Dark
Light

Emigrantengrappen: misverstanden door ‘Yankee Dutch’

Auteur:
3 minuten leestijd
Bileam en zijn ezelin - Rembrandt van Rijn, 1626 (detail)
Bileam en zijn ezelin - Rembrandt van Rijn, 1626 (detail)

Tussen 1947 en 1963 emigreren 410.000 Nederlanders – 4 procent van de totale bevolking – naar een overzees land. Vooral vanwege de beperkte economische kansen die Nederland biedt en de aantrekkingskracht van Canada, Australië en de Verenigde Staten. Op taalgebied gaan deze landverhuizers, wiens brabbeltaal ‘Yankee Dutch’ of ‘Denglish’ is gaan heten, nogal eens in de fout. Deze taalfouten leiden soms tot rare toestanden.

Lied voor vrolijke Landverhuizers
Lied voor vrolijke Landverhuizers
Het begrip ‘Yankee’ is in de Engelse taal terechtgekomen via zeventiende-eeuwse Nederlandse emigranten. De Britten gebruikten deze term – die is afgeleid van Jan-Kees, Jan-Kaas of Janneke – lange tijd als scheldnaam voor de Nederlanders in de kolonie Nieuw-Nederland, het huidige New York City. Later duidt het begrip de inwoners in het noordelijke deel van het land aan.

Lang niet alle Nederlandse taalkronkels zijn echter in de Amerikaanse taal blijven hangen. En dat is soms maar goed ook, zoals meerdere voorbeelden hieronder bewijzen.

De ezel van Bileam of Lamain?

W.C. Lamain is predikant in de Gereformeerde Gemeenten en wordt in 1947 voorganger in een immigrantenkerk in Grand Rapids, Michigan, in de Verenigde Staten. Binnen zijn kerkgenootschap heerst de overtuiging dat de mens niets is en hij alles, maar dan ook echt alles van God moet krijgen.

Ook de Engelse taal kan een mens zelf niet leren, maar hij moet vurig bidden dat God hem de vreemde taal in de mond legt. Lamain schrijft zelf in 1951 in een kerkblad:

‘Toen ik in Amerika kwam en voor dat grote probleem gesteld werd om mij in die taal te oefenen, heb ik zo vaak gesmeekt om dezelfde genade als de apostelen van Christus, die op het Pinksterfeest zomaar begonnen te spreken in andere talen. De Heere gaf dat niet, maar ik moest elk woord gaan leren en dan nog leren om het goed uit te spreken, dat het geen bespotting wordt voor de mensen. Die apostelen ben ik al lange tijd kwijt en ik heb later zo menigmaal in stille afzondering, als ik mijn nood bij de Heere heb mogen brengen, gezegd: och Heere, Gij hebt toch eenmaal de ezel van Bileam ook laten spreken. Daar is toch niets te wonderlijk voor U? Maar vrienden, ge begrijpt wel, dat is wat een vernedering voor de mens om daar terecht te komen. Achteruit. Achteruit, dat is de weg Gods en daar moeten wij voor ingewonnen worden. Onze natuur is er een vijand van.”

Een predikant uit een wat nuchterder protestants kerkgenootschap reageert sarcastisch op Lamain, door te stellen dat je pas een ezel bent als je de taal niet wilt leren. En juist omdat een mens geen ezel is, kán hij een andere taal leren, aldus deze criticaster.

Quiet night, eh?

Een andere en meer bekende taalanekdote is die van een Groninger landverhuizer, die ’s avonds op het dek van een emigrantenschip naar de hemel staart. Wanneer een Amerikaanse toerist hem vergezelt en de opmerking maakt ‘What a quiet night, eh?’, antwoordt de Groninger na drie minuten met een peinzend gezicht: ‘Tsja, ’k wait ’t ook nait!’

Push, push, push!

Push, poes, push
Push, poes, push
(Straatkat – Foto: stock.xchng)
Een pijnlijker voorbeeld is dat van een Nederlandse immigrant die last van zijn gebit heeft, daarom naar zijn Canadese buren gaat en zegt: ‘I have a pain in the bek!’. Waarop zijn buren hem prompt naar de fysiotherapeut sturen in plaats van naar de tandarts.

Of neem de ervaring van een barende Nederlandse vrouw in een Australisch ziekenhuis. Wanneer de verloskundigen ‘push, push, push!’ schreeuwen, vraagt de vrouw zich vertwijfeld af waarom deze geboorteprofessionals zich drukker maken over een loslopende poes dan over een in nood verkerende vrouw met persweeën.

Rooms…

Een laatste voorbeeld van hoe het op taalniveau kan misgaan is dat van een hervormde immigrant in Canada, die kort na aankomst met een vriend wat sightseeing doet in de regio. Uit het raam van de auto kijkend, vraagt de nieuwkomer zich af waarom de katholieke immigranten zoveel reclame maken voor hun geloof en de hervormden niet. Hij ziet namelijk overal bordjes met het woord ‘rooms’ erop, maar leest nergens ‘hervormd’. De schrik slaat de arme man om het hart: hij denkt dat hij in een gebied beland is waar activistische katholieken de dienst uitmaakten. En dat hij er door zijn vriend (die zijn emigratie heeft geregeld) ingeluisd is.

Bronnen

Zie voor de primaire bronnen:
E. Koops, De dynamiek van een emigratiecultuur. De emigratie van gereformeerden, hervormden en katholieken naar Noord-Amerika in vergelijkend perspectief (Hilversum: Verloren, 2010) 314-316.

Enne Koops (1978-2023) was historicus en docent geschiedenis en maatschappijleer aan het Rietschans College in Ermelo. Zijn interesse ging uit naar onderwerpen als religie- en cultuurgeschiedenis, oorlogen, migratie, en de geschiedenis van Noord-Amerika, Nederland en Duitsland. Publiceerde vele artikelen op Historiek. Zie ook: In memoriam

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 50.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:

Gratis nieuwsbrief

Meld u aan voor onze wekelijkse nieuwsbrief (51.015 actieve abonnees)


Mede dankzij onze donateurs zijn al onze artikelen gratis te lezen. Op Historiek vindt u dus geen PREMIUM artikelen of 'slotjes'.

Steun ons ook

×