Deze uitdrukking is ontleend aan de riddertijd. Werd een man tot ridder geslagen, dan ontving hij bij deze ceremonie een gordel en een paar vergulde sporen.
Deze uitdrukking betekent oorspronkelijk deserteren. Wie zich van de groep verwijderde met het voorwendsel de kolfplaat van zijn musket te gaan poetsen en daarna niet meer opdook was gedeserteerd.
Deze uitdrukking is ontleend aan de windstreken op een kompas, een zeevaartinstrument dat het magnetisch noorden aangeeft door middel van een kompasnaald. De naald draait over of met een kompasroos, waarop de windstreken zijn aangegeven.
Het stokje is de gekstok of marot van de nar, die in de middeleeuwen en de renaissance aan alle hoven zijn vaste plaats had.
Deze zegswijze heeft een lange geschiedenis. Hij gaat terug op een oude Griekse fabel van de fluitende visser. Door middel van een fluitspel probeert een visser vissen naar zich toe te lokken.
De mars is eigenlijk een korf waarin een koopman, een marskramer, zijn waar draagt.
Het woord 'leer' staat hier voor de leren schede waarin vroeger de sabel, het degen of andere met de hand bediende slag- of steekwapens rustte.
Deze uitdrukking is aan het ridderwezen ontleend. Men daagde iemand uit door hem de handschoen voor de voeten te werpen.
Deze spreekwijze zinspeelt op een folteringsmethode waarbij men de beschuldigde een bekentenis ontlokte door zijn duimen plat te persen tussen twee platen, die tegen elkaar werden geschroefd.
De bak waarvan hier sprake is, is van oudsher de benaming voor de houten balie of kuip, waaruit een groep van zes tot acht man op een schip at.
Iemand scherpe verwijten maken, of ook wel kwaad van hem spreken, waar hij zelf meestal niet bij is.
De plak is een instrument waarmee de schoolmeester in het verleden domme of lastige leerlingen strafte.
Een klein kind dat nog niet alleen kan gaan en staan moet aan de leiband lopen. Wij zouden nu zeggen: het kind moet een toom of looptuigje dragen. De koorden waarmee vroeger het kind aan de leiband liep werden op de rug aan de kleding vastgemaakt, of met banden om het lijfje gesloten.
Deze uitdrukking is ontleend aan het vroeger algemeen voorkomende kolfspel. Bij dit spel moesten de deelnemers de bal door middel van een stok naar een bepaald doel slaan. Met het kolfje bedoelt men de kolfstok waarmee de bal wordt voortgeslagen.
De tredmolen werd ook als strafwerktuig gebruikt. De veroordeelde werd gedwongen een rad in beweging te houden door regelmatig trappen.
Musea hebben veel te bieden, een collectie en de bijbehorende verhalen. Betekenis geef je aan dat aanbod door er een activiteit en een beleving aan te koppelen.
Deze uitdrukking herinnert aan de oude lijfstraffelijke rechtspleging, waarbij de veroordeelde op een balk werd gebonden en de beul hen armen en benen kapotsloeg.
Op zeeschepen was de dirk het touw waarmee de buitennok van de bezaansboom in de hoogte werd gehaald (de bezaan is het gaffelzeil dat aan de achterste mast wordt gevoerd).
Het blok was een zware houten kluister dat een gevangene om het been, de arm of de hals werd geslagen.
Vroeger brak de rechter zijn staf boven het hoofd van de veroordeelde. Vaak sprak hij hierbij de woorden : "Nu helpe u God, ik kan u niet meer helpen" of "ik verbreek met deze staf de band tussen u en de mensheid".
De bakermat was vroeger een mand van hout of matwerk voorzien van een hoge rug. De baker en het kind zaten in die mand als het kind moest worden verschoond en verzorgd.