De gouden standaard en Nederland

Een treurig jubileum: het einde van het waardevaste geld
12 minuten leestijd
Bord dat werd gemaakt naar aanleiding van het verlaten van de Gouden Standaard
Bord dat werd gemaakt naar aanleiding van het verlaten van de Gouden Standaard

Vandaag precies 80 jaar geleden is het monetaire tijdperk dat het daglicht zag duizenden jaren ervoor, definitief beëindigd. Schaarse edelmetalen zoals zilver en goud, die sinds mensenheugenis dienst deden als algemeen geaccepteerd en universeel ruilmiddel, verloren die functie. Nederland was het allerlaatste land dat de strijd voor waardevast geld opgaf. Daar mogen we trots op zijn.

Leonardus Trip, voormalig president van De Nederlandsche Bank
Leonardus Trip, voormalig president van De Nederlandsche Bank
Het eerste bekende gebruik van zilver als geld stamt uit 2.400 jaar v.Chr. toen enkele Egyptische handelaren op hun handelsreis in Mesopotamië, ruwweg het huidige Irak, een slaaf, genaamd Jozef (inderdaad, dezelfde Jozef die de farao zeven jaren van overvloed gevolgd door zeven jaren van schaarste voorspelde), voor 20 stukken zilver kochten en hem meenamen naar Egypte, zoals te lezen valt in Genesis.

Het tijdperk dat dus, voor zover we historische bronnen hebben, begon in Mesopotamië, is beëindigd in Den Haag. Diep in de nacht van 26 op 27 september besloot de Nederlandse regering, onder aanvoering van minister-president Hendrikus Colijn, om de gulden los te koppelen van het goud. Dit in navolging van wat alle andere landen in de jaren ervoor deden. Terwijl het ene na het andere land de koppeling tussen eigen munt en goud liet vallen, bleef Nederland stoïcijns strijden voor de gave gulden maar toen de enige twee overgebleven bondgenoten in die nobele monetaire strijd (te weten Frankrijk en Zwitserland) het bijltje erbij neerlegden, op respectievelijk 25 en 26 september 1936, werd de Nederlandse positie onhoudbaar.

Met pijn in het hart adviseerde de ene koene monetaire ridder, Leonardus Trip, toenmalig President van De Nederlandsche Bank (DNB), de andere, minister-president Colijn, dat het over en uit was.

Minister-president Colijn zei, zich richtend tot het Nederlandse volk op de radio dat…

‘nu het eene goudland na het andere den gouden standaard heeft moeten prijsgeven, nu van de twee laatst overgebleven de sterkste van de twee de vlag strijkt, waarom zou nu de laatst overgeblevene het wel kunnen houden? Het was hard van de erepositie (het laatste land dat de koers van zijn munt vast hield tegen het goud tegen de oude prijs ervan, op.a.) afstand te moeten doen en het besluit is der Regeering dan ook onnoemelijk zwaar gevallen’.

Ook Nederland moest dus capituleren. Het laatste bastion van het leger van het waardevaste geld gaf zich over.

Valsmunterij

Voor Trip was het vasthouden aan de gouden standaard een morele zaak, het was moreel verwerpelijk in zijn ogen van die standaard af te willen stappen. Als Nederland de gulden zou loskoppelen van het goud, dan zou Nederland zijn woord breken en dat was onacceptabel voor Trip. Als Trip devaluatie van een munt moreel verwerpelijk vond, dan gruwde hij van het achterliggende doel van de loskoppeling, namelijk het willens en wetens willen verzwakken van je eigen munt. Dat vond hij niets minder dan valsmunterij (merk op dat op valsmunterij vroeger de doodstraf stond, iets wat Trip ongetwijfeld wist toen hij pleidooien voor een waardedaling van de gulden, en degenen die die pleidooien hielden dus, voor valsmunterij en dus valsmunters uitmaakte). Muntverzwakking vond Trip asociaal beleid en een instrument dat inkomens- en vermogensverdeling in het land oneerlijk zou beïnvloeden. In Trips ogen stond de koppeling tussen gulden en goud voor stabiliteit en zekerheid. Devaluatie, waardevermindering, van de gulden wees hij hardnekkig af. “Wij zijn geen muntvervalsers”, voerde hij altijd als argument tegen devaluatie aan. Dat was onfatsoenlijk in Trips ogen.

