“De een houdt van asperges, de andere van Parijs, de derde van vioolmuziek, maar ik houd van…” Wie niet weet welk woord in deze liedtekst ontbreekt, heeft waarschijnlijk nooit de tekenfilm Als je begrijpt wat ik bedoel uit 1983 gezien. Het was de eerste en is nog altijd vrijwel de enige in Nederland geproduceerde avondvullende animatiefilm voor jong en oud. Het hoofdpersonage is Olivier ‘Ollie’ B. Bommel, de populaire creatie van stripauteur Marten Toonder. Een antropomorfe beer die woont in kasteel Bommelstein te Rommeldam, waar hij samen met andere zich menselijk gedragende dieren, waaronder zijn jonge vriend Tom Poes, avonturen beleeft.
Altijd al was het een droom van Toonder om de deftige beer van stand, die immer gekleed gaat in een geel jasje met rood ruitjespatroon, op het beeldscherm tot leven te wekken. Hij noemde tekenfilms ook wel “het toppunt van de strip”. Filmproducent Rob Houwer, die eerder samen met regisseur Paul Verhoeven verantwoordelijk was voor grote filmklassiekers als Turks fruit (1973) en Soldaat van Oranje (1977), bracht een budget van drie miljoen gulden mee om deze droom te realiseren. Bijna drie jaar werd er aan gewerkt voordat de film op 2 februari 1983 in première ging. Het succes was groot en zelfs prinses Juliana en prins Bernhard behoorden tot de liefhebbers. Op IMDB.com heeft de film nog altijd een score van 7,4/10.
Tom Poes
De ontstaansgeschiedenis van Als je begrijpt wat ik bedoel begint op 16 maart 1941 als in dagblad De Telegraaf een nieuwe stripreeks verschijnt, genaamd De avonturen van Tom Poes. Het was niet het eerste werk van de op 2 mei 1912 in Rotterdam geboren Marten Toonder, maar zou wel uitgroeien tot zijn succesvolste. Geïnspireerd door Amerikaanse striptijdschriften wist de zoon van een koopvaardijkapitein na afronding van de HBS precies wat hij wilde worden: striptekenaar. Tegen de verwachting van zijn vader in lukte het hem al snel om hiermee zijn brood te verdienen. Hij bedacht enkele stripreeksen voor kranten en werkte als illustrator van onder andere boekomslagen. De oorlog gaf hem het zetje dat hij nodig had om landelijk door te breken. Vanaf 1941 stopte namelijk de levering van Mickey Mouse-verhalen vanuit de VS en moest De Telegraaf op zoek naar een nieuwe strip. Dat de krant onder toezicht van de Duitse bezetter stond en dat hij als tekenaar lid moest zijn van de Nederlandsche Kultuurkamer, verantwoordelijk voor de censuur en ‘ontjoodsing’ van de Nederlandse cultuur, was voor Toonder geen reden om medewerking te weigeren.
Tom Poes fungeerde in bezettingstijd dus als vervanger van Mickey Mouse. Anders dan bij de Amerikaanse strips waren illustraties en tekst in het werk van Toonder van elkaar gescheiden. In het derde jaar na verschijning deed Olivier B. Bommel zijn intrede, eerst nog als bijfiguur. Na vrijwel dagelijks te zijn verschenen, werden krantenlezers op 21 december 1944 teleurgesteld met de mededeling dat Tom Poes ziek was en voorlopig niet meer in De Telegraaf zou verschijnen. In werkelijkheid had Toonder zich ziek gemeld, nadat hij door een bevriende arts manisch-depressief was verklaard. Zijn ziektemelding had mede te maken met de steeds meer nationaalsocialistische en antisemitische koers die de krant voer. De benoeming tot hoofredacteur van Henri ‘Hakkie’ Holdert jr., die in de Waffen-SS aan het Oostfront had gediend, vormde waarschijnlijk de druppel die voor de striptekenaar de emmer deed overlopen. Tom Poes zou pas na de oorlog, in 1947, terugkeren in zowel de Nieuwe Rotterdamsche Courant als De Volkskrant.
