar werd op de wagons het aantal geschreven. In 1943 werd het kamp opgeheven. Er was geen plaats meer voor massagraven en de Roemeense Joden kwamen niet. Een groep Joodse gevangenen ruimde het kamp op. Hierbij hoorde ook het verbranden van de slachtoffers, die opgegraven werden en op een stapel van kruiselings geplaatste spoorrails werden verbrand. De 300 Joden van het Sonderkommando zijn daarna op transport gezet naar Sobibor.
Niet alles is gesloopt. Zo konden wij een bezoek brengen aan de Trawikibar, de Lager wasserij, de voormalige bakkerij, het onderkomen van de Duitse manschappen, het station en de loods waar de geroofde goederen werden gesorteerd. Bij iedere stop kwam een bepaald aspect van het kamp aan de orde. De Trawikibar wijst naar de hulp die de Duitsers kregen bij het draaiende houden van het vernietigingskamp. Over het algemeen waren dit Duits sprekende krijgsgevangenen, die voor alle klussen werden ingezet. Bij de bakkerij werd stilgestaan bij het profiteren van de situatie. De bakker kreeg opdracht om 100 tot 120 kilo brood per dag te bakken voor het personeel van het kamp. Of de wodka verkoper die 60 zloty inkoop betaalde en 200 zloty verkoop vroeg. De woning van de Duitse manschappen, waarvan er gemiddeld 20 aanwezig waren, staat er vervallen bij. Deze wordt binnenkort opgeknapt en onderdeel van de Gedenkstätte. Het treinstation is niet meer van die tijd, want in juli 1944 is het door de Russen gebombardeerd. Wel werd op deze plaats de bewaking van de treinen afgelost. De OD die de reis begeleidde werd vervangen door de Trawiki. De trein reed nu richting het vernietigingskamp. En na enige tijd kwamen de wagons ‘sauber’ terug.
Tegenover het station staat in zeer vervallen staat de Lokschuppen (de plaats waar de locomotief van water werd voorzien) en de loods waar de geroofde goederen werden gesorteerd door gevangenen en verzonden naar Duitsland.
Op 3 juni 2004 werd de herinneringsplaats en het museum Belzec geopend. Een heel indrukwekkend monument is er verrezen op de plaats van het voormalige vernietigingskamp.
De entree stelt een perron voor waar in het steen de wagons worden verbeeld. Aan de linkerkant is een stapel van rails en bielzen in de vorm van een wagon gestapeld. Deze verwijzen naar de stapels die gemaakt werden om de lichamen te verbranden. In het midden loop je over een plaat waar in de vorm van een Davidsster bielzen zijn getekend. Een kaarsrecht pad gaat dan naar de voormalige gaskamer. De muren lopen omhoog en zijn voorzien van verwrongen staal, aan beide zijden is een veld met zwarte stenen (de voormalige massagraven) aan het eind kom je in een ruimte met meters hoge muren en twee trappen. Aan de ene kant is de wand totaal voorzien van allemaal voornamen. Aan de andere zijde (de hoogste) staat een tekst uit het boek Job 16;18 waarbij de letters in het Hebreeuws overgaan in diepe, ongelijkmatige sleuven. Als je links de trap oploopt is daar aan de kant van de massagraven op chronologische- en alfabetische volgorde, zowel in het Pools als het Jiddisch de namen van de plaatsen waar de Joden vandaan kwamen. Aan het eind worden de plaatsen van enkele andere landen genoemd.