Voor zowel Trip als Colijn gold ook dat ze de gouden standaard enorm waardeerden vanwege zijn disciplinerende werking op de overheden. Die konden daardoor niet structureel rood staan, waar de belastingbetaler uiteindelijk altijd voor zou opdraaien. Natuurlijk, elke overheid kan in plaats van die opgelegde discipline zelf ervoor kiezen in een omgeving zonder gouden standaard ook niet rood te staan, maar Colijn en Trip hadden er weinig vertrouwen in dat dat zou gebeuren. Zelfs als Den Haag verstandig zou omgaan met de nieuwe vrijheid, dan vreesden beiden dat de andere landen dat niet zouden doen. Elders zou men van die vrijheid misbruik maken wat uiteindelijk Nederland hard zou raken omdat Nederland in economisch opzicht afhankelijk was van anderen (in dat opzicht hebben ze meer dan gelijk gehad, weten we nu). De munten van andere landen zouden bijvoorbeeld verzwakken, waardoor de producten uit die landen voor de Nederlanders aantrekkelijk zouden worden dan eigen producten. Ook zouden de Nederlandse producten voor consumenten in andere landen, uitgedrukt in lokale valuta, te duur worden. Tenzij Nederland zijn gulden ook in waarde zou verlagen.

Goudstaven
Goudstaven (CC0 – Stevebidmead – wiki)

Gekkenhuis

Waardedaling in het ene land zou dus in hun ogen leiden tot een wedloop. Een wedstrijd ‘wie kan de waarde van zijn munt meer de grond in boren’, waar uiteindelijk geen land beter van zou worden. Trip omschreef de wereld zonder de gouden standaard ooit als een ‘gekkenhuis’. Een gekkenhuis is het inderdaad geworden.

Terwijl dus het ene na het andere land de gouden standaard naar de afvalberg van de geschiedenis verwees, probeerde Colijn de gulden sterk te houden door fors te bezuinigen. Prijzen en lonen moesten omlaag om bedrijven te helpen concurrerender te worden. En de overheid mocht niet rood staan omdat dat inflatie zou aanwakkeren, iets wat de onvrede met de Nederlandse koppeling aan het goud alleen maar aanwakkerde. Want Colijn en Trip waren in hun strijd voor de gave gulden zeker geen regel in Nederland.

Hendrik Colijn, 7 august 1925
Hendrik Colijn, 7 august 1925
Met zijn bezuinigingsbeleid, om ’s lands begroting in evenwicht te houden, hield Colijn de gulden weliswaar sterk, de Nederlandse producten werden voor het buitenland peperduur, omdat steeds meer landen de waarde van hun munten lieten dalen. Dat grote probleem werd nog nijpender toen ook de Verenigde Staten in 1933 het goud vaarwel zei. Het aantal werklozen in Nederland klom rap, van circa 40.000 in 1929 tot ruim 350.000 in 1932 en zelfs bijna 650.000 mensen, een kwart van de beroepsbevolking, begin 1936. De weerstand tegen het beleid van Trip en Colijn was enorm en naarmate Colijn met nieuwe bezuinigingen en impopulaire en vaak vernederende maatregelen kwam – zo moesten werklozen elke dag in lange rijen staan om een stempel te halen om de uitkering, die overigens ook regelmatig werd verlaagd, niet te verliezen – en meer en meer landen de gouden standaard verlieten, nam de onvrede onder de bevolking en veel ondernemers en economen toe. Allerlei opstanden vonden plaats, zoals in de zomer van 1934 in de Amsterdamse volksbuurt de Jordaan, naar aanleiding van weer eens een verlaging van de uitkeringen. De politie en het leger grepen hardhandig in. Zes doden en tientallen zwaargewonden waren het gevolg. Eerder was er zelfs sprake van een echte muiterij, aan boord van ‘De Zeven Provinciën’, naar aanleiding van een verlaging van het soldij als onderdeel van een nieuwe bezuiniging. Het schip werd gebombardeerd en 23 opvarenden overleefden het niet.