Deel van ‘Tom Puss und das Geheimnis der Grotte’
Collaboratie en verzet
In bezettingstijd deed Toonder al een eerste poging om Tom Poes op het witte doek te krijgen. Hij ging hiervoor in zee met de Duitse firma Degeto Film. ‘Tom Puss und das Geheimnis der Grotte’ – een bewerking van de eerste Tom Poes-strip Het geheim van de blauwe aarde – werd echter nimmer voltooid. Het is Toonder na de oorlog vaak verweten dat hij zo lang werkte voor de pro-Duitse krant en collaboreerde met de bezetter. Hij was echter verre van een nazi-sympathisant. Vanuit zijn studio aan de Nieuwezijds Voorburgwal in Amsterdam steunde hij heimelijk het verzet. Op dit adres had hij ruim honderd medewerkers in dienst, onder wie onderduikers, die dankzij hun werkzaamheden voor onder meer de Tom Poes-film uitgezonderd waren van de Arbeitseinsatz. Naast hun legitieme werk hielden Toonder en zijn medewerkers zich bezig met het vervalsen van briefpapier, stempels en handtekeningen ten bate van het verzet. Onder de dekmantel van Toonder Hulpstudio 2 werd in de Spuistraat een geheime drukkerij opgezet, genaamd David (De Algemene Vrije Illegale Drukkerij). Hier werd het satirische blad Metro gedrukt met daarin ook illustraties van Toonder zelf.
Gloriejaren
De gloriejaren beleefden Marten Toonder en de Toonder Studio’s na de oorlog. Tom Poes en Olivier B. Bommel bleven aan de basis staan van het succes. Uitgeverij De Bezige Bij bundelde de verhalen die vooral aftrek vonden bij volwassenen en voor de jongere lezers verschenen in weekblad Donald Duck ballonstrips. Olivier B. Bommel ging gaandeweg Tom Poes overvleugelen. De tekeningen waren gedetailleerder dan in oorlogstijd en kenmerkten zich door de aandacht waarmee landschappen werden vormgegeven. Rommeldam deed met zijn schots en scheve, nostalgische huisjes denken aan het werk van Anton Pieck. Naast het genoemde duo speelden ook andere personages een terugkerende rol in de reeks, onder wie butler Joost, levensgenieter Wammes Waggel, politiecommissaris Bulle Bas en de boeven Bul Super en Hiep Hieper.
De Nederlandse taal werd dankzij de Bommelverhalen verrijkt met woorden als ‘denkraam’ en ‘minkukel’ en met uitspraken als ‘kommer en kwel’ en ‘Als je begrijpt wat ik bedoel’. Laatstgenoemde is de gevleugelde uitspraak van Olivier B. Bommel en was aldus een vanzelfsprekende titel voor de animatiefilm.
Zwelgje
Het idee voor de film werd geboren in 1979 en was ook van Rob Houwer een langgekoesterde wens. Hij schreef een brief om zijn plan voor te leggen aan de inmiddels in Ierland wonende Marten Toonder. De filmregisseur verklaarde hierover in 1982:
Het duurde nog een half jaar voordat Houwer en Toonder het erover eens werden dat het verhaal Heer Bommel en de zwelbast uit 1957 als basis moest dienen voor de film, waarin ook elementen uit andere verhalen toegevoegd zouden worden. Houwer en Toonder namen de artistieke leiding op zich en voor de regie werden Harrie Geelen, Bjørn Frank Jensen en Bert Kroon aangesteld. De drie werkten ook mee aan het scenario. Het filmverhaal draait om de vondst van een mysterieus ei in de tuin van kasteel Bommelstein na een hevig nachtelijk onweer. De volgende dag verschijnt een draakje uit het ei dat Olivier B. Bommel als zijn vader ziet. Ondanks waarschuwingen van zijn butler Joost, die in een boek had gelezen over de gevaarlijke zwelbast die zijn ei legt bij volle maan op vrijdag de dertiende (als “de zwel” in het weer zit), adopteert de beer het monstertje dat hij lieflijk Zwelgje noemt. Als Zwelgje boos is of kwaad in ze zin heeft, groeit hij uit tot een gevaarlijk monster om weer te krimpen als hij verdrietig of bang is. De adoptie van Zwelgje levert Bommel uiteindelijk grote problemen op; hij wordt verstoten door de burgerij van Rommeldam en belandt in de gevangenis.
