Met de opkomst van automotrices en autorails — motorwagens en railbussen — gingen autofabrikanten zich rond 1930 op de spoorwegen richten. Zij hadden immers ervaring met verbrandingsmotoren en carrosserieën uit één stuk, terwijl de autoverkoop was teruggelopen door de economische crisis.
In Italië bouwde Fiat de Littorina’s. In Frankrijk introduceerde Renault de autorail, eerst alleen nog voor smalspoor. Bandenfabrikant Michelin bedacht de Micheline, een railvoertuig met rubberbanden. Ook Bugatti — in de Elzas gevestigde autofabrikant van Italiaanse komaf — kwam in 1933 met een autorail. Deze onderscheidde zich door de gestroomlijnde vorm en zeer hoge snelheid.
Bugatti
Rond 1900 vestigde de Italiaan Ettore Bugatti zich in de destijds Duitse Elzas. Na voor andere autofabrikanten gewerkt te hebben startte hij in 1909 zijn eigen bedrijf in Molsheim. Bugatti verwierf faam als maker van de snelste en meest exclusieve automobielen. Sinds de Eerste Wereldoorlog hoorde de Elzas bij Frankrijk.
Na een succesvolle periode volgde de economische crisis. Er bleek weinig vraag naar de zeer grote en dure Bugatti Royale Type 41. Om de hiervoor ontwikkelde motor toch kwijt te kunnen richtte Bugatti zich op een nieuwe markt: de spoorwegen. Samen met zijn zoon Jean ontwierp Ettore Bugatti de Wagon Rapide. Deze reed op een mengsel van benzine, benzeen en alcohol.
Présidentiel
De eerste autorail Bugatti werd gebouwd in 1933 en ingezet op het traject Parijs-Deauville met een gemiddelde snelheid van 116 km/h. De Franse president Albert Lebrun reisde ermee van Parijs naar Cherbourg. Het scheelde hem een uur reistijd. De gelegenheid was de opening van het Gare maritime transatlantique.
Sindsdien werden de autorails van dit eerste type, waarvan er in 1934-36 nog acht werden gebouwd, Présidentiel genoemd. De motorwagens hadden 48 zitplaatsen en waren ruim 23 meter lang. Het presidentiële gebruik en de daarop gebaseerd naamgeving droegen bij aan het luxe imago van de Bugatti’s.
Design en interieur
De gestroomlijnde vormgeving gaf de autorails een modern uiterlijk. De voor- en achter zijde waren afgevlakt met een lichte bolling. De scherpe hoeken naar de zijden toe waren minder aerodynamisch. Binnen hadden de passagiers een panoramisch zicht, aan de uiteindes niet belemmerd door de bestuurder. Die zetelde in een soort kraaiennest, een verhoogde cabine in het midden boven de motoren. Het moet spectaculair zijn geweest om voorin de Bugatti te zitten met een snelheid van zo’n 150 km/uur.
De passagiers zaten op ruime en comfortabele buisfauteuils met verstelbare rugleuningen. In de eerste klas beschikten ze over hoofdsteunen.
Etat
De eerste spoorwegmaatschappij die Bugatti’s in gebruik nam was de Chemins de fer de l’Etat. Deze was eind 19e eeuw door de Franse staat opgericht voor onrendabele lijnen in het westen van het land en uitgegroeid tot een van de vijf grote réseaux. In 1928 werd Raoul Dautry directeur van ETAT. Hij ging met moderniseringen de concurrentie aan met het opkomende autoverkeer. Nieuwe lijnen werden aangelegd en bestaande geëlektrificeerd. Nieuwe treintypes werden geïntroduceerd, waaronder de Autorail Bugatti.
PLM
De tweede maatschappij die autorails van Bugatti inzette was de PLM, die Parijs met Lyon en de Middellandse Zee verbond. Op deze lange afstanden was de hoge snelheid van de Bugatti’s zeer welkom. Ze reden vanaf 1934 naar naar Vichy en Lyon, en het jaar daarop ook tussen Marseille en Nice.
De Bugatti’s brachten de reistijd tussen Parijs en Lyon terug tot minder dan 5 uur, zoals een affiche liet zien. Het werd voor de PLM gemaakt door spoorschilder en illustrator Émile André Schefer (1896-1942). De voornaamste kenmerken van de autorails, de snelheid en het moderne uiterlijk, kwamen daarop goed naar voren.
Reclame
Bugatti maakte ook zelf reclamemateriaal, gericht op spoorwegmaatschappijen in binnen- en buitenland, maar ook op autokopers. Het moderne imago van de autorails straalde immers af op de automobielen. De reclameslogan Le Pur Sang de l’Automobile werd uitgebreid met et du Rail.
Bugatti presenteerde de autorails op de Wereldtentoonstelling van 1937. Hoewel er veel internationale belangstelling was— zowel op de expo als in het algemeen — is het nooit van export gekomen.
Snelheidsrecord
De autorails blonken uit in snelheid, net als Bugatti’s auto’s. Daarom weren ze in tegenstelling tot andere motorwagens geschikt voor sneltreinverkeer op lange afstanden. De eerste autorail haalde bij testritten al een topsnelheid van 173 km/h. In 1937 werd tussen Straatsburg en Parijs het wereldrecord voor railvoertuigen gevestigd met maar liefst 196 km/uur, gemeten over 10 kilometer.
Snelheidsrecords zijn moeilijk objectief vast te stellen. Ze hangen af van meetmethodes en omstandigheden. Niet alle claims van fabrikanten worden erkend. Het Bugatti-record werd in ieder geval snel overtroffen. De Britse stoomloc Mallard haalde 202 km/h in 1938 en een Duits dieseltreinstel een jaar later 215 km/h.
Fabriek Molsheim
Bugatti was oorspronkelijk een ambachtelijk bedrijf. De exclusieve auto’s werden in kleine series geproduceerd door lokale werklieden en Ettore Bugatti zag zelf toe op elk detail. Het succes van de autorails maakte van Bugatti echter een industrieel bedrijf. Arbeiders van buiten moesten worden aangetrokken, vakbonden zorgden voor andere verhoudingen. Ettore kon niet meer de controle uitoefenen die hij gewend was en liet de leiding over aan zijn zoon Jean.
Einde
De motorwagens van Bugatti waren een relatief kort leven beschoren. Al na zo’n 20 jaar werden ze uit dienst genomen, de laatste in 1958. De reden hiervoor was het hoge brandstofverbruik. Net als Bugatti-auto’s waren zo mooi en snel, maar bepaald niet zuinig. Van de 88 autorails Bugatti is er slechts één bewaard gebleven.
Het bewaarde exemplaar is nummer vier van de eerste serie Présidentiel, gebouwd in 1934. Hij werd tot 1970 ingezet als meetrijtuig. In 1980 werd de Bugatti teruggebracht in oorspronkelijk staat. Tegenwoordig staat hij in het museum Cité du Train in Mulhouse, niet zo ver van de plek waar hij 80 jaar geleden is gebouwd.
Uitgebreide versie van dit artikel met veel beeldmateriaal op retours, digitaal magazine over spoorweghistorie en design