Als je op het vinkentouw zit, ben je klaar om aan de slag te gaan. Je bent zeer alert en ongeduldig wacht je om in actie te komen of om iets te zeggen. De Vlaamse variant van het gezegde is ‘op vinkenslag zitten’. Dit gezegde, evenals ‘de kop indrukken’, ‘een goede slag slaan’ en het woord ‘luistervink’, komen allemaal uit de jacht op vinken die in Nederland eeuwenlang een populair tijdverdrijf was.
Vinken waren een heerlijke lekkernij. Tot in 1912 de Vogelwet bepaalde dat de vinkerij voortaan verboden was en alleen de ‘blinde vinken’ van de slager nog toegestaan waren. Naar analogie van deze ‘blinde vinken’ maakte Nederland in 1952 ook kennis met de ‘slavink’, een rolletje gehakt met spek eromheen dat op een gebraden vinkje leek. Dit vleesproduct – bedacht door slager Ton Spoelder uit Laren – werd met sla geserveerd en ontleende daaraan zijn naam ‘slavink’.
Druipbanen
De omstandigheden voor vogelvangst waren en zijn in Nederland erg gunstig. Het Nederlandse landschap is rijk gevarieerd, de winters zijn niet extreem koud en ons land ligt op de route die trekvogels maken van en naar Scandinavië en Oostzeegebied. Hierdoor kwam de vogelvangst in Nederland goed van de grond. Vooral vinken waren populaire vogels: een beetje klein misschien, maar wel erg lekker! Om deze vogeltjes te vangen bouwde men zogenoemde ‘druipbanen’. Dit waren rechthoekige banen van circa twintig meter lengte met vinkennetten, die via een touw dichtgeklapt konden worden.
De ‘vinkenbaas’ bepaalde wanneer het een gunstig moment was om toe te slaan en gaf dan aan de vinkers, de personen die ‘op het vinkentouw zaten’ en alert moesten zijn, het sein om de netten dicht te trekken. Zaten er veel vinken in het net, dan had men ‘een goede slag’ geslagen. De vinken moesten vervolgens gedood worden, wat doorgaans gebeurde door ze tussen duim en wijsvinger ‘de kop in te drukken’. Het woord ‘luistervinken’ is ook hiervan afgeleid. Men zette lokvinken in, vaak geblindeerd met een kapje (‘blinde vinken’), die om het hardst zongen en daarmee andere vinken lokten. Sommige vinken, geïntimideerd door hun soortgenoten, gaven het zingen uiteindelijk op: dat waren dan de ‘luistervinken’.
Anderhalf miljoen
De vinkers vingen de vogels met name tijdens de najaarstrek van september tot november. De aantallen waren aanzienlijk. Bijgehouden statistieken van een vijftiental vangstplekken in de huidige provincies Zuid- en Noord-Holland – onder meer bij Wassenaar, Bloemendaal en Den Haag – duiden erop dat tussen 1739 en 1911 ruim anderhalf miljoen vinken zijn gevangen. De registraties zijn echter lang niet compleet, dus het moeten er veel meer zijn geweest.
Meer historische uitdrukkingen (en scheldwoorden)
Boek: De mooiste uitspraken van onze ouders en grootouders
– Ignaz Matthey, Vincken moeten vincken locken: vijf eeuwen vangst van zangvogels en kwartels in Holland (Hilversum: Verloren, 2002).
– http://vorige.nrc.nl/krant/article1829665.ece