‘O aarde, bedek mijn bloed niet; en voor mijn geroep zij geen plaats.‘
Dag 3
Vandaag het verhaal van Henk Mulder, docent geschiedenis, levensbeschouwing en burgerschap Roc Friese Poort
Transitgetto’s in het Generaal-Gouvernement
We bezoeken vandaag Izbica en Piaski, twee transitgetto’s ten zuid-oosten van Lublin. Om negen uur ’s ochtends op een zonnige maandag vertrekken we richting Izbica en stappen uit nabij de oude rampeplaats aan de spoorlijn. Izbica was een van de 44 gettodorpjes in het Generaal-Governement waar Joden uit West-Europa ‘herausgesiedeld’ werden door de Duitsers. Minstens 17 transporten zijn hier aangekomen. Het principe was: een trein erin en een trein eruit richting het vernietigingskamp Belzec of Sobibor. We lopen net als de Joodse slachtoffers als groep richting het dorp, horen blaffende honden, een trein fluitend langskomen en zien de eerste houten huisjes. De bevolking van Izbica bestond voor de oorlog voor 90% uit Joden. Omdat de logistiek van de Duitsers niet goed liep raakte Izbica door de Joden uit het Westen overvol. Honger, slechte hygiene en brutaliteit van de SSers maakte het leven in het ‘open’ getto zeer moeilijk. Illegaal broodbakken was verboden! Verbazend is dat een geherhuisvest Joods echtpaar wel bezoek kreeg van familie uit Duitsland. Toen het familielid een tweede keer langskwam waren zijn verwanten echter al vermoord. Een absurde combinatie van gesuggereerde normaliteit en misdadige wreedheid.
We bezoeken het Gestapohoofdkwartier met SS mannen als Kurt Engels en Ludwig Klemm. De SS bouwde een cellenblok voor arrestanten met behulp van grafstenen van het Joodse kerkhof. In 2007 heeft een Duits team dit weer afgebroken en de grafstenen gelukkig herplaatst op het kerkhof. Kurt Engels heeft na de oorlog in de binnenstad van Hamburg het “Cafe Engels”. Hij wordt in 1959 herkend door mensen als de bruut van Izbica en pleegt later in zijn cel zelfmoord. Op 28 april 1943 wordt het dorp afgegrendeld door de SS en Trawniki en drijft men de laatste 300 Joden naar het marktplein. Joden die zich verstopt hebben worden door lokale helpers en de brandweer opgespoord. “Jude komt heraus” roepen zij. Op twee vrachtwagens worden zij naar het Aktion Reinhard kamp Sobibor afgevoerd. Thomas Blatt, een van de bekendste overlevenden van de opstand in kamp Sobibor is daar ook bij. Uit Izbica zijn uiteindelijk 26.000 Joden vermoord. Mooi is dat de Duitse partner in onze reis, Bildungswerk Stanislaw Hantz, een samenwerkingsproject heeft met de middelbare school in Izbica.
We bezoeken tussen de middag de school. Een Poolse leerling leest haar onderzoek naar het levensverhaal van plaatsgenoot Thomas Blatt voor. Op vrijdag later in de week zullen de leerlingen in Sobibor met ons een gedenksteen voor Thomas Blatt neerleggen op het kampterrein. De belangstelling voor de Joodse geschiedenis van Izbica wordt via schoolprojecten ook door ouders gewaardeerd. Ouders brengen ook graflichten aan op de Joodse graven net zoals bij de Polen. Dat dit niet een Joodse traditie is, blijkt men geen probleem te vinden. Als we na de middag het woonhuis van Blatt in Izbica in de ul. Chica opzoeken is dat een lege plek. De Joden die de vernietiging overleefd hebben zijn niet altijd welkom in hun woonplaats. Veel huizen zijn overgenomen door Polen. Blatt gaat naar de V.S. en documenteert zijn leven. Een boeiend verhaal! De oude synagoge is weggehaald, daar staan nu groentekassen. In de bosjes staat nog een gedenksteen voor de Duitse Joden uit Frankenland die Izbica als doorgangslager gehad hebben. Het verdient m.i. een prominentere plaats. Verderop horen we een verhaal van een vrouw die in 2000 tot het besluit komt dat ‘wat op het kerkhof gebeurd is in de oorlogstijd niet goed is’ . Zij beschrijft haar ooggetuigenverslag op van de laatste executies van Joden in Izbica. De SS ers die eerst bij haar kwamen soep eten laten de Joden in 4 rijen naar het kerkhof lopen om ze daar dood te schieten. Gelukkig herkent een van de “Schwarzen” haar dochtertje en haalt die op tijd uit de rij.
