Geschiedschrijver van Rome
Titus Livius is iemand van wie we graag meer zouden willen weten, zowel over zijn leven als over zijn werk. Zijn geschiedenis is de rijkste bron die we hebben op het gebied van kennis over het vroege Rome en zijn beschrijving van de oorlog met Hannibal is essentieel voor historici. Toch zouden velen de bewaard gebleven werken van Livius graag inruilen voor de werken die verloren zijn gegaan.
Livius’ Ab urbe condita (Over de stichting van de stad) beslaat 142 boeken, waarvan alleen de nummers 1-10 en 21-45 bewaard zijn gebleven. Zijn werk over de latere Romeinse Republiek is verloren gegaan, hoewel het blijkbaar zowel nauwkeurig als onbevooroordeeld was.
Livius was, zoals veel grote Romeinse schrijvers, geen geboren Romein. Hij bracht het grootste deel van zijn leven door in Rome, maar werd geboren in Padua (of, zoals kan worden afgeleid uit een vers van de dichter Martialis, in een nabijgelegen gehucht) en hij keerde daar terug om te sterven.
De lengte van Livius’ leven is onzeker. Het enige dat vaststaat is dat hij werd geboren in de jaren 50 v.Chr. en ongeveer 60 jaar later stierf. Bewijs in zijn teksten doet vermoeden dat hij pas laat in zijn leven begon met schrijven, waarschijnlijk toen hij al halverwege de veertig was. Zijn heldere proza en zijn vermogen om zich een weg te banen door de verschillende, tegenstrijdige en soms ronduit ongeloofwaardige verslagen van de geschiedenis van Rome brachten hem snel onder de aandacht van de machthebbers, van wie velen wisten dat ze niet lang daarna door de geschiedenis zelf zouden worden vereeuwigd. De belangrijkste onder hen was keizer Augustus, die kennelijk bevriend was met de historicus, ondanks het feit dat Livius af en toe zo veel sympathie voelde voor de tegenstanders van Augustus dat de keizer hem gekscherend een ‘Pompejaan’ noemde. Helaas zijn de boeken over Augustus en zijn met bloed bevlekte opkomst verloren gegaan, dus Livius’ onpartijdigheid moet in vertrouwen aangenomen worden.
Livius werd in latere tijden bekritiseerd omdat hij zijn bronnen niet had geverifieerd, maar in ten minste één geval laat hij tussen neus en lippen weten dat hij het zorgvuldig vermeed feiten te controleren die strijdig zouden kunnen zijn met de augustiniaanse propaganda. Hoewel Livius geen spreekbuis van de gevestigde orde was, deelde hij haar doelstellingen van opbouw en morele wedergeboorte. Een tijdgenoot verwijst naar Livius’ ‘Paduanees zijn’, wat misschien een hint is naar de rechtlijnige moraal die Augustus in Rome probeerde te herstellen.
Bij het samenstellen van zijn feiten schijnt Livius voornamelijk de verhalen te hebben gebruikt die in zijn tijd beschikbaar waren. Waar deze met elkaar klopten, rapporteerde hij ze als ‘feiten’, waar er controverse was, koos hij soms de versie die hij het beste vond – en niet de meest betrouwbare – (Livius was een schrijver, geen academicus), en soms gaf hij beide versies weer, waarbij hij de keuze aan de lezer liet. Livius was onder de indruk van de Griekse historicus Polybius, en volgde hem met name op het gebied van oosterse aangelegenheden zo nauw dat hij niet meer dan Polybius’ vertaler was. Latere historici ergerden zich aan Livius’ gewoonte om lange, gepolijste en niet-historische toespraken bij zijn tekst te voegen – maar Livius’ tijdgenoten waren juist onder de indruk van deze prestatie.
‘Verloren Liviussen’
Op latere leeftijd was Livius zo beroemd dat er naar verluidt een bewonderaar helemaal uit het Spaanse Cádiz kwam om zijn held in levende lijve te zien en nadat hem dat was gelukt, ging hij direct daarna tevreden weer naar huis. Livius’ boeken werden op grote schaal verspreid, ondanks het feit dat een complete set die op perkament was getranscribeerd hetzelfde zou hebben gekost als een goede villa. Velen namen genoegen met samenvattingen of de hoofdstuktitels (epitomen genoemd) en daardoor hebben we een prikkelend idee van de inhoud van de ontbrekende boeken. Er wordt al eeuwen naar de ‘verloren Liviussen’ gezocht. In de zesde eeuw wordt er nog over het volledige werk geschreven, maar de moderne wetenschap diept nog steeds fragmenten uit oude manuscripten op.
Livius schijnt getrouwd te zijn geweest. Een inscriptie die archeologen in Padua hebben opgegraven kan naar Livius verwijzen. Als dat inderdaad het geval is, heette zijn vrouw Cassia Prima. De inscriptie verwijst ook naar twee zonen en we weten dat Livius aan één zoon schreef en hem aanspoorde om Demosthenes te bestuderen. Ofwel deze zoon, ofwel een andere, wordt genoemd als de auteur van een geografisch werk en een latere schrijver verwijst naar Livius’ dochter, die trouwde met een retoricus genaamd Lucius Magius.
Het beeld dat uit de bronnen en uit Livius’ eigen teksten naar voren komt is dat van een geniale en getalenteerde man die omging met de machtigen (hij moedigde de toekomstige keizer Claudius aan om zijn geschiedenis op te schrijven, hoewel er geen bewijs is dat hij, zoals wordt gesuggereerd, Claudius’ privédocent was), maar wel stevig met beide benen op de grond stond. Als, zoals velen hopen, er nog meer van Livius’ werk ontdekt wordt onder het woestijnzand of in een verwaarloosd palimpsest, dan heeft een van Rome’s grootste historici het nageslacht misschien nog meer te schenken.
Boek: Gifmengsters, gladiatoren en geleerden – Joanne Berry & Philip Matyszak