Terwijl de Prins van Oranje op 30 november 1813 in Scheveningen landde vielen rond Arnhem ruim 2000 doden en gewonden. Dat is de onbekende schaduwzijde van die historische dag, toen de Nederlandse onafhankelijkheid begon. De veronderstelling dat Holland ‘vrij’ was is een voorbeeld van randstedelijk denken.
In grote delen van het land waren de Fransen nog lang niet weg en om Arnhem werd verbeten gevochten. In Delfzijl zouden ze tot april 1814 blijven. Pas toen de Franse keizer naar het Italiaanse eiland Elba werd verbannen besefte de verdediger van Delfzijl, kolonel Maufroy, dat Napoleon echt gevallen was.
De nasleep van de Franse bezetting in het Nederlandse vorstendom heeft vrijwel uitsluitend regionale betekenis. Maar terwijl de landelijke festiviteiten, in aanwezigheid van koning Willem-Alexander en koningin Maxima, in het teken staan van de Prins van Oranje, staan ook Arnhem en de Veluwezoom rond 30 november uitvoerig stil bij gebeurtenissen van tweehonderd jaar geleden. Bij de gevechten van de Pruisen en de Kozakken met de Fransen; zie aan het eind van dit artikel.
Het Arnhemse verhaal was aanleiding voor het historische genootschap Prodesse Conamur (sinds 1792) en de Stichting Geschiedschrijving Arnhem om ‘die eeuwig gedenkwaardige dag van Arnhemsch moordtoneel’ te herdenken in een bijzonder informatief boek, Arnhem 1813 – Bezetting en bestorming. Zeven specialisten geven samen een fascinerend inzicht in de bloedige ‘Eerste Slag om Arnhem’ (de tweede kwam in 1944; de derde in 1945) en bovendien in de geschiedenis die er aan vooraf ging: de Franse bezetting. We hebben er meer aan te danken dan we denken.
Franse bezetting
In Arnhem 1813 wordt de ‘Franse tijd’ uitvoerig beschreven. De fascinerende geschiedenis van de Bataafse Republiek, de Franse vazalstaat Koninkrijk Holland onder Lodewijk Napoleon en de daaropvolgende annexatie door het keizerrijk van Napoleon Bonaparte van wat ooit ‘de Republiek’ was is ongetwijfeld ook illustratief voor de rest van Nederland, waardoor het boek méér biedt dan alleen regionale geschiedenis.
De laatste regeringsjaren van stadhouder Willem V werden gekenmerkt door politieke tegenstellingen. Veel Patriotten, de tegenstanders van Oranje en de Orangisten, hadden uit lijfsbehoud de wijk genomen naar het buitenland. Onder invloed van zijn revolutie verklaarde Frankrijk bijna al zijn buren de oorlog. In 1794 en ’95 drongen Franse troepen – over het bevroren ijs van de grote rivieren – de Republiek binnen. De corrupte stadhouder week uit naar Engeland, samen met zijn toen 22-jarige zoon Willem Lodewijk, en bijna niemand dacht dat ze ooit weer terug zouden komen.
Arnhem viel op 17 januari 1795 ‘zonder slag of stoot’ in handen van Franse troepen. De bevolking zag dat allerminst als een bezetting. Arnhemse meisjes dansten op de Markt met Franse officieren rond de vrijheidsboom om de komst van ‘vrijheid, gelijkheid en broederschap’ te vieren. De Bataafse Republiek werd opgericht en de orangisten verdwenen uit het stadsbestuur.
