Alan Turing (1912-1954) was de Britse wiskundige die de theoretische grondslagen legde voor de computer. Daarbij liet hij het niet: toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, bracht hij zijn ideeën ook in de praktijk. De postzegel hiernaast toont een van de eerste werkende machines.
Dankzij Franse en Poolse inlichtingendiensten begrepen de Britten hoe de Duitse codeermachines werkten, maar ze wisten niet hoe de instellingen steeds veranderden. Het vergde botte rekenkracht om de vele opties een voor een door te rekenen, en daarbij kwam een computer van pas. Het apparaat werd gebouwd in Bletchley Park, een plek die vrij hoog staat op mijn lijstje van nog te bezoeken plaatsen. Het is te verdedigen dat de oorlog hier werd gewonnen of althans met enige maanden bekort, want de Britten konden alle Duitse geheime berichten lezen. Koning George VI onderscheidde Turing in 1945 met de Order of the British Empire. Een ander eerbetoon was het lidmaatschap van de Royal Society.
Turing werkte aan nieuwe computers – nog steeds een militair project – toen hij een relatie begon met Arnold Murray. Homoseksualiteit was in het toenmalige Groot-Brittannië strafbaar en toen het in 1952 uitkwam, moesten de mannen zich verantwoorden bij de rechter. Gesteld voor de keuze tussen gevangenisstraf en een medische behandeling, koos Turing voor het laatste. Hadden de hormoonpreparaten al afschuwelijke bijwerkingen, het ergste was dat hij werd beschouwd als potentieel chantabel en daarom zijn “security clearance” verloor. In 1954, enkele dagen voor zijn tweeënveertigste verjaardag, pleegde Turing zelfmoord.
Een paar dagen geleden werd hij, na een handtekeningenactie, officieel gerehabiliteerd. Intuïtief kan ik meevoelen. Homoseksualiteit behoort niet in het strafrecht en niemand verdient het in de problemen te komen omdat hij een ander liefheeft. Zo simpel is het. Als de familie van Turing en zijn bewonderaars vragen om rehabilitatie, is het netjes als de overheid erkent dat een fout is gemaakt. Toch geloof ik niet dat het een goed idee was.
In de eerste plaats: er zijn destijds meer mensen voor hetzelfde feit veroordeeld. Sommigen belandden in de gevangenis, anderen kozen voor een gevaarlijke en vernederende hormoonbehandeling. Ook zij zijn slachtoffers, maar voor hen is er geen rehabilitatie. Door niet te zeggen dat de wet zélf niet deugde, maar slechts één vonnis te betreuren, wordt in feite het signaal afgegeven dat zo gauw je verdiensten voor de wetenschap en ’s lands militaire apparaat maar zijn erkend, er andere normen komen te gelden. Dat is oneerlijk jegens iedereen zonder Academielidmaatschap of ridderorde, of – om het lelijke beest bij zijn naam te noemen – klassenjustitie.
Als historicus heb ik nog een tweede bezwaar: het verleden vraagt ons niet het te beoordelen aan de hand van onze ethische criteria. Dat wij vooral oog hebben voor de pijn van een briljante geleerde, is alleszins begrijpelijk maar wil nog niet zeggen dat dit het enige juiste perspectief is. Het perspectief van de toenmalige inlichtingendiensten is niet irreëel. In die dagen speelde het schandaal van de Cambridge Five, een groep geleerden die naar de Sovjet-Unie was overgelopen. Het vijfde lid van de cel was niet geïdentificeerd en MI5 wist dat er iets goed mis was met het systeem van security clearances. Het is triest dat Turing het slachtoffer werd van de extra voorzichtigheid die de veiligheidsdiensten betrachtten, maar dat maakt het nog niet onjuist dat men extra op zijn hoede was.
Het verleden is niet. Het is geweest. Het heeft weinig relevantie of actualiteit, tenzij wij die eraan toekennen. Wij hoeven ons niets gelegen te laten liggen aan de ethische normen van vroeger en doen dat ook niet. Omgekeerd hoeven wij niet te oordelen over het verleden. Er hoeven – om wat voorbeelden aan te halen uit onze vaderlandse geschiedenis – geen excuses gemaakt te worden voor het Europese slavernijverleden, de Spaanse Inquisitie of de Eburoonse genocide. Nooit kan een latere generatie verantwoordelijk zijn voor de daden van de voorgaande.
De beste manier om met het verleden om te gaan is gewoon te genieten van de ervaring dat het toen anders was en daar eventueel van te leren dat het eigen gelijk betrekkelijk is. Ook het puzzelen is prettig: ik ken weinig aangenamere zaken dan de aha-erlebnis als je ineens snapt hoe het vroeger is geweest. Zo is geschiedenis op haar best.
Lees ook: Alan Turing (1912-1954) – Computerpionier en codekraker
Boek: Alan Turing en de Enigma-code