Onderdeeltje van een groter geheel
Sinds Tom Puss und das Geheimnis der Grotte waren enkele korte animatiefilms geproduceerd door de Toonder studio’s, maar die verbleekten bij het werk dat nodig was voor de avondvullende productie. Aan het begin van de jaren 80 was het maken van een tekenfilm nog grotendeels handwerk. In kasteel Nederhorst in het Noord-Hollandse dorp Nederhorst den Berg, waar Toonder Studio’s in 1967 zijn intrek had genomen, werkten zeventig tekenaars gedurende bijna drie jaar aan de film. De personages en andere bewegende elementen werden op doorschijnbare vellen getekend en met verf ingekleurd. Deze vellen (cellen genoemd) werden soms met meerdere tegelijk op een van de ruim 700 statische achtergronden geplaatst. Zo werden circa 125.000 losse filmbeelden opgenomen die pas in beweging kwamen als ze na elkaar afgespeeld werden. Over dit handwerk in teamverband verklaarde Toonder zelf:
“Iedereen is maar een onderdeeltje van een groter geheel, maar alleen vaklieden kunnen zien hoe groot het aandeel is van iedereen die erbij betrokken is.”
Veel lof had de meester voor het werk van Ben van Voorn die de aquarellen schilderde die de achtergronden vormden. Zijn medewerking aan de film leverde de kunstenaar een internationale reputatie op. Hij zou na de Bommelfilm bijvoorbeeld meewerken aan twee Asterix-films van de Gaumont Studio’s in Parijs.
Reportage over de productie van de film (1982)
Stemacteurs
De animatiebeelden werden voorzien van gesproken tekst en door een orkest uitgevoerde muziek. Onder de stemacteurs waren verschillende grote namen, zoals Sacco van der Made. Hij sprak de stem in van brigadier Snuf, de rechterhand van commissaris Bulle Bas. De kijker van de Nederlandse versie van de Disney-animatieserie Ducktales (1987-1990) zal zijn stem vooral herkennen als die van Dagobert Duck. Fred Benavente sprak de stem in van Olivier B. Bommel. Benavente genoot in de jaren 60 en 70 bekendheid als regisseur van het satirische televisieprogramma Farce Majeure en was bedenker van televisieprogramma’s als Zeskamp en Spel zonder grenzen. De stem van Tom Poes was niet makkelijk in te vullen. Marten Toonder zei hierover:
“Tom Poes bezorgde ons overigens heel wat meer complicaties. Die heeft de stem van een jongen tegen de leeftijd van de baard in de keel en dat moet een beetje tof klinken. Pas na drie mislukte pogingen is het gelukt om voor Tom Poes iemand te vinden.”
De definitieve stemvertolker van Tom Poes was Trudy Libosan, die van 1969 tot 1996 als stemactrice ook bijdroeg aan onder andere De Fabeltjeskrant, De Bereboot, Nils Holgersson en Belle en het Beest. Kijkers van nu zullen waarschijnlijk de stem van de nog altijd op tv verschijnende Paul Haenen herkennen. Voor de animatiefilm sprak hij de stem in van kruidenier Grootgrut, de zeurderige Rommeldamse kruidenier. Fred Emmer, in de jaren 70 en 80 presentator van het NOS-journaal, vervulde in de film eveneens de rol van nieuwslezer. De liedjes in Als je begrijpt wat ik bedoel werden geschreven door Harrie Geelen, tot wiens oeuvre onder andere ook de titelsong van Peppi en Kokkie behoort. Hij sprak tevens de stem van Wammes Waggel in.
