Dark
Light

Amsterdamned: universele coffeeshop en suikeroom

Auteur:
5 minuten leestijd
Coffeeshop in Amsterdam - Foto: CC
Coffeeshop in Amsterdam - Foto: CC

Amsterdam is de stad van de vele verslavingen. De Nederlandse hoofdstad staat wereldwijd bekend als de plek waar je op veel straathoeken coffeeshops kunt vinden om stoned of high te worden. De dames van lichte zeden, die op de Wallen hun rode hoerenloper uitleggen, zijn bepalend voor het imago van de grachtengordel. Verder is Amsterdam de thuishaven van twee internationale biermerken, Heineken en Amstel, die met een marktaandeel van 8.8 procent in 2011 wereldwijd op de derde plaats staan. Naast verslaving staat Amsterdam symbool voor geweld. Treffender dan Amsterdamned, de titel van de actie- en horrorfilm (1988) van Dick Maas, kan er op de stadsnaam haast niet geparodieerd worden.

Koffiebonen - Foto: stock.xchng
Koffiebonen – Foto: stock.xchng
Weinig mensen weten dat Amsterdam bij enkele andere verslavingen en geweld historisch een minstens even opmerkelijke rol heeft gespeeld. De stad is in de zeventiende en achttiende eeuw een spil in de wereldwijde verspreiding van twee behoorlijk verslavende middelen: koffie en suiker. Aangezien slaven deze genotsproducten op plantages verbouwden, hebben de Amsterdammers actiever meegewerkt aan verschijnselen als slavernij en racisme dan men zou vermoeden.

Coffea Amstelredamea

Het geslacht Coffea omvat ongeveer zestig soorten. De economisch belangrijkste variant is Coffea Arabica, ofwel Arabische koffie, die tegenwoordig goed is voor 74 procent van de wereldproductie. Anders dan de naam doet vermoeden, is Brazilië vandaag de dag de internationale hoofdproducent van koffie. Oorspronkelijk groeit het koffieplantje in Zuid-Ethiopië, in de provincie Kaffa, maar in de Middeleeuwen nemen Arabische handelaren het mee naar Jemen en dopen de provincienaam van het plantje, Kaffa, om naar het Arabische quawah, wat ‘geeft sterkte’ of ‘macht’ betekent. Beide namen lijken veel op de termen koffie en café. In Jemen ontstaat vervolgens een omvangrijke koffiecultuur en koffiehandel.

De hoge koffieprijs die de Arabieren vragen, is voor de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) aanleiding om zelf koffie te gaan verbouwen en transporteren. Precies honderd jaar na de eerste kennismaking van Nederlandse zeevaarders met Oost-Indië, in 1696, lukt het om de eerste levende koffieplanten vanuit Arabië naar Batavia (nu Jakarta) te smokkelen. De eerste partij door de VOC in Batavia gekweekte koffiebonen bereikt Amsterdam in 1706. In de kassen van de Amsterdamse Hortus Botanicus, in het hart van de stad, groeien de koffieplanten als kool.

In 1714 schenken de Hollanders enkele plantjes aan de hoogbejaarde Franse Zonnekoning Lodewijk XIV (1638-1715). De Fransen kweken de plantjes op en brengen de zaden in 1725 naar hun kolonies in Zuid- en Midden-Amerika. Vanuit Frans-Guyana bereikt de koffie uiteindelijk Brazilië. Het verhaal gaat – de Amsterdammers krijgen een koekje van eigen deeg – dat de Braziliaanse diplomaat Francisco de Melo Palheta (1670-±1760) tijdens een bezoek aan Chayenne in Frans-Guyana, in 1727, een aantal koffiepitten weet te bemachtigen. Naar verluidt krijgt hij ze als afscheidscadeau van de Franse gouverneursvrouw, die hij seksueel zou hebben verleid. De vrouw overtreedt hiermee de Franse wet, die het strikt verbiedt om koffieplanten aan buitenlanders te geven. Dat kan De Melo Palheta niet zoveel schelen: niet alleen heeft hij een leuk avontuurtje gehad, ook legt hij met het smokkelen van koffiepitten naar Brazilië de basis voor ‘een plantage-industrie’ die anderhalve eeuw de belangrijkste pijler vormt van de Braziliaanse economie’.

Koffieplantage in Brazilië - Foto: CC
Koffieplantage in Brazilië – Foto: CC

Brazilië is tegenwoordig nog steeds de belangrijkste koffieproducent. Maar de wereldwijde productie van koffie is begonnen met één enkele plant, die is opgekweekt in de Amsterdamse Hortus Botanicus. Al in de zeventiende eeuw legde Amsterdam hiermee de basis van het fenomeen ‘coffeeshop’, maar dan in een andere betekenis van het woord. Eigenlijk zou op de pakken geïmporteerde koffie uit Brazilië deze spreuk moeten staan:

“Wat bijna niemand weed, is dat de Braziliaanse koffie eigenlijk Coffea Amstelredamea heet.”

