Na een verbouwing van twee jaar opent het Mauritshuis in Den Haag vrijdag de deuren weer voor het publiek. Koning Willem-Alexander krijgt als eerste een rondleiding door het vernieuwde museum en daarna mag het ‘gewone publiek’ tot ’s avonds laat gratis naar binnen.
Naar aanleiding van de heropening duiken wij in de collectie van het Mauritshuis. Hieronder acht topstukken uit de beroemde collectie. Wat is uw favoriet?
De stier – Paulus Potter, 1647
De Stier van Potter behoort al sinds tijden tot de publiekslievelingen van bezoekers van het Mauritshuis. Met een afmeting van 235 bij 339 cemtimeter is het ook een van de grootste schilderijen van het museum. Potter maakte het bijzondere schilderij toen hij eenentwintig jaar oud was. Waarschijnlijk baseerde hij zich op verschillende studies die hij eerder van stieren had gemaakt. Er zijn namelijk nogal wat zaken die niet kloppen: de hoorns en de halskwab van de afgebeeldde stier zijn bijvoorbeeld typisch voor een dier van een jaar of twee terwijl de tanden horen bij een stier van ongeveer vier jaar oud. Daarnaast zijn de schouders veel verder ontwikkeld dan het achterlijf. Paulus Potter lijkt zijn eigen stier samengesteld te hebben.
De Stier van Potter was ook enige tijd te zien in het Louvre in Parijs. Het schilderij werd na de verovering van Nederland door Napoleon in 1795 meegenomen naar Parijs. In 1815 werd het naar Nederland teruggehaald. Tegenwoordig is het werk onlosmakelijk verbonden met het Mauritshuis. Het ‘aaibare’ schilderij wordt door veel kenners beschouwd als het voorbeeld van de Hollandse schilderkunst.
Meisje met de parel – Johannes Vermeer, ca. 1665
Een van de absolute topstukken van het Mauritshuis is Meisje met de parel van Johannes Vermeer. Tijdens de verbouwing ging dit beroemde doek op wereldtournee. In wereldsteden als Tokyo, San Francisco, Atlanta en New York stonden mensen in de rij om het meisje in de ogen te kunnen kijken.
In 1881 werd het schilderij te koop aangeboden bij een veiling in Den Haag. Ongelooflijk maar waar is dat verzamelaar Arnoldus des Tombe het werk daar voor 2,30 gulden kon kopen. De verzamelaar, die al vermoedde dat het om een werk van Vermeer ging, besloot het schilderij schoon te laten maken. Zijn vermoeden werd vervolgens bevestigd. Arnoldus des Tombe gaf het schilderij hierna in bruikleen aan het Mauritshuis en in 1903 liet hij het werk aan het museum na.
Onduidelijk is nog altijd wie Vermeer op het doek afbeeldde. Daarom wordt ook wel eens gesproken van de Mona Lisa van de Lage Landen. Volgens het Mauritshuis is niet meer vast te stellen wie ons op het meesterwerk aankijkt en de parel, die is zo groot, dat hij eigenlijk niet echt kan zijn geweest. Ook is het schilderij waarschijnlijk nooit bedoeld als een portret van iemand. In het zeventiende-eeuwse Holland liepen meisjes volgens het museum niet in dit soort exotische kleding.
Gezicht op Delft – Johannes Vermeer, ca. 1660
Wie het Mauritshuis bezoekt en zich staat te vergapen bij het Meisje met de parel staat met de rug naar een van de beroemdste Hollandse stadsgezichten: Gezicht op Delft. Johannes Vermeer maakte dit werk rond 1660. De kunstenaar woonde en werkte in de stad die hij op het doek afbeeldde. Het schilderij toont Delft van een standpunt in het zuidoosten. Door zon opgelicht is iets rechts van het midden de toren van de Nieuwe Kerk te zien. Deze kerk is historisch belangrijk omdat hier onder meer het praalgraf van Willem van Oranje te vinden is. Op de voorgrond is een afgemeerde trekschuit te zien met enkele vrouwen in boerenkleding en stadskleding.
Het ruim 350 jaar oude Gezicht op Delft is nog altijd zeer helder van kleur. Hoewel misschien net iets minder bekend als Vermeers parelmeisje, is het stadsgezicht voor veel Mauritshuis-bezoekers de onbetwiste favoriet.
De anatomische les van Dr. Nicolaas Tulp – Rembrandt van Rijn, 1652
Het bovenstaande schilderij is om meerdere redenen bijzonder. Voor Rembrandt zelf was het werk zeer belangrijk omdat het zijn doorbraak betekende. De anatomische les van Dr. Nicolaas Tulp maakte hem op slag beroemd. Bijzonder is daarnaast dat Rembrandt geen statisch schilderij creëerde van de les, maar er echt een spannende voorstelling van maakte.