Op het laatst bezoeken we het oude Joodse kerkhof van Izbica. Ondanks pogingen om het te restaureren oogt het nog als een hangplek voor de jeugd van Izbica. Veel plastic flesjes. We vinden nog wel enkele Joodse grafstenen. Een opvallend graf is dat van G. Pawlowski. Hij heeft zich als Jood tot het RK geloof bekeerd en samen met zijn broer een grote gedenksteen op het kerkhof laten plaatsen. Verderop ligt al zijn eigen graf als hij overlijdt. Nu woont hij nog in Israël. Grafstenen van de voormalige arrestantencellen bij het Gestapohoofdkwartier en anderen die in tuinen of elders in het dorp gevonden zijn na de oorlog zijn nu op de wanden van een huis op het kerkhof geplaatst. Dat geeft een indrukwekkend gezicht. Op de terugweg bezoeken we ook nog het Joodse kerkhof van het transitgetto Piaski. Triest om te zien hoe verwaarloosd het geheel er uitziet. Jongeren stoken er vuurtjes tussen de bomen en beschieten een scheve grafsteen. Een grafsteen blijkt destijds als slijpsteen door de bewoners gebruikt te zijn geweest. Hier is nog wel dankbaar werk te verrichten door erfgoed instanties. De wil om de geschiedenis van de Poolse Joden positief te integreren in het geheugen van het land is groeiende ,maar nog lang niet klaar is mijn indruk. Een boeiende dag.
Dag 2
Op dag 2 stonden vier onderdelen op het programma; Alwin Kapitein gaf een inleiding in Aktion T4, het euthenasieprogramma, en gaf een overzicht van wat Aktion Rei hard inhield. Daarna werd een rondleiding gegeven langs plekken die verband hielden met de Joodse geschiedenis van Lublin, met name de plaatsen die voor de oorlogsgeschiedenis van betekenis waren. ’s Middags werd in een ander deel van de stad stil gestaan bij gebouwen (woonhuizen, kazernes, kantoren) van waaruit de Aktion Reinhard was georganiseerd, waardoor de daders een gezicht kregen. ’s Avonds gaf Dr. Anna Zawadzka een lezing over Joods leven en antisemitisme in Polen in het interbellum.
Verslag van Cor van der Heijden, docent geschiedenis en (mede-)auteur van de methode Feniks en andere leermiddelen
Na de lange busreis van gisteren was het om negen uur het echte begin van het gezamenlijke Poolse avontuur van de Nederlands-Duitse groep. Voor de voorstelronde was in het programma maar liefst een uur en een kwartier uitgetrokken. Na de voorstelronde was het tijd voor het serieuze werk. Alwin Kaptein hield een boeiende lezing waarin hij in vogelvlucht het verhaal van Aktion T4 en Aktion Reinhard de revue liet passeren. Het was een nuttig overzicht omdat tal van namen van personen en locaties nu in de juiste historische context gepresenteerd en geplaatst werden, die de rest van de week terloops en uit de context gerukt ter sprake zullen komen. Voor ingewijden bevatte het verhaal niet zo heel veel nieuws – de grote lijn was bij velen bekend – maar er zijn altijd zaken die niet eerder in het geheugen waren blijven hangen. Zo weet ik nu weer – en zal dat waarschijnlijk niet zo snel vergeten – dat Aktion T4 afgeleid is van het adres waar het hoofdkantoor van het vernietigingsprogramma voor geestelijk en lichamelijk gehandicapten (in de terminologie van de nazi’s ‘levensonwaardig leven’) gevestigd was: Tiergartenstrasse 4.