Curieus

Het bedrijfsleven morde ook omdat het steeds meer last kreeg van buitenlandse concurrentie door de sterke gulden. Verzet tegen Colijn was er zelfs in het kabinet. De minister van Economische Zaken, Steenberghe, pleitte voor een devaluatie van de gulden toen in maart 1935 ook België de gouden standaard afdankte. Colijn wilde daar echter niet aan en Steenberghe trad af. De meest prominente economen van die tijd riepen de regering ook op om de gouden standaard te laten vallen. Deze economen kregen bijval van onder meer commissarissen van De Nederlandsche Bank (DNB). In 1934 werd zelfs een vereniging met de curieuze naam de Vereeniging voor Waardevast Geld opgericht. Curieus omdat de vereniging juist pleitte voor een devaluatie van de gulden.

Aan het begin van 1936 was Nederland, samen met Frankrijk en Zwitserland, het enige overgebleven land waarvan de munt was vastgeketend aan het goud. In 1935 behoorde ook België tot die kleine groep, maar op 28 maart van dat jaar lieten de Belgen de belga, zoals de Belgische munt tussen 1926 en 1944 heette, fors devalueren. In loop van 1936 zou Nederland de enige gouden standaard-musketier blijven. Op 25 september verliet namelijk ook Frankrijk de gouden standaard. Nederland was een dag eerder door Parijs op de hoogte gesteld van dit besluit. Het land had Nederland opgeroepen hetzelfde te doen. De volgende dag liet Colijn echter weten dat Nederland dat niet van plan was. Nederland en Zwitserland zouden samen de gouden standaard overeind houden.

Op 26 september 1936 werd echter duidelijk dat Zwitserland het voorbeeld van Frankrijk wel volgde. In de herfst van 1936 stond Nederland dan ook echt alleen. De economische situatie was rampzalig geworden en nu ook Frankrijk en Zwitserland van het goud afgestapt waren, adviseerde Trip Colijn dat Nederland hetzelfde moest doen. Het alternatief was de officiële rente richting 10 procent te brengen om de gulden te verdedigen. De economische situatie was echter al slecht en de officiële rente stond op 3 procent. De rente zo fors verhogen zou het land in een nieuwe recessie storten.

Eendrachtig beleid

Diep in de avond van 26 september 1936 nam het kabinet in Den Haag dan ook het besluit om de gulden los te koppelen van goud. Het besluit ging de volgende dag, op 27 september 1936, in.

Nederland was het laatste land waar men dus zijn bankbiljetten kon inwisselen tegen goud tegen de prijs die gold vóór het begin van de Eerste Wereldoorlog. Zelfs Zwitserland gaf de strijd voor een gave munt eerder op dan Nederland. Voor het bedrijf achter Delftsblauwe borden, Porceleyne Fles, was het loskoppelen van de gulden van het goud de aanleiding een herdenkingsbord op de markt te brengen, getiteld ‘De gulden los van het goud’, met de volgende tekst:

‘Al heeft ook de Gulden in eervollen strijd
Zijn gaafheid niet kunnen bewaren
Zijn kracht is nog groot, en
Eendrachtig beleid
Zal Neerland er wel bij
Doen varen’.

Het leest als een rouwadvertentie waaruit de hoop ademt dat de overledene zal herrijzen (een exemplaar van dat bord siert mijn werkkamer).

Merk op dat DNB en Nederland de gouden standaard niet lieten vallen omdat ze ervan overtuigd waren dat dat stelsel economisch slecht was. De reden was dat het niet meer houdbaar was voor Nederland voor een gave gulden te blijven strijden. Het is bewonderenswaardig dat de DNB-topman en de leider van het land wilden vasthouden aan het beleid dat de waarde van het geld zou behouden.

Kritiek die tegenwoordig klinkt, dat Trip en Colijn enorme economische schade aanrichtten in Nederland, is niet helemaal juist. Op dat moment hoopten ze, en die kans was aanwezig, dat de wereld als geheel terug zou keren naar de gouden standaard. Dáár streden ze voor.

Trouw

Pas toen het duidelijk werd dat die terugkeer er niet meer in zat, ging Nederland overstag. Dus terwijl andere Europese landen een voor een hun munten losmaakten van het goud en devalueerden, voerde Nederland sinds 1931 een strijd voor het behoud van de gave gulden. Geen land had meer moeite met het laten vallen van de disciplinerende werking van de goudstandaard en het omarmen van het fiat geldstelsel dan Nederland, dat de standaard trouw bleef totdat het niet meer vol te houden was.