Bekend is dat de bewuste anatomische les plaatsvond op 16 januari 1632. De ongelukkige op de tafel is de eerder die dag geëxecuteerde crimineel Aris Kindt. De les vond echter niet precies plaats zoals Rembrandt voorstelt. In werkelijkheid begon de les namelijk met het opensnijden van de buik. Kennelijk vond Rembrandt dat niet passend. Ook besloot Rembrandt de veroordeelde crimineel een rechterhand te geven, terwijl bekend is dat die hand tijdens een eerdere veroordeling al was afgehakt. Aanvankelijk schilderde Rembrandt een stomp: later besloot hij Aris Kindt toch maar een hand te geven.
Rembrandt sleutelde wel meer aan het beroemde schilderij. Op het doek zoals wij dat kennen heeft namelijk alleen Dr. Nicolaes Tulp een hoed. Aanvankelijk had een van de mannen links ook een hoed (dit is nog te zien). Waarschijnlijk had dokter Tulp hier bezwaar tegen en wilde hij de enige persoon op het schilderij zijn met een hoed.
Lachende jongen – Frans Hals, ca. 1625
Dit guitige jongetje behoort eveneens tot de grote favorieten van de Mauritshuis-bezoekers. Frans Hals maakte het werk rond 1625. Het is geen portret maar een studie van een lachend kind. Voor kunstenaars waren lachende figuren vrij lastig om te schilderen. Frans Hals slaagde er op dit werk echter fantastisch in om een vrolijk lachende jongen met pretogen en piekharen af te beelden.
Het schilderij was lange tijd eigendom van Marie-Anne Friedländer-Fuld, barones de Goldschmidt-Rothschild. Zij verkocht het schilderij in 1968 maar stelde wel een belangrijke voorwaarde: tot haar dood wilde ze het schilderij negen maanden per jaar thuis hebben hangen. Ze was kennelijk erg aan de lachende jongen gehecht. Tot de dood van de barones in 1973 reisde de directeur van het Mauritshuis daarom ieder jaar naar Parijs om de lachende jongen op te halen, zodat die weer drie maanden in Den Haag tentoongesteld kon worden.
Het puttertje – Carel Fabricius, 1654
Dit schilderij van Carel Fabricius dankt zijn huidige populariteit onder meer aan de Amerikaanse schrijfster Donna Tartt. Het doek siert namelijk de cover van haar roman Het puttertje en speelt er een grote rol in.
Het afgebeelde vogeltje is een distelvink (carduelis carduelis). Het diertje heeft een ketting aan zijn pootje en zit op zijn voederbakje. Distelvinken waren in de tijd van Carel Fabricius zeer populair als huisdier, onder meer omdat men de vogeltjes kon leren met een miniatuuremmertje water uit een bakje putten. Het vogeltje dankt hier zijn bijnaam ‘het puttertje’ aan.
Voor wie Fabricius dit schilderij maakte is niet bekend. De kunstenaar, die eerder in Amsterdam bij Rembrandt had gewerkt, maakte het werkje in het jaar van zijn dood. Carel Fabricius overleed tijdens de ontploffing van het Delftse kruithuis op 12 oktober 1654. Veel van zijn kunstwerken gingen bij de brand verloren.
Kenners zijn nog altijd onder de indruk van de schildercapaciteiten van de jong overleden kunstenaar en ze vragen zich af hoe groot hij was geworden als hij niet slachtoffer was geworden van de ‘Delftse donderslag’.
IJsvermaak – Hendrik Avercamp, ca. 1610
Hoe Hollands wil je het hebben: ijspret volgens Hendrik Avercamp, de onbetwiste meester van het winterse schaatstafereel. Dit schilderij uit de collectie van het Mauritshuis is een echt kijkschilderij. Overal gebeurt wat.
In het midden zijn figuren te zien die met lange stokken kolf spelen (een soort ijshockey), we zien schaatsers en achterin kijken we recht in de rokken van een ‘gevallen vrouw’. Avercamp was de eerste schilder in de Noordelijke Nederlanden die zich specialiseerde in winterlandschappen. Omdat hij doofstom was, werd hij ook wel ‘De stomme van Kampen’ genoemd.
In de tijd van Hendrik Avercamp kon er vrijwel iedere winter geschaatst worden. Het zeventiende-eeuwse Holland maakte namelijk een kleine ijstijd door.
Zelfportret – Rembrandt van Rijn, 1669
Rembrandt was zich waarschijnlijk wel bewust van zijn eigen virtuositeit: hij maakte een enorme hoeveelheid zelfportretten en verkocht er daarvan ook nog eens veel. Dit zelfportret dateert uit 1669, het jaar van Rembrandts dood. Het is een van de absolute topstukken uit de Mauritshuis-collectie. Mogelijk gaat het om het laatste zelfportret dat de meester maakte. Het toont Rembrandt met een van ouderdom slapper geworden huid en wallen onder de ogen. De blik van de kunstenaar is echter nog helder.
Onderzoek heeft aangetoond dat Rembrandt zichzelf op dit doek aanvankelijk afbeeldde met een witte muts. Later maakte hij hier een kleurige tulband van. Het Mauritshuis is op de eigen website kort over dit schilderij:
“Dit is een meesterwerk”.