Hierna volgde een stadswandeling langs de overblijfselen van het Joodse getto van Lublin. Voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog woonden er in Lublin ongeveer 40.000 Joodse inwoners; nu zijn dat er nog maar amper dertig. In een groot onderzoeksproject wordt geprobeerd langs drie wegen het vooroorlogse Joods leven in Lublin te reconstrueren. Op de eerste plaats wordt van elke persoon een afzonderlijk dossier aangelegd, waarin zoveel mogelijk data bijeengebracht wordt. Sommige dossiers puilen uit met gegevens, maar ook een heleboel mapjes zijn nog leeg. Van duizenden is zelfs de naam niet overgeleverd. De tweede poot onder het onderzoeksproject is een reconstructie van de bewoningsgeschiedenis van de huizen in de Joodse wijken. Van elk afzonderlijk huisadres wordt een map met alle mogelijk denkbare gegevens gevuld. En, ten derde, wordt er beeldmateriaal verzameld, ontsloten en zoveel mogelijk gekoppeld aan de dossiers met persoonlijke gegevens en de mappen met de data van de woonadressen. Dit alles levert op den duur een bulk aan gegevens van onschatbare waarde op. Om dit succesvol af te ronden, is een overdosis engelengeduld nodig. En af en toe een portie geluk. Zoals een paar jaar geleden, toen bouwvakkers bij de sloop van een dakpartij in een afgesloten ruimte een paar wasmanden met glasplaatnegatieven vonden. In plaats van dat deze als afval op de container gekieperd werden, haalde men er een deskundige bij. Die maakte een vreugdedansje, want het bleken foto’s te zijn van het verloren gegane vooroorlogse leven in Lublin, inclusief het leven van alledag in de Joodse gemeenschap.
Het bezoek aan het cultureel centrum van Lublin was zo indrukwekkend dat het vervolg van de rondwandeling in een hoger tempo moest. Heel bijzonder was de ruim vijftig met lange en vier meter hoge ‘graffiti’-schildering die op de muur van een afwateringskanaal was aangebracht. In stemmige grijstinten was daarop een sfeerbeeld gegeven van het leven in een vooroorlogse straat in de Joodse buurt.
Stonden tijdens de rondwandeling van de voormiddag vooral de slachtoffers centraal, in de wandeling die we in de namiddag maakten speelden de daders de hoofdrol. Florian Ross had voor dit doel nagenoeg alles bijeengebracht dat over de handel en wandel van de Duitsers in Lublin tussen pakweg september 1939 en het voorjaar van 1944 bekend is. Op een zevental verschillende plekken deelde hij – thematisch geordend – deze kennis met ons. Bij zijn verhaal past wederom slechts een woord dat een beetje recht doet aan zijn prestatie: fascinerend. Dit was een schoolvoorbeeld van ‘les op locatie’. Verbazingwekkend is ook hoe weinig de argeloze inwoner of bezoeker van deze fraaie stad te weten komt over deze zwarte pagina uit de geschiedenis van Lublin. Nergens wordt op subtiele wijze met een naambordje of plaquette verwezen naar de andere functie die een gebouw of plek tijdens de Tweede Wereldoorlog vervulde. Het lijkt wel alsof de hedendaagse Polen denken of zeggen: ‘dat was niet onze Poolse geschiedenis, maar dat was een fase uit de Duitse geschiedenis die zich noodlottigerwijze hier, op ons grondgebied, afspeelde’.
Ik vrees dat veel van de huidige inwoners van Lublin geen benul hebben op welke plek vroeger het Joodse kerkhof lag, wat er met de grafzerken gebeurde en hoe op deze plek op dit moment de herinnering aan de voormalige functie levend gehouden wordt. Ontnuchterend was het om van Florian te moeten horen dat de eigenaar van de voormalige dienstvilla van de brute Globocnik bij de verkoop daarvan niets vertelde over de vroegere bewoner, maar zich beperkte tot de mededeling dat ‘de Duitsers het gebouw keurig hadden achtergelaten’. Evenmin, vrees ik, zullen de studenten die nu in het gebouw van de juridische faculteit van de Katholieke Universiteit Johannes Paulus II hun colleges volgen, precies geïnformeerd worden wat er vroeger in dit statige gebouw gebeurde. Hier kreeg de feitelijke uitvoering van Aktion Reinhard gestalte. De argeloze bezoeker zal zich er bij het zien van de rustiek gelegen en voorbeeldig gerestaureerde villa waarin nu een medisch centrum gevestigd is, geen voorstelling van kunnen maken dat hier de zakelijke kant van de Holocaust ten uitvoer gebracht werd. Het is bekend dat bij de Duitse autoriteiten het principe ‘meten is weten’ heilig was. Bij Aktion Reinhard werd hierop geen uitzondering gemaakt. Met grote boekhoudkundige precisie werden ellenlange lijsten opgesteld met bezittingen van de in beslag genomen bezittingen van weggevoerde Joodse burgers. En vooral: de waarde ervan. De registratie en de waardebepaling van al het goud, zilver, juwelen en andere kostbaarheden werden hier uitgevoerd. En saillant detail: het is precies bekend hoeveel baren goud van het omgesmolten goud gemaakt werden en naar de kluis van de Reichsbank gestuurd konden worden.
