Graaf van Nassau. Op een na jongste broer van Willem van Oranje. Sneuvelde tijdens de Slag bij Heiligerlee (1568): Adolf van Nassau.
Adolf van Nassau werd op 11 juli 1540 geboren op slot Dillenburg, in de Duitse deelstaat Hessen dat eigendom was van zijn ouders: Willem de Rijke en Juliana van Stolberg. Hij studeerde in Wittenberg en streed in 1566 tegen de steeds verder in Europa oprukkende Turken.
Adolf van Nassau overleed in 1568 op 27-jarige leeftijd. Dit tijdens de Slag bij Heiligerlee, de eerste slag die tijdens de Tachtigjarige Oorlog gewonnen werd door de opstandelingen. Adolf van Nassau leidde samen met zijn broer Lodewijk van Nassau de opstandelingen die een een deel van Groningen innamen. Het paard van Adolf sloeg op hol nadat de opstandelingen de Spaanse troepen hadden ingesloten. Adolf werd vervolgens door de commandant van de Spaanse troepen, Jan van Ligne (graaf van Arenberg), zijn gedood. Kort hierna sneuvelde Jan van Ligne eveneens.
Het is onbekend of het lichaam van Adolf van Nassau na de slag is gevonden en opgebaard. Hierover zijn verschillende verhalen. Volgens een van die verhalen zouden zowel Adolf van Nassau als Jan de Ligne opgebaard zijn in de kloosterkerk van Mons Sinaï. Van Nassau zou later zijn overgebracht naar Midwolda en daarna naar de Grote Kerk van Emden. Een ander verhaal zegt dat Adolf van Nassau opgebaard werd in de kloosterkerk en met militaire eer werd bijgezet in het kasteel in Wedde (Wedderborg). Dit laatste lijkt niet waarschijnlijk aangezien dit kasteel na de Slag bij Heiligerlee het middelpunt bleef van de strijd tussen Lodewijk van Nassau en de Spaanse troepen. In het raadhuis van Emden is het harnas van Adolf van Nassau te zien.
Het monument bij Heiligerlee
Bij Heiligerlee bevindt zich een monument ter nagedachtenis aan graaf Adolf van Nassau. Ook in het Wilhelmus wordt hij herdacht. Dit in het vierde couplet:
‘Lijf ende goedt te zamen, heb ick oock niet verschoont,
Mijn broeders hoogh van namen, hebben dit ook betoont.
Graaf Adolph is gebleven in Vrieslandt in den slagh,
Zijn ziel in ’t eeuwig leven, verwacht den jongsten dagh.’