Van Stipriaan: Auteurs ‘Willem van Oranje’ kunnen beter eerst hun “studie eens afmaken”

9 minuten leestijd
Van Stipriaan: "Auteurs 'Willem van Oranje' kunnen beter studie eens afmaken"
Afgelopen vrijdag verscheen op Historiek het opiniestuk Wordt het verleden van Willem de Zwijger voor ons verzwegen? waarin auteur Aron Brouwer reageerde op een kritische NRC-recensie van René van Stipriaan over zijn pas verschenen boek Willem van Oranje. De opportunistische Vader des Vaderlands. Voor Van Stipriaan aanleiding nog een keer in de pen te klimmen, en de jonge historicus uit te leggen wat er in zijn ogen allemaal schort aan het veelbesproken boek over de Vader des Vaderlands. De kritiek is niet mals.


Beste Aron,

Dan doen we het nog maar eens dunnetjes over. Op het gevaar af de naam te krijgen dat ik wel erg hard omga met tere studentenzieltjes voel ik me gedwongen je nog een paar zaken wat duidelijker uit te leggen dan ik al deed in mijn recensie in NRC Handelsblad. Je vraagt er om. Het betoog op Historiek maakt het er niet beter op, net als het interview in Folia menigeen die tot dat moment nog dacht dat er ook een andere kant aan het verhaal moest zitten, er alsnog van overtuigde dat er bij jullie echt een paar wetenschappelijke steken los zitten. Jullie betoog over Charleroi is bizar. Het getuigt niet alleen van minachting voor het vak, maar ook van minachting voor de lezer. Schermen met diens onbegrip om hem vervolgens verzinsels op de mouw te spelden is schaamteloos. Als lezers stelselmatig iets niet begrijpen, heb je het niet goed opgeschreven.

Willem van Oranje. De opportunistische Vader des Vaderlands
Willem van Oranje. De opportunistische Vader des Vaderlands
Jullie gekeuvel in Folia over Oranjes verhouding met het ‘graafschap’ (sic) Orange raakt kant noch wal. Ik laat dat nu even rusten, maar dat jullie het idee hebben de eersten te zijn die sinds de negentiende eeuw iets hebben geschreven over de vervolging van protestanten in opdracht van Willem van Oranje, zegt even veel over jullie gebrekkige kennis van de vakliteratuur als over jullie gemankeerde zelfbeeld. Kijk maar eens even in het proefschrift van H. Klink uit 1997 (p. 165 e.v.), dan krijg je meteen wat nuttige context mee.

Hetzelfde geldt voor Katzenelnbogen. Nogmaals, de hele kwestie draait om feodale aanspraken op het graafschap, een sinds 1500 eindeloos voortgaande ruzie tussen het huis van Nassau en het veel machtiger huis van Hessen, dat het graafschap, ondanks zwakke papieren, bezet hield. De Dillenburgse tak van de Nassau’s bleef dat aanvechten. De argumenten die je in je artikel op Historiek aandraagt, getuigen van weinig kennis van de feodaliteit, en van Willem van Oranje. Want dat Oranje erop uit was het kasteel ‘met directe bezittingen’ (?) te ‘bemachtigen’ is onzin. Oranje stond er formeel helemaal buiten; het was een kwestie die zijn vader aanging, en de Duitse tak van het huis Nassau, en daar maakte Oranje sinds 1544 geen deel meer van uit. Hij was er wel op allerlei manier in familieverband bij betrokken. Overigens geen reden om er in jullie snelle boekje zolang bij stil te staan. Dat je meent dat deze en andere aperte fouten die ik noem (en die je voor een groot deel wijselijk buiten beschouwing laat) ‘missers’ van mij zijn is een gotspe. Ik gun je je alternatieve waarheid, maar als je iets laat drukken, zul je verantwoording moeten afleggen.