Première
Op 2 februari 1983 ging Als je begrijpt wat ik bedoel in première in het Tuschinskytheater in Amsterdam. Verschillende prominenten vertoonden zich op de filmvertoning en het besloten feest erna, onder wie auteur Harry Mulisch, acteurs Rijk de Gooyer en Renée Soutendijk en VVD-politici Henk Vonhoff en Ed Nijpels. Eregasten waren prinses Juliana en prins Bernhard. Ongeveer drie jaar eerder had Juliana de troon overgedragen aan haar dochter Beatrix. De Telegraaf schreef over de aanwezigheid van het prinselijk paar:
Rob Houwer zat met het prinselijke echtpaar in de koninklijke loge en was onder de indruk van de opmerkzaamheid van prinses Juliana. Hij zei:
Prinses Juliana vroeg aan mij tijdens de film naar details en ik merkte aan haar dat zij een heel goed gevoel voor dramatiek en film heeft. Zij weet net iets eerder dan het publiek hoe iets zich ontwikkelt en zij vond de film niet alleen erg leuk – ze lachte veel – maar ook heel gevoelig. En dat is ook onze bedoeling geweest.
Illegale kopieën
Eind april 1983 bracht Houwer persoonlijk een kopie van de film naar paleis Soestdijk voor de thuisbioscoop van de prinses en prins. Het was een traditie geworden dat hij een kopie van zijn films schonk aan het echtpaar. De gewone consument moest nog wachten voordat de film op VHS verscheen. Al enkele dagen na de première waren er echter al illegale kopieën in beslag genomen in videowinkels in Noord-Holland. Doordat Houwer zo slim was geweest om elke originele kopie te voorzien van een unieke beveiligingscode kon de bron snel achterhaald worden. Dit bleek een bioscoop in Zwolle, waartegen de recherche in Zwolle proces-verbaal opmaakte. De productiemaatschappij van Houwer diende een aanklacht in bij de officier van justitie. De Telegraaf schreef over de illegale kopieën het volgende:
Een nieuwe industrie
Het is maar goed dat de filmmaker niet in de toekomst kon kijken, want in het digitale tijdperk werd de illegale verspreiding van films alleen maar eenvoudiger én hardnekkiger. Waar hij het ook mis mee had was zijn voorspelling dat Nederland er met de avondvullende tekenfilm “een nieuwe industrie” had bijgekregen. De Bommelfilm werd weliswaar een succes en werd in de loop der jaren zowel in de bioscoop als op video en op televisie door miljoenen kijkers bekeken, maar zou geen vervolg krijgen. Dat de film ook in het buitenland werd gedistribueerd – in het Engelse taalgebied onder de titel The Dragon That Wasn’t (Or Was He?) – mocht niet baten. De Nederlandse filmindustrie kon de concurrentie van Disney, dat bijna jaarlijks een nieuwe animatiefilm presenteerde, niet aan.
Marten Toonder besloot drie jaar na verschijning van de film op 72-jarige leeftijd te stoppen. In bijna 45 jaar tijd had hij gewerkt aan 177 verhalen over Tom Poes en Olivier B. Bommel. Op 20 januari 1986 verscheen de laatste aflevering van de strip in de krant. Bestaande Bommelverhalen bleven nadien herdrukt worden en er volgde ook nieuw werk van tekenaars van de Toonder Studio’s. Een groot publiek als in de gloriejaren werd echter nimmer meer bereikt. Marten Toonder overleed op 27 juli 2005 in het Rosa Spierhuis in Laren. Tom Poes en Olivier B. Bommel leven voort in de harten van vele fans in binnen- en buitenland. De Toonder Compagnie houdt het werk van Toonder tegenwoordig levend. Recent verschenen in samenspraak met de organisatie bij Just Publishers nog herdrukken van de Tom Poes-boeken De Laarzenreuzen en De Watergeest.
Voor wie tot het einde heeft doorgelezen zonder te weten welk woord ontbreekt in de zin aan het begin: de oplossing is te beluisteren vanaf 5:00 minuten.