Ze kwamen in 1801 weer terug, want de Bataafse revolutionairen hadden hun idealen niet waar kunnen maken en de Bataafse Republiek beleefde al zijn derde staatsgreep. Het land werd het Bataafse Gemenebest en veel oude regenten keerden terug op de plaatsen die ze gedwongen hadden verlaten. Tot 1806, want in Frankrijk was Napoleon Bonaparte aan de macht gekomen en die maakte van de voormalige republiek een heuse monarchie: de vazalstaat Koninkrijk Holland onder leiding van zijn broer Lodewijk Napoleon. Die maakte zich door zijn oprechte belangstelling echter zelfs populair onder de bevolking, tot ergernis van zijn broer, die zijn eigen experiment weer de nek omdraaide. Holland werd in 1810 geannexeerd door het Franse keizerrijk. Voortaan golden er de Franse wetten.
Orde en regelmaat
Het was niet alleen maar kommer en kwel, leert het hoofdstuk ‘Leven en overleven tijdens de Franse bezetting, 1810-1813’. Arnhem werd de hoofdplaats van het departement van de Boven-IJssel (Département de l’Issel Supérieur), wat zorgde voor een groeiend aantal ambtenaren en een toename van de werkgelegenheid. Het historische gebouw De Prinsenhof moest wijken voor een nieuwe Prefectuurraad (l’Hotel de Préfecture) maar Napoleon zette het slopen van de stadswallen, dat door zijn broer was toegestaan, weer stop.
Keizer Napoleon regeerde allerminst met de Franse slag. Er kwam een eind aan de anarchistische gewoonte dat de Arnhemmers de overheidsgebouwen maar binnenliepen als het ze zelf uitkwam; er kwamen officiële bezoektijden. En in verband met een gestroomlijnde informatiestroom werden in 1811 allerlei ‘politique blaadjes’ opgeheven en was overheidsinformatie voortaan te lezen in het Staatkundig Dagblad; een ander woord voor censuur. Het was zaak het nieuws goed te lezen, want bijna wekelijks werd er wel iets veranderd op het gebied van belastingen, religie, onderwijs of leger.
Ook maakte de Franse overheid een rigoureus einde aan de bestaande chaos van maten en gewichten. De inhoud van biervaten, ketels, kuipen en bakken moest aan Franse normen gaan voldoen en wie meende zijn eigen maten te handhaven stond verbeurdverklaring te wachten. Tabak mocht alleen maar ‘inlands’ zijn (de overzeese tabak was door de Franse blokkade van Engeland sinds 1806 alleen als smokkelwaar verkrijgbaar, net als andere uitheemse producten). ‘Het leek wel of Napoleon de herbergklanten hun voorliefde van het roken van een (Goudse) pijp misgunde’.
Prijspolitiek
Ook de prijzen werden in de hand gehouden. In het voorjaar van 1812 werd zelfs een decreet afgekondigd dat in de rest van het jaar alleen nog prijzen zouden gelden die door Napoleon persoonlijk waren vastgesteld, ook als de oogsten gunstig of ongunstig zouden uitvallen. Het waarom van die prijspolitiek werd in de loop van het jaar duidelijk.
Het werd druk in Arnhem. Talrijke lotelingen trokken door de stad, richting opleidingskampen in Wallonië, Noordoost-Frankrijk en Duitsland. Ook veel Arnhemmers waren ‘uitverkoren’ om in de Grande Armée te dienen en trokken zingend over de Rijn.
‘En opeens viel voor iedereen de franc’, stelt het boek. Napoleon wilde de Russische tsaar Alexander een ‘levensles’ leren. En hij wenste daarbij niet gestoord te worden door een volksoproer thuis als gevolg van de marktwerking, wanneer het voedsel door te voorziene tekorten peperduur zou worden. Hoe het afliep is bekend. Van de 422.000 soldaten waarmee Napoleon ten strijde trok kwamen er niet meer dan tienduizend terug. Het boek vond van 34 van de 100 Arnhemse vrijwilligers nog sporen terug in de archieven.