Jullie hebben duidelijk iets met militaire bouwwerken: kastelen en nog meer met forten. Zoals ik in de NRC al liet uitkomen klopt er van het verhaal over het bouwen van een ‘fort’ (bedoeld is de bouw van de vestingstad Philippeville) bar weinig. Er is voor de lezer geen touw aan vast te knopen – het enige idee dat hij er aan overhoudt is dat Oranje tegen de zin van zijn superieuren in zo graag zijn eigen fortje wil. Er staat bijvoorbeeld: ‘Voor het gemak besloot hij zijn fort vlak ten noorden van de Marienburg te bouwen, zodat hij tegelijkertijd de belegering kon overzien.’ Hier staat gelukkig een noot bij, want ik was meteen razend nieuwsgierig waar dit vandaan kwam. Het klinkt behoorlijk onzinnig: een vestingstad bouwen in het directe schootsveld van een andere vestingstad. In noot 11 wordt verwezen naar een brief van Oranje aan zijn vrouw Anna van Buren, van 16 september 1555. Daar is helemaal geen sprake van een locatie, er staat alleen dat hij ‘vreest’ dat er binnenkort weer een nieuwe vestingstad gebouwd zal moeten worden, waaruit al blijkt dat hij er zelf niet meteen op zat te wachten. De besluiten over de exacte locatie vallen pas weken later. Overigens liggen Philippeville en Marienbourg hemelsbreed meer dan tien kilometer uit elkaar.

Dit is zo’n beetje het niveau. Het klopt zelfs niet bij benadering.

Laten we het even over August van Saksen hebben. Aron, hou je vast. Dat gehaspel met oom, peetoom en vader, ach ik was nog geneigd er niet zo’n punt van te maken, er staat wel grotere onzin in het boek. Maar op p. 68 wordt August ook nog eens grootvader van die arme Anna (geen wonder dat ze naderhand nogal in de war raakte). Er staat het volgende:

‘Aan August van Saksen schreef Hessen: “Heeft Duitsland geen lutherse prinsen meer, zodat hij [August] zijn kleindochter moet afstaan aan een ongelovig papist?’

Willem van Oranje. Een biografisch portret - A.Th. van Deursen
Willem van Oranje. Een biografisch portret – A.Th. van Deursen
Het eerste wat ik dacht was: wat is er met die altijd zo messcherpe Filips van Hessen aan de hand? Vroegtijdige dementie, dat hij niet meer weet dat het hier om Augusts nichtje gaat? Gelukkig ook hier een noot (dat is lang niet altijd het geval bij allerlei wonderlijke beweringen, dit terzijde). De noot verwijst naar de korte biografie van A.Th. van Deursen, Willem van Oranje. Een biografisch portret (1995), en daar staat (p. 26):

‘Want Anna van Saksen had verwanten die niet enthousiaster reageerden dan de Spaanse koning, met name haar grootvader Filips van Hessen. Had Duitsland geen lutherse prinsen meer, dat hij zijn kleindochter moest afstaan aan een ongelovige papist?’

Zoek de verschillen. Hoeveel kan er misgaan bij het verwerken van twee regeltjes tekst? Het citaat blijkt geen citaat maar een vrije parafrase van Van Deursen. En de ‘hij’ verwijst niet naar August van Saksen, maar naar Filips van Hessen. Dat August van Saksen de geadresseerde is van het niet-bestaande citaat, komt uit een dikke duim. Dit noemen we sinds een paar weken nepnieuws. Dat onderweg de verleden tijd in de tegenwoordige tijd verandert, zullen we maar niet tellen.