Suikeroompje

Suikerriet - Foto: CC
Suikerriet – Foto: CC
Het is 1425. Op Madeira (Portugees voor ‘hout’) voor de westkust van Afrika, steken de Portugezen – die het eiland enkele jaren daarvoor hebben gekolonialiseerd – een stuk bos in de fik. Ze willen het dichtbeboste eiland voor de landbouw gebruiken. Het vuurtje loopt echter vreselijk uit de hand: het hele eiland staat binnen de kortste keren in lichterlaaie. Volgens historici duurt het zeven jaar voor de laatste boomresten stoppen met smeulen. Daarna proberen de Portugese kolonisten een landbouwkolonie te stichten, maar dat gaat niet zoals gewenst. Vanwege het warme klimaat blijkt Madeira ongeschikt voor tarweverbouw, en de Portugezen besluiten vervolgens om suiker te gaan verbouwen. In 1452 plant de Portugees Diogo de Teive (ca. 1410-1470) – een van de kapiteins van Hendrik de Zeevaarder (1394-1460) – het eerste suikerriet. Er komt een explosieve economische ontwikkeling op gang: binnen vijftig jaar telt het eiland ongeveer tachtig suikermolens en is het de grootse suikerexporteur ter wereld.

Het is Nieuw-Guinea waar suikerriet omstreeks 8000 voor Christus wordt gedomesticeerd. Vanaf daar verspreidt de suikerteelt zich via China en India naar het Midden-Oosten, met name naar de kuststrook langs de Middellandse Zee op de plek waar tegenwoordig Libanon en Israël liggen. Tijdens de kruistochten komen de kruisvaarders voor het eerst in aanraking met wat de Arabieren al-zukar noemen: rietstengels met daarin een zoetige vloeistof. Geestelijken, ridders en voetvolk dronken het sapje met uiterst genot en namen het goedje mee naar Europa. Bij de rijken in Europa weten ze een suikerverslaving op te wekken, om vervolgens veel te verdienen aan de tijdelijke bevrediging ervan. Katholieke Europeanen houden de op islamieten veroverde suikerplantages in bezit – onder meer op Cyprus, Kreta en Sicilië – maar uiteindelijk blijken deze mediterrane gebieden niet warm en vochtig genoeg en verplaatsen ze hun handel naar Madeira, de Azoren en de Canarische Eilanden. De belangrijkste uitbreiding zijn de suikerplantages op het Portugese Madeira, vanaf de jaren 1450. De Portugezen besluiten daarbij dat negers het zware werk op de suikerplantages – zoals het kappen van de taaie stengels – het beste kunnen uitvoeren. De suikerproductie leidt aldus tot het begin van een omvangrijke trans-Atlantische slavenhandel.

Opmerkelijk is dat de Portugezen een groot deel van de suiker via de Europese “suikerhoofdstad” Lissabon naar Brugge en Antwerpen verschepen en – na de val van Antwerpen in 1585 – naar Amsterdam. In het opkomende Amsterdam vestigen zich rond 1600 de eerste suikerverwerkingsbedrijven. Rond 1663 zijn het er ongeveer vijftig, zo schrijft een tijdgenoot:

“In deze stad zijn veel suykerbakkerijen, wel meer als 50. ’t Zijn grote huysen daar al te met wel voor 2 tonne goudts aan suyker in één suykerbakkerij is, hier zijn ketels of groote diepe pannen daar de suyker ingedaan en met wit water, dat op kalk heeft ghestaan, gekookt worden en zijn tijdt genoden hebbende, doet men de suyker in potten, die duyzenden in werkhuyzen zijn; ja een suykerbakker heeft wel voor vijfigh of tsestigh duysend guldens alleen aan potten van doen, zoo groote als kleyne: in deze potten staat het van onder tot boven op alle solders zoo vol, dat er maar een deurgank is om een mens door te laten gaan, en dese huysen zijn gemeenlijk vijf en zes verdiepingen hoogh.”

In de zeventiende eeuw en achttiende eeuw gebruiken de Hollanders suiker om bijvoorbeeld likeur te stoken en voor allerlei lekkernijen als drop. Maar ook ontwikkelt suiker zich tot een van de belangrijkste Hollandse exportproducten, met Amsterdam als belangrijkste centrum. De Amsterdammers verkopen de Portugese suiker weer door aan Noord- en Oost-Europa en het Heilige Roomse Rijk. In een geschiedenisboek over Holland staat:

‘De slavenhandel maakte de invoer, veredeling en heruitvoer van suiker in Holland mogelijk’.

Amsterdam speelt een hoofdrol in deze suikerexplosie en de doorvoer van Zuid-Europa richting de rest van Europa. En daarmee ook in de verspreiding en groei van de trans-Atlantische slavenhandel die ‘nodig’ is voor de toevoer van de suikerplantages op onder andere Madeira. Amsterdam is dus lange tijd het suikeroompje van Europa. Maar wel een oom met twee gezichten.

Enne Koops (1978-2023) was historicus en docent geschiedenis en maatschappijleer aan het Rietschans College in Ermelo. Zijn interesse ging uit naar onderwerpen als religie- en cultuurgeschiedenis, oorlogen, migratie, en de geschiedenis van Noord-Amerika, Nederland en Duitsland. Publiceerde vele artikelen op Historiek. Zie ook: In memoriam

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 52.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
×