In 1936 kon Nederland de strijd voor de gave gulden niet meer voortzetten, onder meer doordat de munten van de andere landen enorm in waarde daalden, waardoor Nederlandse bedrijven steeds meer in problemen kwamen (ook daaraan zien we hoe sterk afhankelijk Nederland is van het buitenland). Wij kunnen wel een prudent monetair beleid willen voeren, maar als de andere landen dat niet doen, kan Nederland nooit lang een afwijkende koers varen. Toen duidelijk werd dat een terugkeer naar de gouden standaard er internationaal niet meer in zat, was het enige logische wat Nederland kon doen zelf van die standaard afstappen. Maar dat betekent niet dat de strijd voor een terugkeer ernaar in de jaren ervoor slecht beleid was geweest! In monetair opzicht kunnen en moeten we trots zijn op ons land.

Discipline

Trip en Colijn beschouwden devaluatie van de gulden als muntvervalsing, het was bijna een scheldwoord voor hen. De waarde van de gulden verlagen noemde Trip een onbehoorlijke maatregel en asociaal omdat daarmee de over een lange periode opgebouwde koopkracht in één klap ongedaan werd gemaakt. Het afdanken van de goudstandaard zag Trip als

‘een experiment van conjunctuurbeïnvloeding waarmee een nieuw element van onzekerheid en ontwrichting zal ontstaan’.

Het bleken profetische woorden. Sinds de overheden in het Westen van de gouden standaard afstapten – we lezen vaak dat gouden standaard gevallen is, wat een grove misleiding is, de gouden standaard is nooit gevallen, ze is afgeschaft door de politici – is in die landen op grote schaal ongedekt geld gedrukt, gaven de overheden structureel meer uit dan er binnenkwam en zijn er torenhoge schulden opgebouwd, schulden waaraan we de huidige, al acht jaar durende crisis te danken hebben.

De gouden standaard was een mechanisme dat het voor overheden onmogelijk maakte om structureel meer geld uit te geven dan er binnenkwam. Kortom, een mechanisme dat voor begrotings- en monetaire discipline en stabiliteit zorgde. De beroemde Oostenrijkse econoom Ludwig von Mises oordeelde ooit dat waar de goudstandaard gepaard ging met liberalisme, vrijhandel en kapitalisme, de moderne monetaire standaard (die gericht is op aanhoudende inflatie) hand in hand gaat met imperialisme, protectionisme en socialisme. Strijden voor het behoud van die standaard zoals Colijn en Trip deden, lijkt me zo bezien een juiste strijd.

Tachtig jaar na dato is Trip echter zo goed als vergeten (terwijl het in mijn ogen de beste DNB-President is) en is Colijn bijna een scheldwoord onder (monetaire) economen. Hoewel hij dus streed voor waardevastheid van ons geld, geldt tegenwoordig in het economenland dat als een vakgenoot je een Colijnist noemt, dat als scheldwoord beschouwd moet worden.

Heeft Colijns strijd Nederland economische schade berokkend? Ja, ontegenzeggelijk. Ik voeg er echter meteen aan toe: op de korte termijn. Wij verliezen hier het grotere beeld uit het zicht. Colijn en Trip streden voor in mijn ogen voor een goede zaak. Ze streden namelijk tegen de uitholling van de geldwaarde en tegen het op kosten van de belastingbetaler op de pof leven door politici en beleidsmakers. Het is alsof in een wijk iedereen een crimineel wordt behalve één inwoner die zich vervolgens verschanst in zijn huis en zijn kinderen verbiedt met andere kinderen uit de buurt te spelen en verplicht na schooltijd direct naar huis te gaan. Is dat schadelijk voor de kinderen? Ja natuurlijk. Maar vergeet niet dat dat niets afdoet aan het feit dat deze ene man niet de crimineel is.

Nepwelvaart

Die eenzame strijder voor iets nobels en goeds, dát was in 1936 Colijn en hetzelfde geldt voor Trip. Hadden zij maar gewonnen! Dan was de koopkracht van de gulden en alle andere munten niet uitgehold. Hadden we minder economische groei gehad? Minder welvaart? Minder innovatie? Minder groei waarschijnlijk wel, maar de groei die we dan hadden gehad, was wel van de houdbare, duurzame soort geweest. En geen groei die grotendeels is gebaseerd op schulden. Hadden we daardoor minder welvaart gehad? Lijkt me sterk. Vergeet niet dat een deel van wat velen als welvaart zien, in feite een fata morgana is, het is nepwelvaart omdat deze gebaseerd is op schulden.