Dit gerommel met andermans werk is symptomatisch voor jullie boekje. Jullie hebben het in een jaar bij elkaar geraffeld, lopen jullie overal trots te vertellen. Niet minder dan 13.000 brieven van en aan Oranje gelezen, veelal in hondsmoeilijke handschriften. Twee uur ’s middags pas beginnen, daarvoor eerst nog wat in een koffiezaakje rondhangen ‘puur en alleen om op gang te komen. Om de creatieve juices te laten flowen, en zo.’ Er werd tot twee uur wel gelezen, maar ‘niks over Willlem van Oranje’. Geen wonder dat je dan tijd te kort komt en je het van je ‘creatieve juices’ moet hebben. Hoe dat dan in zijn werk gaat is te zien als jullie aan de biografie van K.W. Swart een passage ontlenen over een mogelijke moordaanslag in opdracht van Oranje op Don Juan. Dit moet meteen aantonen dat Oranje ‘dubbel en dwars’ zijn bijnaam ‘de Zwijger’ waarmaakte. Eerst de passage bij Swart waarnaar verwezen wordt:

Omstreeks dezelfde tijd voerde de prins een gesprek met een Duitse legerkapitein die zich sterk maakte een soortgelijk waagstuk te kunnen verrichten. Gedurende dit onderhoud kauwde Oranje lange tijd aan het koord van zijn maliënhemd zonder zijn instemming met de moorddadige voornemens van de kapitein te betuigen. Toen deze laatste echter te kennen gaf dat hij bang was geworden dat zijn aanslag zou mislukken en hij hiervoor met zijn leven zou moeten boeten, bewaarde Oranje enige tijd het stilzwijgen, opnieuw het koord van zijn hemd in de mond nemende, om ten slotte erbij de kapitein op aan te dringen zijn moordplannen ten uitvoer te brengen. (K.W. Swart, Willem van Oranje en de Nederlandse Opstand 1572-1584 (1994) p. 112)

Hoe moeilijk is het om dit een beetje ordentelijk samen te vatten:

‘In plaats van te spreken zou hij tijdens een ontmoeting met een Duitse legerkapitein bijvoorbeeld de hele tijd aan het koord van zijn maliënhemd zuigen. Zo gaf hij niet expliciet, maar stilzwijgend toestemming voor de moordplannen waarmee hij de legerkapitein opzadelde.’ (p. 149)

Wat bij Swart expliciet is, wordt bij jullie impliciet; met als gevolg dat we er weer een mythe bij hebben over de betekenis van de bijnaam ‘de Zwijger’.

Willem van Oranje in 1554
Willem van Oranje in 1554
Wanneer ik opmerk dat veel gezaghebbende literatuur in jullie notenapparaat ontbreekt, dan helpt het je niet dat je verwijst naar die ene keer dat Geoffrey Parker ter sprake komt. Het betreft een verwijzing naar Imprudent King, Parkers meest recente biografie van Filips II. Het standaardwerk The Dutch Revolt ontbreekt pijnlijk; het had in ieder geval de schimmige internationale context waarin jullie Oranje laten opereren en zijn misdaden laten begaan, een eind kunnen ophelderen en ook veel ongenuanceerde oordelen over Oranje kunnen relativeren. De wrede oorlogspraktijken van Oranje zijn ook die van Hendrik II, Catharina de’ Medicis, Elisabeth van Engeland en vele anderen die in deze jaren tegenover elkaar stonden.

Dat ik Parker in mijn rijtje opnam was ingegeven door mijn vermoeden dat jullie Imprudent King helemaal niet hebben gelezen. Of er in ieder geval weinig van hebben opgestoken. Neem de passage waarin jullie Oranje aan de schandpaal nagelen vanwege zijn voortdurende neiging om land onder water te zetten. Filips II hield zich verre van dergelijke praktijken, moet ik bij jullie begrijpen:

‘De hertog van Alva had meermaals gevraagd of hij dit ook mocht doen, maar keer op keer reageerde Filips dat hij zijn onderdanen niet in onbeschrijflijke ellende wilde storten. Hoe ernstig en wanhopig de strijd in de Nederlanden er ook uitzag, de vorst heeft zijn bevelhebbers hier nooit toestemming voor gegeven.’ (p. 180)