Bevrijding Holland bijzaak
De nederlaag in Rusland betekende voor Napoleon alleen maar een tegenslag. Nog voordat hij aan zijn terugtocht uit Rusland begon had hij al maatregelen genomen voor het oprichten van een nieuwe Grande Armée. En in mei 1813 wist hij zijn tegenstanders daarmee in twee slagen, bij Lützen en bij Bautzen, danig in het nauw te drijven. Maar de Slag bij Leipzig, de Völkerenschlag tussen 600.000 soldaten van 16 tot 19 oktober, dwong Napoleon ten koste van 80.000 à 110.000 slachtoffers terug achter de eigen grenzen. Daar behoorde toen ook het geannexeerde Holland bij.
Het boek maakt helder duidelijk dat de coalitie tegen Napoleon ernstig verdeeld was over de vraag hoe het verder moest, en dat de bevrijding van Nederland daarbij nauwelijks een overweging was. Pruisen wilde zijn machtspositie van voor 1806 terugwinnen, wat annexatie van het Koninkrijk Saksen zou betekenen en een Noord-Duitse Liga onder Pruisische invloedssfeer. Maar dat zou het land in conflict brengen met zijn bondgenoten: met Rusland over Saksen en met Oostenrijk over invloed in Duitsland. Rusland wilde machtsuitbreiding in Oost-Europa, maar streefde er ook naar (net als 200 jaar later!) als volwaardige partner in de Europese familie te worden opgenomen. Oostenrijk streefde vooral naar machtsevenwicht. De Britten wensten hun strategische belangen aan de Noordzeekust, met name de haven van Antwerpen, in handen van een neutrale en onafhankelijke macht en meenden dat het Huis van Oranje daar een rol in kon spelen. De Pruisische militair theoreticus Carl von Clausewitz vond dat de bondgenoten zich moesten concentreren op het verslaan van het leger van Napoleon en de inname van Parijs; een militaire interventie in Nederland zou de aandacht daar alleen maar van afleiden.
Doesburg twee keer veroverd
Na de Slag van Leipzig waren de Pruisen opgerukt in de richting van de Nederlandse grens die ze op 12 november bereikten, samen met Russische kozakken. Hun generaal, Friedrich von Bülow, liet in Nederland al pamfletten verspreiden met de tekst:
Wij naderen u ook, oprechte, deugdzame, brave, oude naburen en vrienden, met het vertrouwen op uwe medewerking tot spoedige voltooiing van dit grote werk, dat, bij verenigde pogingen, niet meer twijfelachtig zijn kan.
Zijn onverwachte succes gaf een nieuwe impuls aan de geallieerde opmars. In de nacht van 18 op 19 november werd de kleine Franse bezettingsmacht bij Doesburg, met zijn strategisch belangrijke oversteekplaats over de IJssel, overmeesterd. Vier dagen laten sloegen vierhonderd Franse douaniers en 42 gendarmes terug, die het stadje heroverden en ‘alles kort en klein sloegen, geld en kostbaarheden eisten en dreigden de stad in brand te steken’. Met veel geweld van kanonnen en artillerie kwamen de Pruisen terug en sloegen de Fransen op de vlucht. ‘Via de Ooypoort vluchtende, probeerden zij de rivier over te steken’. Een derde tegenaanval mislukte.
Bestorming van Arnhem
‘Arnhem 1813’ beschrijft de situatie in november 1813:
Tweehonderd jaar geleden lagen soldaten, behorend tot verschillende legers, in Arnhem tegenover elkaar in stelling. Voor de Pruisische en Russische eenheden was de verovering van de stad een doel; voor de Franse eenheden juist het behoud ervan. Arnhem bezat in 1813 nog haar oude stadsmuren, compleet met poorten en verdedigingswerken.
Van de bestorming van Arnhem zijn verschillende ooggetuigenverslagen bekend. Een belangrijke bron is ‘Een gevonden brief van 5 December 1813’, die overigens pas 51 jaar later, in 1864, werd gepubliceerd. De gegevens inspireerden Louwrens Penning tot het schrijven van De bestorming van Arnhem – Een verhaal uit bange dagen dat in 1913 verscheen, toen het een eeuw geleden was. Het boek is vanwege het stichtelijke karakter nog altijd in evangelische boekwinkels verkrijgbaar (maar ook te lezen op internet, waar het door onbekende oorzaak de publicatie-barrière van 1870 doorbroken heeft).
