Vanaf het moment dat Schiedam stadsrechten had, had de stad ook het recht om de doodstraf op te leggen. Dat is in de loop van ruim vijf eeuwen dan ook menigmaal gebeurd. Denk maar aan de heksen die in de zestiende eeuw tot de doodstraf werden veroordeeld door verbranding.
Het laatste doodsvonnis werd in Schiedam uitgesproken in 1803. Het betrof Jillis Bruggeman. Op het moment van de bekentenis was hij 53 jaar. Hij kreeg de doodstraf, omdat hij had bekend vanaf zijn vijftiende ‘de afschuwelijke zonde van sodomie’ ofwel homoseksuele handelingen te hebben bedreven.
Dit had niet bekend hoeven worden als hij niet gechanteerd werd, waarna de chantagebrieven ook nog eens in handen kwamen van de schout (de officier van justitie). Jillis, die al als vijftienjarige met de ‘herenliefde’ kennis maakte, vestigde zich in 1782 in Schiedam als ‘kramer’ of middenstander. Door zijn beroep kwam hij nogal eens in Rotterdam, waar hij ene Scheurkogel leerde kennen waarmee hij ‘vuyle ontugt’ pleegde, zoals men dat toen noemde. Dat had hij beter niet kunnen doen, want Scheurkogel chanteerde hem daar later mee.
Bruggeman ging om en betaalde vele rijksdaalders. Maar als hij de chantagebrieven niet ook nog eens had laten zien aan een andere maat, ene Van der Hoop, was er nog niks aan de hand geweest. Van der Hoop stelde hiervan het Schiedamse gerecht in kennis. Als Van der Hoop overigens had gemeend hier beter van te worden, dan vergiste hij zich. Hij werd voor zijn chantagepraktijk veroordeeld tot strenge geseling ‘met de roede’ en ook nog eens tot verbanning uit Nederland. Maar Jillis moest hangen.
In de verhoren getuigt hij in detail van zijn ‘overtredingen’. Vanwege de schokkende inhoud bewaarde men de stukken in een aparte proceszak. Zijn bekentenis betekende niet dat hij een straf ontliep; vastgebonden aan de galg sloeg de beul Jilles net zolang met een zweep tot hij bezweek. De getuigenis is niet alleen belangrijk voor de geschiedenis van Schiedam, maar ook voor die van de emancipatie van homoseksuelen in Nederland.