Wat een aardige man was die Filips toch, in vergelijking met Oranje! Ook hier krijgen we een verwrongen voorstelling van zaken. Parker gaat in Imprudent King uitgebreid in op Filips’ visie op inundaties naar aanleiding van een verzoek van Alva’s opvolger Requesens in 1574 om Holland volledig te mogen verwoesten en waar het maar kan te laten overstromen. Filips II laat hier zijn gedachten over gaan, en hij is er op tegen. Tot zover geen groot probleem. Maar dan zijn argumentatie: hij vreest dat er zo wel heel veel vruchtbaar land (en dus belastingopbrengst) definitief verloren zou gaan; bovendien zou het veel schade voor zijn reputatie opleveren. Het recept dat Filips (die het zo goed voor heeft met zijn onderdanen) aan de hand doet is: brandschatten, dat is veel beter, want daar kun je op mee ophouden zodra er om genade wordt gesmeekt (Imprudent King p. 217/8).

Beste Aron, ik houd er ook mee op, want ik kan eindeloos aan de gang blijven. Nog een paar opmerkingen. Jullie zijn duidelijk nogal tevreden over jezelf: ‘Wij hebben gekozen voor een compleet andere aanpak en stijl. Spannend, een beetje brutaal, en in ieder geval niet langdradig.’ Eigen roem stinkt niet meer, ook dat is even wennen. ‘Dit is wat bij ons past, dit is onze niche.’ Je moet maar durven, terwijl jullie tekst wemelt van de oubollige clichés: veel ‘streepjes voor’, er worden vuisten gemaakt, dingen gebeuren ‘als nooit tevoren’, Oranje is ‘in zijn nopjes’ (terwijl hij ‘licht aan het einde van de tunnel’ zag!), en ‘dit liet Willem zich geen twee keer zeggen’. Het is de taal van de Kameleon-serie uit de tijd van de gebreide borstrokken.

En ondertussen vraag ik me af wat je toch bedoelt met ‘onze niche’.

Lof der botheid. Hoe de Hollanders hun naïviteit verloren
Lof der botheid. Hoe de Hollanders hun naïviteit verloren
Het is opvallend dat alle kwaliteitsfilters bij het tot stand komen en verschijnen van jullie boek niet lijken te werken: niet die bij de opleiding, niet die bij de uitgeverij, niet bij DWDD en andere media. Zo langzamerhand wordt duidelijk dat veel Nederlanders niet zozeer een verkeerd beeld van Willem van Oranje hebben – ze hebben zonder meer geen beeld van hem. Iedereen mag er nu de grootst mogelijke ongenuanceerde onzin over verkopen: ‘Er is al nuance genoeg over Willem van Oranje,’ zo quootte Foliajullie deze week. Jullie niche is kennelijk het exploiteren van onwetendheid en goedgelovigheid.

Dank voor je woorden over mijn Lof der botheid. Dat je mijn stijl ‘serieus, zwaar’ vindt; beschouw ik in deze context als een groot compliment. Dat je van mij tolerantie verwacht, doet vermoeden dat je niet weet wat ‘tolerantie’ inhoudt. Verdraagzaamheid brengen we in ons vak op voor andere opvattingen en methoden, en ook voor de fouten die we allemaal wel maken. Voor gemakzucht, slecht overschrijven, domme fouten, tendentieuze praat en schaamteloos gepoch is de tolerantie niet uitgevonden.

Dank ook voor de uitnodiging voor het gezellige gesprek in jullie lokale kroeg. Het lijkt me eerder tijd dat jullie de studie eens afmaken. En dan niet je schrijfsels over Oranje laten beoordelen door een Duitsland-Forscher maar eerst eens college lopen bij Paul Knevel en Geert Janssen, twee eminente zestiende-eeuw-deskundigen aan de UvA. En de universiteitsbibliotheek van Amsterdam is iedere avond tot middernacht open. De enige ‘juices’ die in ons vak plegen te ‘flowen’ zijn zweetdruppels.

Met vriendelijke groet,

~ René van Stipriaan
Dit artikel is een reactie op het opiniestuk ‘Wordt het verleden van Willem de Zwijger voor ons verzwegen?‘ dat eerder op Historiek verscheen.

Boek: Willem van Oranje. De opportunistische Vader des Vaderlands

0
Reageren?x
×