Is er dan niets dat direct verwijst naar de humanitaire ramp die zich in Lublin afspeelde? Ja. Het meest duidelijke voorbeeld daarvan is het kolossale bronzen monument dat in 1963 werd opgericht als herinnering aan de genocide die zich in het oosten van Polen voltrok. De kunstenaars gebruikten de vorm van twee Joodse grafzerken als vertrekpunt. Dit monument kan niet onopgemerkt blijven, terwijl in Lublin tal van andere objecten op een subtiele wijze naar de nagenoeg totaal verdwenen bevolkingsgroep verwijzen. Zo liggen er (sinds dit jaar pas!) in de omgeving van het centrum in totaal 22 stenen met een verhelderende tekst over deze verdwenen geschiedenis. Het getal 22 is symbolisch gekozen: het verwijst naar de 22 letters van het Hebreeuwse alfabet én er werden 22.000 Joodse bewoners uit Lublin afgevoerd. De plaats waar de stenen liggen markeren de route die deze groep tijdens de deportatie moest afleggen. Het meest subtiel is de lantaarnpaal die dag en nacht blijft branden. In de verslagen van de volgende dagen kunt u lezen op welke wijze voor het Joodse volksdeel – letterlijk en figuurlijk – het licht langzaam maar zeker uitging.
Dag 1
Na aankomst in Warschau wandelde de groep onder leiding van Mw. Kofta, werkzaam bij het Polinn-museum, door de stad. Er werd stil gestaan bij resten van het getto, op plaatsen waar belangrijke gebouwen hebben gestaan en bij monumenten. Er werd veel verteld over dagelijks leven in het getto, het bestuur ervan, misverstanden in films en er kwamen bijzondere persoonlijke geschiedenissen voorbij. Inmiddels kwam de groep Duitse deelnemers aan, en gezamenlijk werd er naar Lublin gereden, de standplaats voor de komende week.
Verslag van George Jean Stavorinus Jongedijk, docent godsdienst en levensbeschouwing
Op de zonnige 30 september 2017, Jom Kippoer, zit ik op het marktplein van het getto van Warschau, te luisteren naar het bijzondere verhaal over de pedagoog Janus Korczak. Bekend van mijn tijd op de opleiding tot kleuterleider. Mooi om het verhaal opnieuw te horen. Een verhaal van moed, maar vooral van liefde voor kinderen. Een kwetsbare groep in oorlogstijd. Een verhaal om niet te vergeten en om door te vertellen.
Net aangekomen in Polen, duik ik weer meteen in de tragiek en ellende en grove onmenselijkheid die de vernietiging van Joden vergezelde. Jom Kippoer in Polen. Hoe kan men ooit vergeven? Moet dat? Kan dat? Mag dat? Of is dat juist nodig om door te gaan. Te leven uit hoop en niet uit wraak, boosheid en wrok. Vergeving, om plaats te maken in het mooie hart voor hoop, hoop op het leven. Maar wie ben ik, als niet Jood, om daar iets van te vinden. Een ieder gaat over z’n eigen hart en ik dus over het mijne. Daarom kies ik voor vergeven van pijn. Daarom kies ik voor herinneren. Daarom ben ik nu op reis.
Vlakbij de plaats van de brug van het kleine naar het grote getto, staat ook een monument voor priester Popieluszko. Deze plek verbindt twee opstanden met elkaar. Waarbij mensen vrij wilden zijn, zich verweerden, in opstand kwamen. Uiteindelijk heeft de hoop, die ik ook in mijn leven vast wil houden, overwonnen. Dat zien we vandaag terug in een vrij Polen en de staat Israël.