Arnhem 1813 maakt duidelijk dat de belegering van de stad begon op vrijdag 26 november. De Pruisen grendelden de stad aan de noordzijde volledig af en sloegen kampementen op in de heuvels van Zijpendaal en Sonsbeek. Het dagelijks leven en de economie kwamen plat te liggen. De Grote Kerk, de Markt en de omringende gebouwen kwamen onder vuur te liggen. In de dagen die volgden probeerden beide legers hun posities te versterken.
De mistige 30 november 1813 wordt in het boek ‘de ongelukkige dinsdag’ genoemd. De slag die volgde wordt in het boek gedetailleerd omschreven.
Pas rond de klok van elf uur begon het zicht beter te worden en tegen twaalf uur was de weersituatie dusdanig verbeterd, dat de Pruisische commandanten van mening waren dat het zicht op de stad goed genoeg was om het startsein voor de aanval te geven. De aanval werd ingeleid met een kort artilleriebombardement, waarna alle colonnes oprukten.
Er volgde een vernietigend gevecht, ook al omdat de Fransen niet wilde wijken.
Langs de verschillende wegen lagen vele gesneuvelde fusilleurs en jagers. De Franse verdediging bleek simpelweg te sterk en dus moesten er zwaardere maatregelen worden genomen.
Twee kanonnen begonnen de muren te beschieten. Rond 12.30 uur sloegen de Pruisen een definitieve bres in de verdediging. De stad werd van alle kanten aangevallen en ‘de Pruisen kenden daarbij geen genade’.
Veelvuldig en angstig was het geroep om lijfsgenade der van straat tot straat en van huis tot huis vervolgde Fransen, die men overal bij menigte uit de woningen zag springen, en, in weerwil van angstgeschreeuw en voetvallen, door de overal binnendringende Pruisen uit hun schuilhoeken zag te voorschijn halen, met bajonet, sabels, kolven of geweerschoten afmaken of mishandelen. [De gewelddadigheden konden] (…) slechts zeldzaam door tussenkomst der burgers (enkele malen snelden zelfs vrouwen ter hulpe) worden afgewend.
Bij de schipbrug over de Rijn ontstond een opstopping van Fransen die probeerden het vege lijf te redden. Bij het dringen op de brug sprongen Fransen in het water of ze werden door hun kameraden gewoon in de rivier geduwd. Waarschijnlijk zijn daarbij 200 Fransen verdronken. Het boek haalt een getuige aan die zag dat een Fransman, onder luid gesmeek van ‘à l’hôpital!’, door twee Pruisen in de rivier werd gedumpt.
De bestorming van Arnhem was rond 14.00 uur afgelopen.
Aan het eind van de dag maakten de Pruisen de balans op. [Opperbevelhebber] Von Bülow schatte het aantal doden aan eigen zijde op 700 man. De Fransen zouden om en nabij 1500 soldaten verloren hebben, waaronder doden, gewonden en krijgsgevangenen. (…) In de literatuur houdt men in het algemeen het aantal slachtoffers op 2000 man. (…) Tot 2010 zijn er op het strijdtoneel menselijke resten gevonden die dateren van de slag van 30 november 1813.
Maar de burgers van Arnhem hadden geen tijd voor feest. Ze moesten zich, integendeel, nu beschermen tegen plunderingen van de Pruisen die, naar goed krijgsgebruik, tot diep in de avond voortduurden en twee burgerslachtoffers eisten. Het waren de enige burgerdoden in de Slag waar melding van wordt gemaakt. Militaire botsingen waren tweehonderd jaar gelden voorbehouden aan soldaten; hun gewonden crepeerden gewoon nog op het slagveld.
Boek: Arnhem 1813 – Bezetting en bestorming