In de negentiende eeuw was studeren alleen voor een kleine groep studenten weggelegd. Maar net als tegenwoordig waren vrienden en drank vaste onderdelen van het studentenleven.
De Nederlandse studentenpopulatie was in de negentiende eeuw zeer klein. In Utrecht studeerden tussen 1845 en 1875 in totaal drieduizend studenten. In 2009 telde Utrecht er bijna dertigduizend. Meisjes mochten nog niet studeerden, het was mannen onder elkaar dus. Vriendschappen voor het leven waren dan ook een belangrijk studentenideaal. Bijna iedereen hoorde bij de studentenvereniging.
Maar waren de leden van dit selecte groepje studenten ook allemaal rijk? “Nee”, zegt Willem Otterspeer, hoogleraar universiteitsgeschiedenis aan de universiteit Leiden. “Het grootste deel van de studenten hoorde bij de hoge middenstand, maar er waren ook armere studenten. Zij studeerden met financiële hulp van familie, een rijkere oom bijvoorbeeld.”
Bijna alle studenten woonden op kamers, vertelt Otterspeer. “De hospita verzorgde de was, maar de maaltijden werden meestal op de sociëteit genuttigd.” Over het eten klaagden studenten trouwens steen en been. In 1849 beschreef een Leidse student het dagelijkse menu: ‘rot vleesch, aangebrande groenten en bedorven aardappelen’. Maar de drank vloeide rijkelijk. De Leidse sociëteit schonk wijn, bier, jenever en aan het einde van de negentiende eeuw zelfs liters champagne.
![Jacob van Lennep in 1832 - Tekening van W. Grebner en P. Velijn uit 1832](https://historiek.net/wp-content/uploads-phistor1/2013/08/jacob-van-lennep-1.jpg)
Naast alle nevenactiviteiten moest er natuurlijk gestudeerd worden. Studenten deden een jaar of vijf over hun studie. Volgens Otterspeer waren de studies over het algemeen zwaarder dan tegenwoordig. De meeste studenten werkten hard, zegt hij. “Maar je had natuurlijk carrièrejagers en luiwammesen, dat is niet veranderd.”