Iemand die een nieuwe auto koopt voor 30.000 euro en die aankoop financiert met een lening van 30.000 is in welvaart geen millimeter vooruitgegaan. Tegenover het bezit staat immers een even hoge schuld. Streep beide tegen elkaar weg en de uitkomst is 0. Maar wij wáánden ons rijk omdat we het bezit van de auto koesterden en de schuld die er tegenover stond, voor het gemak vergaten. Bedenk ook dat de btw en de inkomstenbelasting nu waarschijnlijk veel en veel lager waren geweest en veel andere belastingen waarschijnlijk niet eens zouden bestaan. Die zijn nodig geworden om het stapelen van begrotingstekorten en schulden te financieren. Of dacht u dat Nederland altijd, zoals tegenwoordig, gratis geld kon lenen!

Boeiend en geboeid: een monetaire geschiedenis van Nederland sinds 1814/1816
Boeiend en geboeid: een monetaire geschiedenis van Nederland sinds 1814/1816
Hadden we minder innovatie gehad? Ook dat lijkt me sterk. Wat heeft innovatie te maken met overheidsschulden? Weinig, zeg maar gerust niets. En voor diegenen die zeggen: ja maar door geld te lenen konden overheden investeren in innovatie: waarom vind ik dan landen zoals Finland, Zweden en Denemarken steevast in de top-5 van alle mogelijke innovatielijstjes, landen die jarenlang begrotingsoverschotten hadden en geen (Noorwegen) of zeer lage staatsschulden hebben? Blijkbaar kun je niet alleen succesvol zijn op het gebied van innovatie maar er zelfs wereldkampioen in zijn ook als je geen of lage staatsschuld hebt! Of is dat juist ómdat je een lage staatsschuld hebt? Als er een sterke, inverse, relatie bestond tussen de omvang van de staatsschuld van een land en de innovatieprestatie van dat land, dan zouden die landen ergens onderaan moeten bungelen op die lijstjes. Ik durf zelfs zo ver te gaan en te stellen dat, in de wetenschap dat de huidige economische crisis een schuldencrisis is, als Colijn en Trip hadden gewonnen, we de huidige crisis niet hadden gehad. Nee, de wereld was een veel betere plek geweest in alle opzichten (economisch, politiek, milieu) als Colijn en Trip zeventig jaar geleden hadden gewonnen.

Nederland is een van de weinige landen die de goudstandaard afdankte omdat het deze simpelweg niet meer kón vasthouden. Andere landen deden dat omdat ze de discipline die die standaard eiste niet konden of wilden opbrengen. Nederland was toen al te klein en te afhankelijk van het buitenland om een eigen monetaire koers te varen. Ook al zagen we in dat de vloot richting ontelbare hevige stormen voer, we hadden geen andere keuze dan meevaren. Het enige wat we als land konden doen, was ons goed voorbereiden op die stormen om er relatief gezien goed uit te komen. Het is inderdaad zoals ik op dat Delftsblauw herdenkbord lees terwijl ik dit schrijf: ‘Zijn (de gulden, op.a.) kracht is nog groot en / Eendrachtig beleid / Zal Neerland er wel bij / Doen varen’. Nederland heeft het, relatief gezien, qua waardeontwikkeling van de gulden, heel goed gedaan sinds 1936. Wij hebben alle reden trots te zijn op onze monetaire geschiedenis, onze gulden en ja, mag ik dat zeggen, op Colijn en Trip!

~ Edin Mujagic
Edin Mujagic schreef het boek ‘Boeiend en geboeid: een monetaire geschiedenis van Nederland sinds 1814/1816’. Eerder is van zijn hand verschenen ‘Geldmoord: hoe de centrale banken ons geld vernietigen’, een eveneens monetair-historisch boek. De auteur is op twitter te volgen via @edinmujagic. Zie ook www.monetairegeschiedenis.nl

Edin Mujagić (Bosnië, 1977) is een Nederlands econoom, journalist en blogger

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 53.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×